Kitabı oku: «Eens Weg», sayfa 3

Yazı tipi:

Hoofdstuk 4

De witte vlam van de gasbrander zwaaide voor Riley heen en weer. Ze moest steeds wegduiken om de vlam te ontwijken en zich niet te branden. Ze werd verblind door het licht en kon zelfs het gezicht van haar ontvoerder niet zien. Terwijl de brander heen en weer zwaaide, leek het alsof het ding een spoor in de lucht achterliet.

“Stop daarmee!” schreeuwde ze. “Stop!”

Haar stem was rauw en schor van het schreeuwen. Ze vroeg zich af waarom ze de moeite nam. Ze wist dat hij niet zou stoppen met haar martelen totdat ze dood was.

Op dat moment hief hij een luchthoorn en blies in haar oor.

Een auto toeterde. Riley kwam met een schok terug in het heden en zag dat het verkeerslicht bij het kruispunt op groen was gesprongen. Een rij auto’s wachtte achter haar en ze trapte het gas in.

Met klamme handen duwde Riley de herinneringen weg uit haar gedachten en concentreerde zich op waar ze was. Ze ging Marie Sayles bezoeken, de enige andere overlevende van het onuitsprekelijke sadisme van haar bijna-moordenaar. Ze was boos op zichzelf omdat ze het toeliet dat de flashbacks haar overdonderden. Het was haar gelukt om haar gedachten al anderhalf uur bij het verkeer te houden en ze vond dat ze het heel goed deed.

Riley reed Georgetown binnen, langs exclusieve victoriaanse huizen, en parkeerde bij het adres dat Marie haar telefonisch had doorgegeven: een rood, bakstenen herenhuis met een fraaie erker. Ze bleef nog even in de auto zitten, in tweestrijd of ze wel naar binnen zou gaan. Ze schraapte haar moed bij elkaar.

Uiteindelijk stapte ze uit. Terwijl ze de traptreden op liep, was ze blij te zien dat Marie haar bij de deur stond op te wachten, somber maar elegant gekleed. Marie glimlachte zwakjes; haar gezicht zag er moe en getekend uit. Afgaande op de kringen onder haar ogen was Riley er behoorlijk zeker van dat ze gehuild had. Dat was geen verrassing. Zij en Marie hadden elkaar wekenlang veel gezien tijdens hun videochats en er was niet veel wat ze voor elkaar konden verbergen.

Toen ze elkaar omhelsden, merkte Riley meteen dat Marie niet zo lang en stevig was als ze verwacht had. Zelfs op hoge hakken was Marie een stuk kleiner dan Riley, haar postuur smal en tenger. Dat verraste Riley. Zij en Marie hadden veel gepraat, maar ze ontmoetten elkaar nu voor het eerst persoonlijk. De tengerheid van Marie leek haar nog moediger te maken vanwege wat ze had doorgemaakt.

Riley nam de omgeving in zich op terwijl zij en Marie naar de eetkamer liepen. De ruimte was onberispelijk schoon en smaakvol ingericht. Normaliter zou het een vrolijk huis voor een succesvolle, alleenstaande vrouw zijn. Maar Marie hield alle gordijnen dicht en de verlichting gedimd. De sfeer was merkwaardig benauwend. Riley wilde het niet toegeven, maar het deed haar aan haar eigen huis denken.

Marie had een lichte lunch klaarstaan op de eetkamertafel, en zij en Riley gingen zitten. Er hing een pijnlijke stilte. Riley voelde dat ze zweette en ze wist niet waarom. Nu ze Marie zag, kwam het allemaal weer terug.

“Nou... Hoe voelde het?” vroeg Marie voorzichtig. “Om naar buiten te gaan?”

Riley glimlachte. Marie wist beter dan wie dan ook hoeveel moeite de rit van vandaag haar had gekost. “Redelijk goed,” zei Riley. “Behóórlijk goed, eigenlijk. Ik had maar één slecht moment.”

Marie knikte. Het was duidelijk dat ze het begreep. “Nou, je hebt het gedaan,” zei Marie. “En dat was moedig.”

Moedig, dacht Riley. Zo zou ze zichzelf niet omschreven hebben. Misschien ooit, toen ze nog actief als agent aan het werk was. Zou ze zichzelf ooit weer zo omschrijven?

“En jij?” vroeg Riley. “Hoe vaak kom jij buiten?”

Marie werd stil.

“Je komt helemaal je huis niet uit, hè?” vroeg Riley.

Marie schudde haar hoofd.

Riley reikte naar voren en pakte meelevend haar pols vast. “Marie, je moet het proberen,” drong ze aan. “Als je op deze manier binnen blijft, is het net alsof hij je nog steeds gevangenhoudt.”

Er kwam een snik uit Maries keel.

“Het spijt me,” zei Riley.

“Het geeft niet. Je hebt gelijk.”

Riley keek naar Marie terwijl ze een tijdje zwijgend aten. Ze wilde graag denken dat het goed ging met Marie, maar ze moest toegeven dat ze er verontrustend kwetsbaar uitzag. Hierdoor vreesde ze ook voor zichzelf: zag zij er ook zo slecht uit?

Riley vroeg zich af of het goed was voor Marie dat ze alleen woonde. Zou het beter met haar gaan als ze een man of vriend had? Toen vroeg ze zich dat ook over zichzelf af. Maar ze wist dat het antwoord waarschijnlijk nee was voor hen beiden. Ze waren allebei emotioneel niet in staat om een langdurige relatie te onderhouden. Het zou alleen maar een tijdelijk steuntje in de rug zijn.

“Heb ik je eigenlijk ooit bedankt?” vroeg Marie na een tijdje, waarmee ze de stilte verbrak.

Riley glimlachte. Ze wist heel goed dat Marie doelde op het feit dat ze haar gered had. “Heel vaak,” zei Riley. “En dat is niet nodig. Echt.”

Marie prikte met een vork in haar eten. “Heb ik ooit gezegd dat het me spijt?”

Riley was verrast. “Spijt? Hoezo?”

Marie sprak moeizaam. “Als je mij daar niet uit had gehaald, zou jij niet gepakt zijn.”

Riley kneep zachtjes in de hand van Marie. “Marie, ik deed gewoon mijn werk. Je mag je niet schuldig voelen over iets wat niet jouw fout was. Je hebt al genoeg om te verwerken.”

Marie knikte bevestigend. “Alleen al uit bed komen is iedere dag een uitdaging,” gaf ze toe. “Ik denk dat je wel gezien hebt dat ik alles donker hou. Fel licht doet me aan die gasbrander van hem denken. Ik kan niet eens televisie kijken, of naar muziek luisteren. Ik ben bang dat iets me besluipt en ik het niet hoor. Ik raak van elk geluid in paniek.” Marie begon nu stilletjes te snikken. “Ik zal de wereld nooit meer hetzelfde zien. Nooit meer. Er is zoveel kwaad, overal om ons heen. Ik had er geen idee van. Mensen zijn tot zulke afschuwelijke dingen in staat. Ik weet niet hoe ik ooit weer mensen zal vertrouwen.”

Terwijl Marie huilde, wilde Riley haar geruststellen, haar vertellen dat ze ernaast zat. Maar een deel van Riley was er niet zeker van of dat wel zo was.

Uiteindelijk keek Marie haar aan. “Waarom ben je vandaag hierheen gekomen?” vroeg ze op de man af.

Riley werd door haar directheid overrompeld, en door het feit dat ze het eigenlijk zelf niet echt wist. “Ik weet niet,” zei ze. “Ik wilde je gewoon opzoeken. Kijken hoe het met je gaat.”

“Er is nog iets,” zei Marie, en ze kneep haar ogen samen met een griezelige waarneming.

Misschien had ze gelijk, dacht Riley. Riley dacht aan het bezoekje van Bill en ze besefte dat ze hier inderdaad vanwege de nieuwe zaak was gekomen. Wat wilde ze van Marie? Advies? Toestemming? Aanmoediging? Geruststelling? Een deel van haar wilde dat Marie tegen haar zei dat ze gek was. Dan hoefde ze niets te doen en kon ze Bill vergeten. Maar misschien was er een ander deel van haar dat wilde dat Marie haar zou aansporen om het te doen.

Riley zuchtte. “Er is een nieuwe zaak,” zei ze. “Nou ja, niet een níéuwe zaak. Maar een oude zaak die nooit is opgelost.”

Marie’s uitdrukking werd gespannen en ernstig.

Riley slikte.

“En je komt vragen of je het moet doen?” vroeg Marie.

Riley haalde haar schouders op. Maar ze keek ook op en zocht in de ogen van Marie naar geruststelling, aanmoediging. En op dat ogenblik besefte ze dat dat precies was wat ze hier hoopte te vinden.

Maar tot haar teleurstelling liet Marie haar blik zakken en schudde ze langzaam haar hoofd. Riley bleef op antwoord wachten, maar in plaats daarvan volgde er een eindeloze stilte. Riley voelde dat er een specifieke angst in Marie rondwaarde.

In de stilte keek Riley het appartement rond en haar blik viel op de huistelefoon van Marie. Ze was verbaasd toen ze zag dat deze niet aangesloten was. “Wat is er met je telefoon?” vroeg Riley.

Marie keek nu beslist getroffen en Riley wist dat ze een echte zenuw geraakt had.

“Hij blijft me bellen,” fluisterde Marie bijna onhoorbaar.

“Wie?”

“Peterson.”

Rileys hart zat in haar keel. “Peterson is dood,” antwoordde ze met trillende stem. “Ik heb de boel daar in brand gestoken. Ze hebben zijn lichaam gevonden.”

Marie schudde haar hoofd. “Degene die ze vonden had iedereen wel kunnen zijn. Het was hem niet.”

Riley werd overspoeld door een golf van paniek. Haar eigen ergste angsten kwamen weer aan de oppervlakte. “Iedereen zei dat hij het was,” zei Riley.

“En jij gelooft dat echt?”

Riley wist niet wat ze moest zeggen. Het was niet het juiste moment om haar eigen angsten aan Marie toe te vertrouwen. Tenslotte had Marie waarschijnlijk waanvoorstellingen. Maar hoe kon Riley haar overtuigen van iets wat ze zelf niet helemaal geloofde?

“Hij blijft bellen,” zei Marie weer. “Hij belt en ademt en hangt op. Ik weet dat hij het is. Hij leeft. Hij stalkt me nog steeds.”

Riley voelde een koude, griezelige angst. “Het is waarschijnlijk gewoon een of andere hijger,” zei ze, terwijl ze deed alsof ze kalm was. “Maar ik kan vragen of het Bureau het uitzoekt. Ik kan ervoor zorgen dat ze een surveillanceauto sturen als je bang bent. Ze kunnen de telefoontjes traceren.”

“Nee!” zei Marie scherp. “Nee!”

Riley staarde haar verward aan. “Waarom niet?” vroeg ze.

“Ik wil hem niet kwaad maken,” fluisterde Marie.

Riley was overdonderd en voelde een paniekaanval opkomen. Ze besefte plotseling dat het helemaal geen goed idee was geweest om hier te komen. Sterker nog, ze voelde zich slechter dan eerst. Ze wist dat ze geen moment langer in deze beklemmende eetkamer kon zitten. “Ik moet gaan,” zei Riley. “Het spijt me. Mijn dochter wacht.”

Plotseling greep Marie met verrassend veel kracht Rileys pols vast. Haar nagels begroeven zich in Rileys huid.

Ze staarde terug, met zoveel intensiteit in haar ijzig blauwe ogen dat het Riley beangstigde. Die achtervolgende blik brandde zich diep in haar ziel.

“Neem die zaak aan,” drong Marie aan.

Riley zag in haar ogen dat Marie de nieuwe zaak en Peterson door elkaar haalde, ze voegde ze samen tot één.

“Zorg dat je die klootzak vindt,” voegde ze eraan toe. “En dood hem voor mij.”

Hoofdstuk 5

De man bleef op korte, maar discrete afstand van de vrouw. Hij keek slechts vluchtig haar kant op. Hij legde voor de vorm een paar spullen in zijn mandje, zodat het leek alsof hij gewoon een klant was. Hij feliciteerde zichzelf met hoe onopvallend hij kon zijn. Niemand kon zijn echte macht raden.

Maar hij was nooit het soort man geweest dat veel aandacht trok. Als kind had hij zich nagenoeg onzichtbaar gevoeld. Nu, na al die tijd, kon hij zijn eigen onbeduidendheid in zijn voordeel gebruiken.

Een paar tellen geleden had hij pal naast haar gestaan, iets meer dan een halve meter bij haar vandaan. Ze was zo druk bezig geweest met shampoo uitzoeken dat ze hem niet eens opgemerkt had.

Hij wist genoeg over haar. Hij wist dat ze Cindy heette; dat haar man een kunstgalerie bezat; dat zij in een kliniek voor gratis medische hulp werkte. Vandaag was een van haar vrije dagen. Nu stond ze met iemand te bellen; haar zus, zo te horen. Ze lachte om iets wat diegene tegen haar zei. Hij kleurde rood van woede en vroeg zich af of ze om hem lachte, net zoals alle meisjes vroeger deden. Zijn woede werd erger.

Cindy droeg een korte broek, een topje en duur uitziende hardloopschoenen. Hij had haar vanuit zijn auto bekeken terwijl ze aan het joggen was en wachtte totdat ze klaar was met rennen en naar de supermarkt ging. Hij kende haar gewoonten op een vrije dag als deze. Ze nam de boodschappen mee naar huis, ruimde ze op, nam een douche en ging daarna met haar man lunchen.

Ze had haar goede figuur voornamelijk te danken aan haar training. Ze was niet ouder dan dertig, maar de huid bij haar dijen was niet strak meer. Ze was waarschijnlijk ooit veel afgevallen, misschien nog niet zo lang geleden. Daar was ze vast en zeker trots op.

Plotseling liep de vrouw naar de dichtstbijzijnde kassa. Dat verraste de man. Ze was eerder klaar met winkelen dan normaal. Hij ging snel achter haar in de rij staan en duwde bijna een andere klant uit de weg. Hij berispte zichzelf in stilte.

Terwijl de caissière met de boodschappen van de vrouw bezig was, schoof hij naar voren en stond extreem dicht bij haar; dichtbij genoeg om haar lichaamsgeur te ruiken, nu zweterig en scherp na haar intensieve hardlopen. Het was een geur die hij binnenkort verwachtte veel, veel beter te leren kennen. Maar dan zou de geur met een ander luchtje vermengd zijn; een luchtje dat hem fascineerde vanwege de eigenaardigheid en mysterieusheid ervan.

De geur van pijn en verschrikking.

Heel even voelde de belager zich opgewonden, zelfs aangenaam licht in zijn hoofd, met verlangende verwachting.

Nadat ze haar boodschappen betaald had, duwde ze haar karretje door de automatische glazen deuren de parkeerplaats op.

Hij had geen haast om zijn eigen boodschappen te betalen. Hij hoefde haar niet naar huis te volgen. Hij was daar al geweest, was zelfs ín haar huis geweest. Hij had zelfs haar kleren aangeraakt. Hij zou weer aan zijn surveillance beginnen als ze klaar was met werken.

Het zal nu niet lang meer duren, dacht hij. Helemaal niet lang meer.

*

Nadat Cindy MacKinnon in haar auto gestapt was, bleef ze even zitten. Ze trilde en wist niet waarom. Ze dacht weer aan het eigenaardige gevoel dat ze zojuist in de supermarkt had. Het was het griezelige, irrationele gevoel dat ze bekeken werd. Maar het was meer dan dat. Het duurde even voordat ze haar vinger erop kon leggen.

Eindelijk besefte ze dat het een gevoel was dat iemand haar kwaad wilde doen.

Ze trilde hevig. Gedurende de afgelopen paar dagen had ze dat gevoel nu en dan. Ze vermande zichzelf, ervan overtuigd dat het compleet ongegrond was. Ze schudde alle restjes van dat gevoel van zich af. Terwijl ze haar auto startte, dwong ze zichzelf om aan iets anders te denken. Ze glimlachte toen ze terugdacht aan haar gesprek met haar zus, Becky. Later in de middag zou Cindy haar helpen met het grote verjaardagsfeest van haar driejarige dochtertje, compleet met gebak en ballonnen.

Het zou een prachtige dag worden, dacht ze.

Hoofdstuk 6

Riley zat naast Bill in de SUV, en terwijl hij schakelde om het voertuig met vierwielaandrijving verder de heuvels op te rijden, veegde ze haar handpalmen aan haar broek af. Ze wist niet wat ze van dat zweten moest denken en ze wist niet wat ze ervan moest denken waarom ze hier waren. Na zes weken niet werken, wist ze niet meer wat haar lichaam haar vertelde. Het voelde onwerkelijk om terug te zijn.

Riley was ongerust over de ongemakkelijke spanning. Zij en Bill hadden nauwelijks gesproken tijdens de rit, die ruim een uur duurde. Hun oude kameraadschap, hun speelsheid, hun buitengewone verstandhouding: daar was nu niets van te bespeuren. Riley wist bijna zeker waarom Bill zo terughoudend was. Niet omdat hij ongemanierd was, maar hij was bezorgd. Hij had kennelijk ook zijn twijfels of ze wel alweer aan het werk zou moeten zijn.

Ze reden naar Mosby State Park. Bill had haar verteld dat daar het meest recente moordslachtoffer gevonden was. Onderweg nam Riley de geografie om haar heen in zich op en langzaam kwam haar oude gevoel van professionaliteit terug. Ze wist dat ze zichzelf tot de orde moest roepen.

Zorg dat je die klootzak vindt en dood hem voor mij.

De woorden van Marie achtervolgden haar en spoorden haar aan. Ze maakten haar beslissing eenvoudig.

Maar niets leek eenvoudig op dit moment. Ten eerste maakte ze zich zorgen over April. Haar naar het huis van haar vader sturen was voor geen van hen ideaal. Maar vandaag was het zaterdag en Riley wilde niet tot maandag wachten om de plaats delict te zien.

De stilte deed haar angst groeien en ze had een wanhopige behoefte om te praten. Ze pijnigde haar hersenen op zoek naar iets om te zeggen. Ten slotte zei ze: “Ga je me nog vertellen wat er tussen jou en Maggie aan de hand is?”

Bill keek haar verrast aan, en ze wist niet zeker of dat kwam doordat ze de stilte verbrak of vanwege haar botte vraag. Wat de reden ook was, ze had er meteen spijt van. Mensen zeiden vaak tegen haar dat haar botheid onprettig was. Het was nooit haar bedoeling om bot te zijn; ze wilde gewoon geen tijd verdoen.

Bill ademde uit. “Ze denkt dat ik vreemdga.”

Riley voelde een schok van verbazing. “Wát?”

“Met mijn werk,” zei Bill en hij lachte een beetje zuur. “Ze denkt dat ik met mijn werk vreemdga. Ze denkt dat ik meer van dit alles hou dan van haar. Ik blijf haar vertellen dat ze niet zo gek moet doen. Maar goed, ik kan er niet mee stoppen; met mijn werk niet, in elk geval.”

Riley schudde haar hoofd. “Klinkt net als Ryan. Hij was vreselijk jaloers toen we nog samen waren.”

Ze stopte even voordat ze Bill de hele waarheid zou vertellen. Haar ex-man was niet jaloers geweest op Rileys werk. Hij was jaloers geweest op Bill. Ze had zich vaak afgevraagd of Ryans jaloezie gegrond was. Ondanks de ongemakkelijkheid van vandaag voelde het ontzettend goed om gewoon bij Bill in de buurt te zijn. Was dat gevoel alleen maar professioneel?

“Ik hoop niet dat deze trip voor niets is,” zei Bill. “De plaats delict is al opgeruimd.”

“Dat weet ik. Ik wil het gewoon met eigen ogen zien. Foto’s en verslagen zijn niet genoeg voor mij.”

Riley begon zich een beetje duizelig te voelen. Ze was er zeker van dat het door de hoogte kwam, omdat ze nog steeds stegen. Verwachting had er ook wat mee te maken. Haar handpalmen zweetten nog steeds. “Hoe ver is het nog?” vroeg ze, terwijl ze het woud dichter zag worden en het terrein steeds meer afgelegen werd.

“Niet ver meer.”

Een paar minuten later reed Bill van de weg af in de richting van een paar grove bandensporen. De auto hobbelde door de sporen en kwam na ongeveer vijfhonderd meter in het dichte woud tot stilstand. Hij zette de motor uit, draaide zich naar Riley om en keek haar bezorgd aan. “Weet je zeker dat je dit wilt doen?” vroeg hij.

Ze wist precies wat hem zorgen baarde. Hij was bang dat ze flashbacks van haar traumatische gevangenschap zou krijgen. Het maakte niet uit dat dit een totaal andere zaak was, met een andere moordenaar.

Ze knikte. “Ik weet het zeker,” zei ze, allesbehalve overtuigd van wat ze zei. Ze stapte uit en liep achter Bill aan, van de weg af en over een smal begroeid pad door het bos. Ze hoorde het kabbelen van een beekje ergens vlakbij. Terwijl het gewas dikker werd, moest ze zich onder laaghangende takken door wurmen en kleverige kleine klissen plakten aan haar broek. Ze ergerde zich bij het idee dat ze die er straks af moest plukken.

Eindelijk kwamen zij en Bill bij de oever tevoorschijn. Riley was meteen onder de indruk van hoe mooi deze plek was. Het zonlicht viel door de bladeren heen en belichtte het kabbelende water met een caleidoscopisch licht. Het regelmatige gekabbel van de stroom was rustgevend. Het was vreemd om te bedenken dat dit een afschuwelijke plaats delict was.

“Ze is hier gevonden,” zei Bill, terwijl hij haar naar een breed, plat rotsblok leidde.

Toen ze daar stonden, keek Riley om zich heen en ademde diep in. Ja, ze had er goed aan gedaan om hier te komen. Ze voelde het.

“De foto’s?” vroeg Riley.

Ze hurkte naast Bill op het rotsblok neer en ze bladerden door een map vol met foto’s die genomen waren vlak nadat het lichaam van Reba Frye gevonden was. Een andere map zat vol met verslagen en foto’s van de moord die zij en Bill zes maanden geleden onderzocht hadden; de moord die ze niet opgelost hadden.

Door die foto’s kwamen de herinneringen aan de eerste moord levendig terug. Het bracht haar meteen terug naar het platteland bij Daggett. Ze dacht aan hoe Rogers op een vergelijkbare manier tegen een boom aan was geplaatst.

“Lijkt veel op onze oude zaak,” merkte Riley op. “Beide vrouwen in de dertig, allebei met kleine kinderen. Dat lijkt bij zijn werkwijze te horen. Hij heeft het op moeders voorzien. We moeten navraag doen bij oudergroepen, uitzoeken of er enig verband tussen de twee vrouwen bestaat, of tussen hun kinderen.”

“Ik zal er iemand op zetten,” zei Bill. Hij maakte nu aantekeningen.

Riley ging verder met de verslagen en de foto’s bekijken, en ze vergeleek ze met de daadwerkelijke plek. “Dezelfde wurgmethode, met een roze lint,” viel haar op. “Een andere pruik en hetzelfde soort neproos voor het lichaam.” Riley hield twee foto’s naast elkaar omhoog. “Ook de ogen zijn open genaaid,” zei ze. “Als ik het me goed herinner, zei de forensische recherche dat de ogen van Rogers ná de dood open genaaid waren. Was dat ook zo bij Frye?”

“Ja, ik denk dat het zijn bedoeling was dat ze hem zelfs nadat ze dood waren nog konden zien.”

Ineens voelde Riley een rilling over haar rug lopen. Ze was dat gevoel bijna vergeten. Ze kreeg dat altijd als ze op het punt stond een zaak te begrijpen en het gevoel had dat alle puzzelstukjes in elkaar pasten. Ze wist niet of ze zich hierdoor aangemoedigd of bang moest voelen. “Nee,” zei ze. “Dat is het niet. Het maakte hem niets uit of de vrouwen hem konden zien.”

“Maar waarom heeft hij het dan gedaan?”

Riley antwoordde niet. Er begonnen allemaal ideeën bij haar op te borrelen. Ze was opgewonden. Maar ze was er nog niet klaar voor om het in woorden uit te drukken, zelfs niet voor zichzelf.

Ze legde foto’s in paren naast elkaar op het rotsblok en wees Bill op details. “Ze zijn níét precies hetzelfde,” zei ze. “Het lichaam in Daggett was niet zo zorgvuldig gepositioneerd. Hij heeft geprobeerd dat lichaam te verplaatsen toen het al stijf was. Ik denk dat hij haar dit keer hierheen gebracht heeft vóórdat de lijkstijfheid intrad. Anders had hij haar niet zo...”

Ze onderdrukte de drang om de zin te laten eindigen met “mooi neergezet”. Toen besefte ze dat “mooi” precies het woord was dat ze gebruikt zou hebben in de periode vóór haar gevangenschap en marteling. Ja, ze kwam er weer in en ze voelde dezelfde duistere obsessie vanbinnen groeien. Er zou al snel geen weg meer terug zijn. Maar was dat goed of niet?

“Wat is dat in Fryes ogen?” vroeg ze en ze wees naar een foto. “Dat blauw ziet er onnatuurlijk uit.”

“Contactlenzen,” antwoordde Bil.

De rilling over Rileys rug werd sterker. Het lijk van Eileen Rogers had geen contactlenzen gehad. Dat was een belangrijk verschil. “En die glans op haar huid?” vroeg ze.

“Vaseline,” zei Bill.

Nog een belangrijk verschil. Ze voelde dat haar ingevingen met een adembenemende snelheid op zijn plek vielen. “Wat zeiden de forensisch rechercheurs over de pruik?” vroeg ze aan Bill.

“Nog niets, behalve dat die is samengesteld uit stukken van goedkope pruiken.”

Rileys opwinding groeide. Bij de laatste moord had de moordenaar een eenvoudige, hele pruik gebruikt, niet iets wat aan elkaar geknutseld was. Net als de roos was de pruik zo goedkoop geweest dat de onderzoekers niet hadden kunnen achterhalen waar hij vandaan kwam. Riley voelde dat de puzzelstukjes samenvielen; niet de hele puzzel, maar een groot deel ervan. “Wat is de forensische recherche met deze pruik van plan?” vroeg ze.

“Hetzelfde als de vorige keer: de vezels nagaan, proberen om via pruikenhandels te traceren waar hij vandaan komt.”

Geschrokken door de krachtige zekerheid in haar eigen stem zei Riley: “Ze verdoen hun tijd.”

Bill keek haar aan en was duidelijk overrompeld. “Waarom?”

Ze voelde de bekende ongeduldigheid met Bill die ze altijd voelde wanneer ze twee stappen sneller dacht dan hij. “Kijk naar het beeld dat hij ons wil laten zien. Blauwe contactlenzen geven de ogen de uitstraling alsof ze niet echt zijn. Oogleden open genaaid, zodat de ogen wagenwijd open blijven. Het lichaam overeind gezet, de benen op een rare manier uitgespreid. Vaseline om de huid op plastic te laten lijken. Een pruik die uit stukjes kleine pruiken is samengesteld; geen menselijke pruiken, maar póppenpruiken. Hij wilde dat beide slachtoffers er als poppen uitzagen, ze zijn als naakte poppen tentoongesteld.”

“Jezus,” zei Bill, en hij maakte koortsachtig aantekeningen. “Waarom hebben we dit de vorige keer niet gezien, in Daggett?”

Het antwoord leek zo klaar als een klontje voor Riley, die een ongeduldige kreun onderdrukte. “Hij was er toen nog niet goed genoeg in,” zei ze. “Hij was nog aan het uitvogelen hoe hij de boodschap moest overbrengen. Hij leert al doende.”

Bill keek van zijn notitieblok op en schudde vol bewondering zijn hoofd. “Verdomme, ik heb je gemist.”

Hoezeer ze het compliment ook waardeerde, Riley wist dat er een nog groter besef aan zat te komen. En ze wist door jarenlange ervaring dat het niet geforceerd kon worden. Ze moest zich gewoon ontspannen en het tot haar laten komen. Ze hurkte stil op het rotsblok neer en wachtte tot het gebeurde. Terwijl ze wachtte plukte ze aan de kleine klissen op haar broek. Verdomd irritant, dacht ze.

Plotseling viel haar blik op het oppervlak van het gesteente onder haar voeten. Er lagen nog meer kleine klissen, sommige heel en andere in stukjes gebroken, tussen de klissen die zij van haar broek plukte. “Bill,” zei ze, en haar stem trilde van opwinding, “lagen deze kleine klissen hier al toen je het lichaam vond?”

Bill haalde zijn schouders op. “Dat weet ik niet.”

Haar handen trilden en zweetten meer dan ooit. Ze greep een stapel foto’s en bladerde er doorheen totdat ze een vooraanzicht van het lijk vond. Daar, tussen de gespreide benen en rondom de roos, lag een groepje kleine vlekjes. Dat waren klissen; dezelfde soort klissen die ze zojuist gevonden had. Maar niemand had gedacht dat ze belangrijk waren. En niemand had zelfs de moeite genomen om ze weg te vegen nadat de plaats delict was opgeruimd.

Riley sloot haar ogen en liet haar verbeelding de vrije loop gaan. Ze voelde zich licht in haar hoofd, duizelig zelfs. Het was een gevoel dat ze maar al te goed kende: een gevoel alsof ze in een afgrond viel, in een afschuwelijk zwarte leegte, in het kwaadaardig hoofd van de moordenaar. Ze stapte in zijn schoenen, in zijn ervaring. Het was een gevaarlijke en beangstigende plek. Maar ze hoorde daar, nu in elk geval wel. Ze omarmde het.

Ze voelde het zelfvertrouwen van de moordenaar terwijl hij het lichaam over het pad naar de beek sleepte. Hij was er absoluut zeker van dat hij niet gepakt zou worden, hij had helemaal geen haast. Hij zou zelfs wel kunnen neuriën of fluiten. Ze voelde zijn geduld, zijn vakmanschap en bekwaamheid, terwijl hij het lijk op het rotsblok neerlegde.

En ze kon het afgrijselijke tafereel via zijn ogen zien. Ze voelde zijn intense tevredenheid over de goede uitvoering; hetzelfde warme gevoel van voldoening dat zij altijd had als ze een zaak had opgelost. Hij had op deze rots gehurkt en even gepauzeerd – of zolang als hij wilde – om zijn eigen werk te bewonderen.

En terwijl hij dat deed, had hij de klissen van zijn broek geplukt. Hij had de tijd genomen. Hij had niet de moeite genomen om ermee te wachten totdat hij weg en veilig was. En ze hoorde hem bijna haar eigen woorden letterlijk hardop zeggen.

Verdomd irritant.

Ja, hij had zelfs de tijd genomen om de klissen van zijn broek te plukken.

Riley ademde scherp in en haar ogen sprongen open. Ze voelde de klis in haar eigen hand en merkte hoe stekelig hij was. Scherp genoeg om wondjes te veroorzaken. “Verzamel die klissen,” beval ze. “We kunnen er misschien een klein beetje DNA op vinden.”

Bills ogen gingen wagenwijd open en hij pakte meteen een zakje en een pincet. Terwijl hij bezig was, werkte haar brein op volle toeren. Ze was nog niet klaar. “We hebben het al die tijd verkeerd gehad,” zei ze. “Dit is niet zijn tweede moord. Het is zijn derde.”

Bill stopte en keek duidelijk stomverbaasd op. “Hoe weet je dat?” vroeg hij.

Rileys hele lichaam verstrakte, terwijl ze haar getril onder controle probeerde te houden. “Hij is te goed geworden. Zijn leertijd is voorbij. Hij is nu ervaren. En hij is pas net begonnen. Hij hóúdt van zijn werk. Nee, dit is minstens de derde keer.” Rileys keel kneep samen en ze slikte moeizaam.

“En de volgende zal niet lang op zich laten wachten.”

Metin, ses formatı mevcut
Yaş sınırı:
16+
Litres'teki yayın tarihi:
10 ekim 2019
Hacim:
271 s. 2 illüstrasyon
ISBN:
9781632919694
İndirme biçimi:
Metin
Ortalama puan 3,4, 10 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 2,5, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 3, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 4,5, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre