Sadece Litres'te okuyun

Kitap dosya olarak indirilemez ancak uygulamamız üzerinden veya online olarak web sitemizden okunabilir.

Kitabı oku: «Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden», sayfa 13

Yazı tipi:

HOOFDSTUK XIV.
VOORTBRENGSELEN

De Leges de Indias (wetten van de Indiën) erkennen met geestdrift de ongeregtigheden en onregtvaardigheden, waarvan de Indianen voortdurend de slagtoffers zijn, en trachten de geneesmiddelen daartegen te verschaffen; zij verklaren onbillijke overeenkomsten nietig, gelasten de overheden om daden van verdrukking streng te straffen en zeggen ronduit, dat de transactiën van de Spaansche kolonisten dikwijls zijn geweest «de ondergang van de Indianen». Zij doen uitkomen, dat in sommige gevallen door schraapzucht, in andere door vadsigheid, misdadige handelingen zijn gepleegd door de Mestizen, die gewoonlijk de tusschenpersonen zijn bij overeenkomsten tusschen kolonisten en inlanders. De plaatselijke ordenanzas, die talrijk zijn en zeer vele punten behandelen, hebben ten doel den Indiaan de vruchten van zijn’ arbeid te verzekeren – hem te beschermen tegen zijne eigene ondoordachtzaamheid en de schraapzieke afpersingen van hen, tot wie hij zich wendt, als hij in moeijelijkheden verkeert; zij voorzien tegen de usurpatie van zijne gronden, verklaren den souverein tot regtmatigen eigenaar van hetgeen door geen erfgenaam wordt opgeeischt, en dringen er op aan, dat de Indiaan overal van den grond, dien hij bebouwt, op eene voldoende wijze de middelen van bestaan zal erlangen; de ophooping van eigendommen, welke door kerkelijke ligchamen van de Indianen zijn verkregen, wordt er in verboden, en desniettegenstaande zijn onmetelijke landerijen in het bezit van de monniken-orden. Er bestaan ook bepalingen, om gemeentegronden voor algemeen gebruik af te zonderen, afgescheiden van de private bezittingen. Verscheidene dier verordeningen hebben zulk een onbepaald karakter, dat men daardoor zeker kan zijn, dat zij niet worden nageleefd; andere dalen tot zulke particulariteiten en specialiteiten af, dat het onmogelijk is, ze op te volgen. Het een-en-zeventigste artikel bijv. noodzaakt de Indianen «om nuttige boomen, geschikt voor den grond, te planten», om tarwe, rijst, maïs, groenten, katoen, peper, enz. op geschikte plaatsen te zaaijen – om te onderhouden «elk soort van vee, eigenaardig aan de localiteit»; om «vruchten te doen groeijen in hunne tuinen en boomgaarden rondom hunne huizen»; om te houden «op zijn minst twaalf kippen en een haan» (eene zeer overtollige wetsbepaling) en «een jong varken van het vrouwelijk geslacht»; zij moeten aangemoedigd worden om kleederen en touwwerk te vervaardigen en als zij gedurende twee jaren in deze verpligtingen te kort schieten, zullen zij hunne landerijen verliezen, die bij eene publieke proclamatie aan anderen zullen worden geschonken. Er bestaat inderdaad geen onbeperkt eigendomsregt op den grond onder de Indianen; de grond kan altijd worden genomen en weder toegeëigend door de Spaansche autoriteiten. De landerijen worden bezeten onder voorwaarde, dat zij bebouwd zullen worden. Er zijn gronden, die door Spanjaarden en voornamelijk door corporatiën van de geestelijkheid bezeten worden en in naam huur betalen aan de kroon, maar die huur is zóó klein, dat zij niet noemenswaardig is. Er bestaat geene moeijelijkheid om gronden voor niet te krijgen, slechts onder de voorwaarde om ze in kultuur te brengen. Langdurig gebruik en langdurig bezit hebben ongetwijfeld regten doen geboren worden, waaraan zulk eene waarde wordt gehecht, dat zij kunnen gehandhaafd worden tegen private vorderingen of eischen van algemeen nut. Er ontstaan geschillen over hetgeen door het woord «kultuur» moet worden verstaan, en het land is vol van geschillen en processen over landbezit. De groote grondeigenaars spreken altijd van de moeijelijkheid om onafgebroken arbeid te verkrijgen, van de noodzakelijkheid om voortdurend voorschotten aan den landbouwer te moeten geven, van den roof, waaraan de rijpe oogst bloot staat. Daarom zijn zij gewoon de landerijen aan de bebouwers in het klein te verhuren, die geringe en onvoldoende voordeelen aan de eigenaars en aan de markt bezorgen. Zij beklagen zich over den naijver en den onwil van de Indianen, over hun geheimen en openlijken tegenzin tegen vreemdelingen en over de te groote toegevendheid van de «wet van de Indiën». Het schijnt mij toe, dat er een ruim veld bestaat voor voordeelige landbouwkundige proeven, misschien niet zoo zeer in de onmiddellijke nabijheid van groote en volkrijke plaatsen, dan wel op de uitgestrekte plaatsen van onbebouwd terrein, waarvan men eene ruime opbrengst kan trekken alleen door attentie en kapitaal, volharding en kennis. De landbouwer zou zich ongetwijfeld een vast en onherroepelijk bezit kunnen verzekeren. Eenmaal door het gouvernement in bezit gesteld, moet hij tegen elke verkorting van zijn regt beschermd worden. Ik geloof niet aan de onoverwinnelijke traagheid van de Indianen, wanneer zij behoorlijk worden aangemoedigd. Ik vernam toch, dat een inlander in een der meest verwijderde dorpen, dat ik in Pinay bezocht, door een monnik was aanbevolen suiker te planten. Hij deed dit en verkreeg vijf honderd dollars voor de opbrengst, die hij voor de eerste maal naar Iloilo bragt. In het tweede jaar verkrijgt hij een duizendtal; en anderen volgden nu zijn voorbeeld. Een weinig meer arbeid produceert zooveel dat de geringste impulsie groote resultaten oplevert, vooral waar die over eene groote uitgestrektheid wordt aangewend. Maar de Indiaansche luiheid is niet alleen nadeelig door de weinige hulp, die daardoor geboden wordt aan den landbouw in de voorbereiding, het zaaijen, bezorgen en inhalen van den oogst; men mist daardoor ook die groote werkzaamheid, welke veeleer als van publiek dan van particulier belang kan geacht worden. Van daar het gemis aan gemakkelijke irrigatie, de onvoldoende toestand van de rivierwerken, het gebrek aan kanalen, de slechte toestand der wegen op zoo menige plaats. De jaargetijden brengen de stroomen aan en de bergstroomen scheppen de geulen, maar het water verdwijnt in de zee en de landbouwer brengt zijne producten, zoo goed hij kan, te midden van rotsen, van zand en modder, die de watervallen achter hem hebben gelaten. Ik heb lastbeesten gezien, die vruchteloos poogden zich met hunne lasten uit de poelen te trekken, waarin zij waren gevallen en waar hunne geleiders ze eindelijk achterlieten. Men heeft mij zelf naar volkrijke plaatsen in palanquins gedragen, terwijl de dragers, soms 16 in getal, tot hunne enkels in dikke modderpoelen, losse steenen of vaste groeven vielen. De Mas zegt, dat de landbouw drie vijfden van de producten absorbeert, terwijl hij twee vijfden aan den eigenaar en kapitalist overlaat; maar de voorwaarden van den arbeid loopen zoo zeer uiteen, dat het moeijelijk is eenige algemeene berekening te maken, buiten het feit dat kapitalist noch landbouwer eenige van die voordeelen geniet, welke beiden onder een beter systeem zouden verkrijgen; dat de kosten veel grooter, de opbrengst veel kleiner is en dat de algemeene welvaart lijdt onder den toestand van elk in het bijzonder. Wat men dan ook van de ontzenuwende werking van het klimaat en het gemis van prikkels voor de industrie moge zeggen, het is waarschijnlijk dat alle natiën, zelfs de meest industriële en vermogende, perioden van luiheid en werkeloosheid hebben doorloopen. China strekt tot voorbeeld om te bewijzen dat het klimaat alleen geen onoverwinnelijke hinderpaal voor krachtige werkzaamheid in de verschillende takken van veldarbeid, en dat het bezit van veel geen noodzakelijk beletsel is voor het verlangen om meer te verkrijgen en meer te genieten. De waarde der landerijen is zeer verschillend. De Mas zegt, dat de quinon (van 1000 vierk. vademen), in Pangasinan voor 220 à 250 dollars wordt gekocht; in de Laguna voor ƒ 250 à ƒ 300; in Ilocos Sur voor 300; in de omstreken van Manilla voor 1000. Hij schijnt de suiker over het algemeen als de beste kultuur te beschouwen. Hij geeft verschillende tabellen van de kosten en lasten van verschillende tropische producten, maar de groote onzekerheid, de kosten van bouw, de wisselvalligheden van het klimaat, de verwoestingen der insecten, de fluctuatie in het bedrag en de waarde van verkrijgbaren arbeid en de ebbe en vloed van aanbod en vraag maken alle berekeningen illusoir. Zijne apuntes zijn intusschen wel waardig geraadpleegd te worden door belanghebbenden. Hij geeft als een resultaat van de rijstkultuur eene winst van 24 pCt. als minimum, een voordeel van 76 pCt. als maximum per jaar op. Dit zou reeds een aanloksel genoeg zijn, vooral daar men zegt, dat de Spanjaarden meer van den landbouw dan van eenigen anderen tak van bedrijf, en meer van landbezit dan van eenigen anderen eigendom houden, volgens hun oud lied. – Indigo zou, volgens de Mas, 100 pCt. opleveren. Met koffij, zegt hij, kan men zijn kapitaal in vier jaren verdubbelen. Cacao levert 90 pCt. op. Pogingen om moerbeziën-kultuur voor zijdewormen in te voeren, zijn niet gelukt, ofschoon de soorten, die men naar Europa gezonden heeft, om hunne uitmuntende kwaliteit bekroond zijn geworden. De wormen vereischen meerdere aandacht dan de Indianen daaraan wijden en hetzelfde kan men zeggen van muskaatnoten, kaneel en van elk product, dat onafgebroken zorg vereischt. De weelderige producten der Philippijnen zullen niet ligt eene meer doelmatige wijze van kultuur ondergaan.

De eigendomsregten behooren verzekerd en erkend te zijn in een land, dat niet opgemeten of gekadastreerd is; waar de vreemde bevolking heen en weêr trekt en onzeker is; waar de titels van eigendom voor het grootste gedeelte ontbreken en toeëigening van den grond weinig door de hoogere autoriteiten wordt gecontroleerd; waar geen landregt bestaat en de godsdienstige corporatiën de inlanders leiden. Het bezit van kleine grondstukken vermeerdert noodzakelijk de kosten van productie en het zou niet gemakkelijk zijn voor groote kapitalisten zich te vestigen, zonder dat het verkrijgen en de bebouwing van uitgestrekte gronden was gemakkelijk gemaakt. Zulke kapitalisten zouden de noodige verbeteringen in de landbouw-wetenschap invoeren; zij zouden met zich brengen heldere hoofden en flinke handen en zij zouden practische werking aan hoogere kennis geven. Algemeen wordt dan ook het verlangen uitgedrukt om landbouw-maatschappijen op te rigten, maar deze zijn veeleer de kinderen, dan wel de ouders van den vooruitgang en het talrijke en aanzienlijke genootschap, dat reeds te Manilla onder de benaming van de «Sociedad Economica» bestaat, heeft geene gewigtige veranderingen te weeg gebragt. Er bestaat in het Spaansche karakter eene te groote neiging om de «autoriteit» te beschouwen als de bron en den steun van alle hervormingen; maar de autoriteiten brengen in de meeste gevallen van producerende industrie de grootste voordeelen door werkeloosheid en terugtrekking te weeg; niet hare tusschenkomst, maar die van de personen zelve is noodig; het is met de opheffing van beperkende bepalingen, de wijziging van wetten, die men zegt dat beschermen en begunstigen, maar die bescherming en begunstiging is eigenlijk de opoffering van de velen aan de weinigen. Het gouvernement kan ongetwijfeld het algemeene welzijn zeer bevorderlijk zijn door de kennis, die het kan verzamelen en verspreiden. Niets is wenschelijker dan dat de rijke gronden van de Philippijnen geheel door werkelijk wetenschappelijke kennis worden geëxploiteerd. Geologen, chemisten, mechaniciens, botanisten, allen kunnen ons veel leeren nopens de ruwe materialen van deze menigvuldige eilanden, die zoo aanlokkelijk voor den exploiteur zijn en zoo weinig geëxploiteerd worden. Bergen, bosschen, vlakten, beeken, rivieren, dat alles eischt nasporing en verbetering, die zij gewis zouden beloonen.

Van de inlandsche producten, die door de Spanjaarden gevonden zijn, schijnt de drooge bergrijst het voornaamste artikel geweest te zijn, dat de Indianen tot voedingsmiddel gecultiveerd hebben, daar de wijze van irrigatie weinig bekend is en de wijze van kultuur op de eenvoudigste manier geschiedt. De zendelingen leerden de Indianen hunne landen te verdeelen, hun landbouw te verbeteren, hun oogst in te zamelen en over het algemeen hun toestand door meer kennis en doorzigt te verbeteren. Maïs en tarwe werden uit Amerika ingevoerd, ofschoon geruimen tijd het gebruik van tarwebrood ten dienste van de massa beperkt was. Tegenwoordig is de voorraad aan de behoeften van den verbruiker geëvenredigd. Meloenen, watermeloenen en verschillende vruchten, erwten, pompoenen, uijen, komkommers, knoflook en andere gewassen vonden spoedig hunnen weg uit Mexico naar de kerktuinen en van daar tot eene meer uitgebreide kultuur. Koffij sproot op het eiland Luzon in het wild voort, zonder dat zij door de inlanders werd ingezameld. Tabak werd onder bescherming van het gouvernement ingevoerd en is de belangrijkste bron van bestaan geworden. Peper en cassia groeijen ongemerkt, maar de klapperboom en de plantaan behoorden onder de meest kostbare van de bezittingen der Indianen en de areca werd niet minder hoog geschat. Indigo was inheemsch en voor den wilden katoenboom werd geen zorg gedragen; het kan niet anders dan betreurenswaard genoemd worden, dat tegenwoordig zulk eene ongeëvenredigde zorg voor de oorspronkelijke producten van het land wordt gedragen en zoo weinig doeltreffende maatregelen worden genomen tot verbetering der hoeveelheid en tot uitbreiding der kultuur. Tegenwoordig bestaan er weinige gronden, waaraan behoorlijke arbeid en voldoend kapitaal besteed wordt. Voor die, welke in het bezit van de godsdienstige corporatiën zijn, kan weinig ten opzigte der verbetering van den landbouw verwacht worden, maar de bebouwde landen zijn meestal in handen van kleine inlandsche eigenaars. Waar de arbeider wordt gehuurd, verkrijgt hij eene dagelijksche bezoldiging, die van eene halve tot eene en een halve reaal (3½ tot 10 stuivers) verschilt in de onderscheidene provinciën.

De quinon is de gewone landmaat; hij wordt verdeeld in 10 baletas, deze in 100 loanes, die 31,25 °Castiliaansche varas vertegenwoordigen. Drie werklieden zijn voldoende voor de bebouwing van een quinon. In 1841 vaardigde de kapitein-generaal Urbiztondo een decreet uit, waarbij de invoer van Chinesche landbouwers door landeigenaars werd aangemoedigd, vooral met het oog op de suiker-, indigo en hennep-kultuur. Men verwachtte een gunstige ommekeer van dit besluit – het bleef echter eene doode letter. Ingevoerde arbeid, aan alle soort van dwang onderhevig, kan op den duur niet met vrije inlandsche arbeid mededingen.

Dit vraagstuk is van zeer groot belang in zijne vertakkingen en invloed op de koloniale belangen, als daarbij de vrije handel en de vrije arbeid van de mededingende wereld wordt ter sprake gebragt. Ik betwijfel zeer of de krachten van de West-Indiën – afhangende van aangevoerde en kostbare immigranten – met de rijke velden van de Oost kunnen wedijveren, als kapitaal en vlijt toegepast worden op den meer vruchtbaren grond, het beter klimaat en de minder kostbare middelen van productie. De vooruitgang is daar slechts de natuurlijke ontwikkeling van de elementen, waarmede de Voorzienigheid die landen bedeeld heeft, terwijl in de West-Indische koloniën alles gedwongen en onnatuurlijk is tegen ontzaggelijke sommen aangekocht en door voortdurende offers onderhouden wordt.

HOOFDSTUK XV.
GEWASSEN

De waarde in geld van de tabak, die in de Philippijnen groeit, wordt geschat op vier à vijf millioen dollars, d. i. één millioen pond sterling. Daarvan wordt bijna de helft verbruikt op de eilanden, een vierde wordt uitgevoerd in den vorm van cheroots (het gewone woord in het Oosten voor cigaren) en het overige wordt in bladeren en cigaren naar Spanje gezonden, hetgeen geschat wordt op eene jaarlijksche opbrengst van meer dan 800,000 dollars gemiddeld. De verkoop van tabak is een streng gouvernements-monopolie, maar de onmogelijkheid om eenig geschikt middel te vinden tot bescherming van dat monopolie is tastbaar zelfs voor den minst aandachtigen toeschouwer. De landman, die verpligt is al zijn product aan het gouvernement te leveren, zorgt eerst voor zich zelf en voor zijne buren, en wendt het beste van den oogst voor eigen gebruik aan. Buiten de hoofdplaats Manilla rookt men bijna niets anders dan de cigarro ilegitimo, en op de hoofdplaats bemerkt men dikwijls, dat de plant niet is uit de estanco real. Van ambtenaren, die in staat zijn om het beste te verkrijgen van hetgeen het gouvernement ter markt brengt, kan men dikwijls een geschenk krijgen, dat aantoont dat zij zich met iets beter dan het beste kunnen bedienen. En als men met de verstandigsten van de empleados er over spreekt, dan stemmen zij toe, dat de emancipatie van den producent, van den bewerker en van den verkooper, en de invoering van een eenvoudig regt veel voordeeliger voor de staats-inkomsten zou wezen, dan het tegenwoordige knellend en onmagtig stelsel van privilegie.

De inkomsten van de tabak zijn verbazend toegenomen; zij bedroegen zuiver


Sedert dien tijd heeft het product meer dan vierdubbele waarde verkregen.

In 1810 werden afgeleverd 50,000 balen (van twee aroba’s), waarvan Gapan 47,000 en Cagajan 2,000 opbragt. In 1841 leverde Cagajan 170,000 balen, Gapan 48,000 en Nieuw-Biscaje 34,000. Maar de productie nam verbazend toe, en zóó groot is de consumptie van de inlanders, waarvan een groot deel geene regten betaalt, dat het niet gemakkelijk zou zijn om zelfs approximatief de hoeveelheid en de waarde van den geheelen tabaksoogst te schatten. Waar de fiscale autoriteiten zóó schaarsch en bedorven zijn; – waar de communicatie zoo gebrekkig en somtijds geheel afgebroken is; – waar groote streken land in het bezit zijn van stammen, die in het geheel niet of onvolkomen onderworpen zijn; – waar zelfs onder de meer beschaafde Indianen de eigendomsregten maar ruw zijn afgebakend en het burgerlijk gezag onvolkomen wordt gehandhaafd; – waar smokkelen, hoewel met eenig gevaar gepaard gaande, door bijna niemand als een vergrijp wordt beschouwd en de hoogste ambtenaren zelf cigaren van contrabande rooken en ze hunne gasten aanbieden, omdat ze zoo heerlijk zijn; – daar mag men wel onderstellen, dat losse wetten, losse zeden en losse practijken met elkander in harmonie zijn, en dat een staat van zaken, als die, welke in de Philippijnen bestaat, er het noodzakelijk en onvermijdelijk gevolg van moet zijn. Het is genoeg, om de kosten van het ruwe materiaal te vergelijken met de waarde van het bereide artikel, om de groote winsten, die er mede behaald worden, te zien. Een quintaal tabak geeft 14 kisten, elk van 1,000 cigaren, waarvan de waarde tegen 6½ dollar per kist bedraagt … 87.50 doll.



De cheroots (cigaren) worden in twee vormen vervaardigd; – die van de Havannah, waarvan het kleinste einde tot een punt wordt gedraaid, – of aan de beide einden afgesneden, de gewone Manilla-vorm. Er bestaan verschillende kwaliteiten van, zoo als: eerste grootte, 125 in een kistje – 1ste Regalias, 1ste Caballeros en Londres; tweede grootte, 250 in een kistje – 2de Regalias en 1ste Cortados, 2de Caballeros, 1ste Havannas (gewone grootte en die gewoonlijk in gebruik zijn, nos. 2 en 3 worden het meest gevraagd); 500 in een kistje – nos. 2, 3, 4 en 5 Havannas, 2 en 3 Cortados. Behalve deze worden er nog ongehoorde hoeveelheden papier-cigaren (cigarillos) door de inlanders verbruikt. Zij worden verkocht in pakjes van 25 tegen 5 cuartes; 30 tegen 5⅓ cuartes; 36 tegen 5 5⁄7 cuartes.

De prijzen bij de estanco voor deze cigaren per kistje, zijn aldus:



Naar deze laagste prijzen worden orders gegeven op de maandelijksche openbare verkoopingen. De vraag is zóó groot, dat men moeijelijk iets anders dan versche cigaren kan krijgen, die men 2 à 3 jaar moet bewaren, vóórdat zij goed zijn.

De ontvangst van de tabak en de bereiding van de cigaren staan onder eene administratie, waarvan de hoofdzetel te Manilla is. De magazijnen beslaan eene onmetelijke uitgestrektheid en waarschijnlijk vinden wel 20,000 menschen bezigheid in de bereiding van dit artikel van weelde, om maar niet diegenen te noemen, welke bij de productie worden gebezigd. De provinciën, waar inrigtingen zijn voor de ontvangst van tabak, zijn Cagajan, La Isabela, Nieuw-Ecija, La Union, Abra en Cajan. De grootste cigaren-fabrieken zijn in Binondo (Manilla) en Cavite, gelegen in de provincie van dien naam.

Fr. Blanco beschrijft volgenderwijs de Nicotiana tabacum op de Philippijnen: «Het is eene jaarlijksche plant, ter hoogte van een’ vadem opgroeijende, die de tabak levert voor de estancos (régie). Hier, even als overal, verschillen de kwaliteit en smaak. Over het algemeen prefereert men de tabak van Gapan, maar die van de Pasy-districten, Laglag en Lambunao in Iloilo, van Maasin of Leyte, wordt om de fijne aroma verkozen, evenzeer als die van Cagajan, wanneer die eenige jaren oud is, daar zij anders, even als de tabak van het eiland Negros, den mond verbrandt. Het is een bedwelmingmiddel en veroorzaakt meermalen opzwellingen. Het rooken is niet ongezond en zelfs noodig in deze streken; zij verdrijft slijmachtigheid en is een heilmiddel voor de gevolgen der vocht en de ochtendmist; zij is dan alleen nadeelig voor de gezondheid, wanneer men er een onmatig gebruik van maakt. Snuif verdrijft de hoofdpijn en naargeestigheid. Een klein stukje gerookte tabak aan een stokje, voor den neus van de hagedis gehouden, die hier de chacon (waarschijnlijk de ghiko) genoemd wordt, veroorzaakt haren onmiddellijken dood. «Dit is eene wreede gewoonte» (voegt de pater er bij), daar dit insect zeer nuttig is; het vernielt toch een aantal andere schadelijke insecten; bovendien bevredigt zijn sissen den bijgeloovige, die denkt, dat gedurende den tijd dat het zijn geluid doet hooren, er geene aardbevingen of watervloeden zullen plaats hebben.»

De Alcalde-major van Cagajan zeide mij, dat hij in 1858 uit die provincie voor niet minder dan 2 millioen dollars aan waarde van tabak naar Manilla zond. Het is de beste soort van de Philippijnen en wordt in bladen naar de hoofdstad gezonden. Hij spreekt met zeer veel lof van het karakter der Indianen; hij zegt dat zij zelden oneerlijke daden plegen en dat men zeer gerust goederen door de provincie kan zenden. De hoeveelheid verzonden bladen bedroeg 300,000 balen, die in zeven kwaliteiten waren verdeeld, waarvan de prijzen van 2 tot 7 realen per quintaal beliepen en eene aanzienlijke winst opleverden. De tabak, die de inlanders gebruiken, is niet aan het monopolie onderhevig, en op mijne vraag hoeveel een cigaar in Cagajan kostte, luidde het antwoord: «Casi nada» (Bijna niets). Zij worden wel is waar niet zoo goed gerold als die van de gouvernements-tabak, maar de ruwe grondstof is toch de beste.

In de navraag naar het belangrijke artikel koffij in Australië en Californië zal waarschijnlijk in den loop van tijd ruim door den Spaanschen Archipel voorzien worden. In de wijze van productie leveren de Philippijnen niets eigenaardigs op. Wanneer de grond is gezuiverd (op eene groote uitgestrektheid door vuur), wordt hij gedigt, de bodem bereid en na gedurende twee of drie dagen onder water gezet te zijn, worden de spruiten dan in de daartoe gemaakte gaatjes gestoken, waarna zij in het volgende jaar kunnen worden afgesneden. Het gebruik van de ploeg vermeerdert het product niet weinig. De kultuur van suiker breidt zich snel uit. De oogst heeft gewoonlijk van Maart tot Mei plaats. Vier groepen arbeiders worden daarvoor gebruikt; de snijders en karrevoerders in het veld, de slijpers en kokers in de fabrieken. In de wijze van behandelen zijn allengs verbeteringen ingevoerd, naar mate grooter kapitalisten en meer energieke aanplanters zich voordoen, terwijl de vestiging van raffinaderijen, die toeneemt, menige gelukkige verandering zal te weeg brengen. Vele ruwe suiker, die ik te Manilla zag afleveren om er brooden van te maken, zag er veeleer als modder dan wel als een kostbaar levensgenot uit. Hoezeer langzaam, gaan de verbeteringen toch voort, en de tegenwoordigheid van een aantal Chinezen in de verschillende afdeelingen van de fabrieken is daarvan wel het sterkste bewijs. Deze Chinesche werklieden bezitten gewoonlijk groote practische kennis. Zij komen meestal van Fokien, eene provincie, waarin de suiker-productie op groote schaal plaats heeft en waar men groote suiker-raffinaderijen vindt, het meest echter van de kandij-suiker, in welken vorm de Chinezen gewoonlijk de suiker aankoopen ter consumptie, waarvoor zij ze dan tot poeder vermalen. Ik heb verscheidene uitgestrekte etablissementen te Chang-chow-foo, ongeveer 30 mijlen van Amoy, bezocht, zijnde eene haven, van waar veel uitgevoerd wordt.

Er bestaan verscheidene soorten van het suikerriet. De zambales wordt tot voedingsmiddel gebruikt; de encarnado (roode), morada (purperkleurige), blanca (witte) en listada (gestreepte), leveren de siroop voor de fabrieken. Het planten der spruiten geschiedt tusschen Februarij en Mei. Het onkruid wordt door de ploeg verdreven en de planten worden binnen tien of twaalf maanden rijp. In sommige provinciën worden hoeveelheden voor drie achtereenvolgende jaren gebouwd; in anderen laat men den grond een geheel jaar door rusten, waarin dan maïs of andere producten groeijen. Wanneer het afgesneden is, wordt het riet naar molens gebragt, die de inlanders kabajavan noemen, om vermalen te worden. De molens bestaan uit twee cylindrische steenen met tanden van het molave hout; een buffel draait het wiel en het sap wordt aan de kokers gezonden. De verbeteringen van het Westen zijn langzamerhand ingevoerd en een tal oeconomische vorderingen hierin gemaakt. Vermeerderde navraag, uitgebreider cultuur en bovenal de aanwending van grootere kapitalen en meerdere vlijt, zullen ongetwijfeld de Philippijnen tot een der grootste producerende landen maken. Er zijn vele tabellen gepubliceerd, waaruit blijkt dat de gemiddelde jaarlijksche winst op de koffijkultuur van 20 tot 30 pCt. en in sommige provinciën nog veel meer bedraagt.

Rijst, die veel minder geproduceerd wordt, rekent men dat eene gemiddelde jaarlijksche winst van 12 à 20 pCt. oplevert; Turksch koren geeft eene gemiddelde winst van ongeveer 20 pCt.; die op kokosnoten kan ongeveer gelijk gesteld worden met de winst op rijst, maar de conditiën zijn zoo verschillend dat men hieromtrent moeijelijk eene bepaalde rekening kan maken. Men kan echter als vrij zeker aannemen, dat geld, met gewone voorzigtigheid in landbouw-producten gestoken, een interest van 20 à 30 pCt. oplevert.

De consumptie van rijst is algemeen en het overschot van den oogst wordt op de Chinesche markt gebragt. De verschillende soorten van rijst zijn door ons reeds vroeger besproken, maar men kan dit product onder de twee algemeene benamingen van water- en bergrijst classificeren. De waterrijst wordt even als in Europa en Amerika verbouwd; het zaaijen van de drooge rijst heeft gewoonlijk vóór het zaaijen van de waterrijst, op het einde van Mei plaats. Zij is gewoonlijk breeduit op de heuvels geplant, moet zorgvuldig nagezien en gewied worden en wordt in 3 à 4½ maand rijp. Zij wordt aar voor aar ingeoogst.

Fr. Blanco beschrijft vier soorten van water- (de agua) en vijf van bergrijst (secano). Van de eerste soort wordt de lamujo (Oryza sativa lamujo) het meest verbouwd, vooral in Batangas. De getande rijst (Oryza aristata) groeit in Ilocos. Van de bergrijst wordt die, quinanda (Oryza sativa quinanda) genaamd, als de beste geacht. De bouw van de waterrijst begint met de bereiding van zaadgaatjes (semillero), waarin, bij het begin van den regen-mousson, het zaad wordt geworpen, na eene volkomene bezwangering van den grond met water, waarvan verscheidene duimen op de oppervlakte blijven liggen. Het ploegen en eggen levert eene massa vochtigen modder op. Gedurende het groeijen van het zaad, wordt de irrigatie voortgezet en na zes weken kan het gewas op de rijstvelden worden overgeplant. Mannen trekken gewoonlijk de planten uit en brengen die naar de velden over, waar vrouwen, op de knieën gelegen, de planten afzonderen en ze in gaatjes steken, die op geregelden afstand van ongeveer 5 duim van elkander verwijderd zijn. Men laat ze dan eenige dagen liggen om wortel te schieten, waarna de gronden op nieuw geïrrigeerd worden. De rijst groeit ter hoogte van iets meer dan een el en kan na verloop van vier maanden worden ingeoogst. Het is een gewoon gebruik om iedere aar afzonderlijk af te snijden met een instrument, waarvan de Indiaansche benaming jatap is. In sommige plaatsen wordt een sikkel gebruikt, dien men lilit noemt. Aan den lilit bevindt zich een haak, waardoor verscheidene aren worden verzameld, die, met de linkerhand bijeen genomen, door de sikkel, in de regterhand, worden afgesneden. De oogst van waterrijst verschilt van dertig- tot tachtigvoudig.

De bergrijst wordt breed uit gezaaid, nadat er geploegd en geëgd is, terwijl buffels worden gebruikt om het zaad in den grond te trappen. Somtijds wordt hiervoor meerdere zorg gedragen en maakt men gaatjes op geregelde afstanden, waarin drie of vier rijstkorrels worden geworpen. Eene zorgvuldige bebouwing en uitroeijing van onkruid moet eene honderdvoudige opbrengst geven.

Pater Blanco beweert, dat een derde van den rijstoogst te loor gaat door de willekeurige en nonchalante wijze, waarop het rijp geworden bewerkt wordt.

De Philippijnen leveren ongetwijfeld een groot veld voor de indigo-kultuur op, maar deze is verwaarloosd en men heeft niet genoeg zorg voor de fabricatie gedragen. De planters beweren dat men in Europa een vooroordeel heeft tegen indigo van Manilla; maar zulk een vooroordeel kan alleen uit de ondervinding ontstaan zijn en zou door grootere zorg van de zijde der planters, fabrikanten en exporteurs uit den weg geruimd kunnen worden. De oogst is nogtans onzeker en wordt dikwijls beschadigd of vernield door onstuimig weder en door verwoestingen der rupsen. Het zaad wordt breed-uit, onmiddellijk na het gematigde jaargetijde, geplant. Het groeit snel, maar het onkruid, dat te gelijker tijd opkomt, moet uitgeroeid worden. Het kan in de regenmaanden, meestal in Junij, worden ingeoogst. Al de noodige bewerkingen worden niet naar de verbeterde wijze van Britsch-Indië gemaakt, maar zoo als de Spanjaarden die ingevoerd hebben. De Indianen gebruiken, even als de Chinezen, de verw in zijnen vloeibaren toestand.

Yaş sınırı:
12+
Litres'teki yayın tarihi:
28 ekim 2017
Hacim:
426 s. 28 illüstrasyon
Telif hakkı:
Public Domain