Kitabı oku: «Alles op alles », sayfa 14
Hoofdstuk 36
Wat zou ze graag waar dan ook ter wereld zijn, behalve hier. Ze stond buiten het gapende gat dat de ingang tot het Mount Weather complex was. Ze rookte een sigaret terwijl ze haar mobieltje tegen haar oor gedrukt hield.
Dat ze rookte, was een van die geheimen die het Amerikaanse volk nooit zou mogen weten. Susan Hopkins hield ervan af en toe een sigaretje op te steken, al sinds de tijd dat ze als tiener een model was. Vooral in tijden van stress, was niets beter en dit was mogelijk de meest stressvolle dag van haar leven. Niemand had haar ooit proberen te vermoorden.
Ze droeg een rood skaterjurkje, eentje die misschien iets te sexy was voor deze gelegenheid. Ze hadden de jurk samen met een naaister, met een helikopter opgehaald van de Nordstrom-winkel in het winkelcentrum bij het Pentagon. Het was David Halstrams idee. Het was voor de kijkers, zodat ze gemakkelijk te herkennen zou zijn. Na de speech zou op die manier niemand ter wereld het feit missen dat Susan Hopkins in een tunnel diep onder de grond aan de lippen van de president hing. Het was een goed idee. Maar het was ook een koele avond en de berglucht ging rechtstreeks door het materiaal van de jurk.
Ze rilde. Drie heel grote agenten van de Geheime Dienst stonden dicht in de buurt. Ze doemden boven haar. Ze hoopte dat geen van hen hun jas aanbood. Van dat soort hoffelijkheid moest ze overgeven.
Pierre was aan de andere kant van de lijn aan het praten.
“Liefje,” zei hij. “Ik wil echt het liefst dat je daar weggaat. Het maakt me nerveus. Ik kan een vliegtuig naar de dichtstbijzijnde luchthaven sturen. Je zou over een uur op weg terug kunnen zijn. Ik heb de beveiliging verdubbeld. De elektrische omheining is aan. Er zou een klein leger aan te pas moeten komen om erdoorheen te komen. Je zou iedereen gewoon kunnen zeggen dat je een paar weken nodig hebt om bij te komen. Relax bij het zwembad. Neem een heerlijke massage.”
Susan glimlachte bij de gedachte aan Pierre, zich verschuilend in zijn herenhuis met dertig kamers, veilig achter zijn elektrische omheining. Wie dacht hij buiten te houden, ondeugende studenten? Zijn omheining, zijn ingangspoort en zijn acht (in plaats van vier) gepensioneerde bewakers zouden degenen die haar bijna vermoord hadden niet eens vertragen.
Oh God.
“Pierre -”
Hij bleef maar praten. “Laat me alsjeblieft uitpraten,” zei hij.
Ze dacht aan de eerste tijd samen met hem. Ze had al in Vogue, Cosmo, Mademoiselle, Victoria’s Secret en zelfs de uitgave van Sports Illustrated voor de jonge mastubeerders gestaan. Maar ze begon oud te worden. Ze kon het aanvoelen en haar agent zei het ook. Ze kreeg geen opdrachten voor de voorpagina’s meer. Ze was vierentwintig jaar oud.
Toen ontmoette ze Pierre. Hij was negenentwintig en de beursnotering van zijn nieuwe bedrijf maakte hem onmiddelijk miljardair. Hij was opgegroeid in San Francisco maar zijn familie kwam uit Frankrijk. Pierre was een mooie man met een slank lichaam en grote reebruine ogen. Hij leek op een hert dat verschrikt in de koplampen keek. Een pluk van zijn donkere haar viel altijd voor zijn gezicht. Hij verschuilde zich in huis. Het was ongelooflijk schattig.
Ze had goed verdiend tijdens haar carrière, miljoenen dollars. Financieel gezien was ze onafhankelijk. Ze leidde een heel, heel erg comfortabel leven. Maar plotseling speelde geld helemaal geen rol meer. Parijs, Madrid, Hongkong, Londen. Ze overnachtten altijd in vijf-sterrenhotels en altijd in de duurste suite. Fantastische uitzichten waren de achtergrond van haar leven geworden, nog meer dan ervoor. Skivakanties in de Alpen en Aspen, zonvakanties op het strand in Griekenland, Bali of Barbados. Ze trouwden en kregen kindjes, twee prachtige tweelingdochtertjes. Maar de jaren gingen voorbij en langzamerhand groeiden ze uit elkaar.
Susan begon zich steeds meer te vervelen. Ze wilde iets te doen hebben. Ze ging de politiek in. En tenslotte stelde ze zich verkiesbaar als senator van Californië. Het was een dwaas idee maar ze verraste iedereen – inclusief zichzelf – met een verpletterende overwinning. Daarna was ze vaak in Washington. Soms gingen de meiden mee, soms niet. Pierre werkte in zijn bedrijf en hij engageerde zich steeds meer in zijn liefdadigheidswerkzaamheden in de derde wereld. Soms zagen ze elkaar maandenlang niet.
Ongeveer zeven jaar geleden belde Pierre haar laat op de avond en vertelde haar iets wat ze ergens allang had geweten. Hij was homo en hij had een relatie.
Ze bleven toch getrouwd. Vooral voor de meiden maar ook om andere redenen. Ten eerste waren ze beste maatjes. Ten tweede, het was voor allebei beter als de wereld dacht dat ze nog steeds samen waren. Ze waren het perfecte stel in de media. En het was gewoon gemakkelijk.
Ze zuchtte. Dat was nog een geheim wat het Amerikaanse volk niet mocht weten.
Ze keek op haar horloge. Het was bijna negen uur.
“Pierre,” zei ze weer.
“Ja,” zei hij uiteindelijk.
“Ik hou heel veel van je.”
“Ik hou ook van jou.”
“Goed. Ik zal nadenken over alles wat je gezegd hebt. En zodra het kan, ben ik hier weg. Maar nu moet ik naar binnen om te luisteren naar de toespraak van de president.”
“De president is een eikel.”
Ze knikte. “Ik weet het. Maar hij is onze eikel en we moeten hem onze steun geven. Oké?”
“Oké.”
Ze hing op en deed haar peuk uit. Ze keek naar de drie reuzen die om haar heen ronddraaiden. “Laten we naar binnen gaan, jongens,” zei ze. Een minuut later stonden ze allemaal in de lift en waren ze op weg naar de diepte van de aarde.
*
“Veertig seconden, mijnheer de president,” zei een stem uit de controlekamer. “Als mijn licht op groen gaat dan bent u live in de ether.”
“Moet ik me op het groene licht richten?” vroeg Hayes.
“We filmen u van vijf verschillende hoeken, mijnheer. Maar het klopt dat groen betekent dat u de kijkers direct in de ogen aanspreekt. Dertig seconden.”
David Halstram ging ergens achterin de TV-studio staan en nam de hele scène in zich op.
De president stond kaarsrecht achter de sprekersstoel, uiterst kalm, wachtend tot het licht aan ging. In het kleine amfitheater tegenover hem zaten een aantal van de belangrijkste en invloedrijkste mensen van Amerika.
Een groot deel van het publiek bestond uit Congresleden en senatoren van beide partijen. De meesten waren liberalen net als de president, maar er waren er ook veel die loyaal waren aan de oppositie. De minister van Buitenlandse Zaken was er, de minister van Financiën ook en de minister van Onderwijs. De directeuren van NASA, de Nationale Wetenschapsstichting en de Nationale Park Service, de organisatie die verantwoordelijk was voor de natuurlijke grondstoffen in Amerika, zaten op een rij omgeven door hun hogere personeel.
Halstrams hart klopte hard. Opgewonden zou een grote onderschatting van zijn gemoedstoestand zijn. Hij voelde zich als een raket die steeds meer versnelde door de zwaartekrachtveld van de aarde. Dit waren precies de momenten waarvoor hij leefde.
Hij was geboren voor dit werk. Hij dronk geen alcohol en hij had nooit drugs gebruikt. Hij had zelfs nauwelijks cafeïne nodig. Hij werkte met gemak dagen van achttien uur, sliep vier of vijf uur, stond op en deed het allemaal nog een keer. Wat voor kick gaf koffie in vergelijking tot het leven dat hij leidde?
President Thomas Hayes stond op het punt om een van de belangrijkste toespraken in de Amerikaanse geschiedenis te geven en David Halstram, zijn stafchef en vertrouweling, stond tien meter ervandaan.
“Twintig seconden, mijnheer de president.”
Een kleine onderbreking dook op in Davids gedachten. Luke Stone. Ze hadden hem gescreend vanmiddag, natuurlijk. Hij had het leven van de president gered, maar het was belangrijk om te weten met wie je te maken had. Het dossier van de man was dik. Het zat vol met waarschuwingssignalen. Oorlogstrauma. Mogelijk onnodig gebruik van geweld. Misbruik van machtspositie. Vervalsingen. Blijkbaar was hij vandaag de West Wing binnengekomen met een valse Yankee White veiligheidsmachtiging. Hoe was hem dat gelukt? Wat zouden de gevolgen zijn geweest als het hem niet gelukt was?
“Tien seconden. Sterkte, mijnheer.”
Nu wilde hij dat ze het complex zouden verlaten. Goed, David zou het hierover met hem hebben. Misschien konden ze morgenochtend naar… ja, waarnaartoe? Naar Camp David gaan?
Op het podium stond Hayes, zijn blik op de camera gericht.
De stem was weer hoorbaar. “We gaan live in vier…”
“Drie…”
Hayes glimlachte. Het leek vals en geforceerd maar toen veranderde zijn gezicht.
“Twee…”
Zijn gezicht kreeg een blik van vastberadenheid.
“Eén.”
“Goedenavond, mijn mede-Amerikanen,” begon de president met een brede, zelfverzekerde glimlach.
“Ik sta hier om te vertellen -.”
BOEM!
Er was een flits en een seconde lang dacht David dat het het groene licht was waar de president op wachtte. Maar het was niet groen. Het was wit, enorm en oogverblindend. Het kwam vanachter de president vandaan. Het had de president helemaal opgeslokt.
De kracht van de explosie gooide David de lucht in. Hij vloog tegen de muur drie meter achter hem en viel op de grond. Alles werd donker. Hij kon niets zien. De grond onder hem schudde.
Plotseling nog een flits, nog groter en intenser. Alles schudde. Het hele complex bewoog. Het plafond boven hem stortte in. Hij hoorde hoe het begaf en heel even voelde hij het. Een groot brokstuk landde op zijn onderrug en benen. Eerst deed het pijn, toen stopte de pijn.
David was snel van geest. Hij wist onmiddellijk dat zijn benen verbrijzeld waren en dat hij waarschijnlijk vanaf zijn middel verlamd was. Hij vermoedde, hoewel hij het niet kon voelen, dat hij veel bloed verloor.
Overal om hem heen in het donker waren mensen aan het gillen.
Ik bevind me tien verdiepingen onder de grond. Niemand zal me komen redden.
Hij begon terug te denken, de gebeurtenissen terug te spoelen. De eerste flits. Hij zag het nu duidelijker dan eerst. Het licht had de president niet opgeslokt.
Het had hem vernietigd.
De president en waarschijnlijk iedereen die met hem onder de grond was, was dood.
Hoofdstuk 37
21:02 uur
Washington DC
“En nu,” zei een zachte stem. “De president van de Verenigde Staten.”
Luke reed de snelweg op, op hetzelfde moment dat de president met zijn toespraak zou beginnen. Luke dacht dat als de speech van de president een uur zou duren, dat hij tegen het einde van de speech aangekomen zijn in Mount Weather.
Hij hoorde de eerste woorden van de president toen het geluid plotseling weg viel.
De stem van een vrouw klonk door de radio.
“Eh, het schijnt dat we technische problemen hebben. We hebben alle communicatie verloren met de bunker in Mount Weather waar de president zich bevindt. We werken hard om het probleem zo snel mogelijk op te lossen. In de tussentijd, het woord aan onze sponsoren.”
Luke zette een andere zender op. Hetzelfde verhaal.
Hij probeerde een andere zender. Daar speelden ze rockmuziek.
Eindelijk kwam de stem van een man op de radio.
“Dames en heren, we hebben net te horen gekregen dat er een soort explosie heeft plaatsgevonden in het Mount Weather complex van de overheid. We hebben op dit moment geen details. Er is geen contact met het complex, maar de eerste hulpverleners zijn op de plek aangekomen. We waarschuwen ervoor dat dit niet hoeft te betekenen dat -”
Luke zette de radio uit.
Luke voelde even niets. Hij was verdoofd. Hij herinnerde zich die heuvel in Afghanistan lang, lang geleden. Het was koud. De zon kwam op maar de zonnestralen straalden nog geen warmte uit. De aarde was ruig en hard. Overal lagen dode lichamen. Dunne mannen met baarden lagen overal verspreid op de grond met wijd open en starende ogen.
Op een gegeven moment die nacht had Luke zijn shirt van zich af gescheurd. Zijn borst was rood van de verf. Hij was doordrenkt van hun bloed. Hij had ze in stukken gehakt. Doodgestoken. Opengesneden. En hoe meer hij er doodde, hoe meer er bijkwamen.
Dichtbij lag Martinez op zijn rug in een lage loopgraaf. Hij huilde. Hij kon zijn benen niet meer bewegen. Hij had er genoeg van. Hij wilde niet meer verder. “Stone,” zei hij. “Hé, Stone. Hé! Dood me, man. Dood me gewoon. Hé, Stone! Luister naar me, man!”
Murphy zat op een rots, hij staarde recht voor zich uit. Hij probeerde niet eens te schuilen.
Als er nog meer vijanden zouden komen dan wist Stone niet wat hij moest doen. Deze jongens hadden geen kracht meer over om nog te vechten. En het enige wapen wat hij nog had, was de gebogen bajonet in zijn hand.
Terwijl hij keek, zag hij een rij zwarte insecten aan de horizon verschijnen. Hij wist meteen wat het waren. Helikopters. Toen wist hij dat hij nog leefde. Hij voelde zich niet blij, ook niet slecht. Hij voelde gewoon niets.
Net als nu.
Hij schrok op toen er een ziekenauto links aan hem voorbij scheurde met honderdzestig kilometer per uur, richting het westen met zwaailichten en een loeiende sirene. Luke nam de eerste de beste afslag. Aan het einde van de afslag was een parkeerplaats voor forenzen. Luke reed ernaartoe en stopte de auto.
Hij parkeerde en deed de koplampen uit. Hij dacht dat het misschien zou helpen om te gillen, dat hij dan iets zou voelen. Dus hij probeerde het, hij gilde. Hij gilde lange tijd.
Het werkte niet.
Hoofdstuk 38
21:35 uur
Fairfax County, Virginia – een buitenwijk van Washington DC
Whisky met ijs. Het gaf hem iedere keer een speciaal genot, eerst voelde het koud aan in zijn mond en daarna brandde het in zijn maag.
Luke zat op de bank van zijn eigen woonkamer. Hij was zojuist door de deur gelopen. Hij keek naar de klok en dacht terug aan alle gebeurtenissen. Het was bijna twintig uur geleden dat hij hier was. Hij was het huis uitgegaan met een doel, vol energie. Hij had hard gewerkt om een ramp te voorkomen, hij had zijn eigen leven keer op keer op het spel gezet. En waarvoor? De ramp had toch plaatsgevonden.
Hij deed de TV aan maar zette het geluid uit. Hij zat door de kanalen heen te zappen, hij keek naar de beelden. Mount Weather, waar hij vandaag nog was geweest, stond in brand. De vrouw van de President, de First Lady, zag er helemaal radeloos uit terwijl ze haar interviewden in een vakantieoord in Hawaï. Ze stortte in en huilde voor de camera’s. Spontane kaarslichtwakes doken overal op. Honderdduizend mensen in Parijs, honderdduizend in Londen. Verlaten straten in DC en Manhattan. Rellen in Detroit en Los Angeles en Philadelphia, plaatsen waar de president geliefd was. Pratende hoofden die maar bleven praten. Sommigen met tranen in de ogen en oprecht, anderen boos en krachtig gebarend. Iemand moest boeten, natuurlijk. Er moest altijd iemand boeten.
Het nieuws veranderde. Ergens werden gevechtsstraaljagers ingezet. Bommen werden op doelwitten in het Midden-Oosten gegooid. Nucleaire onderzeeërs in de Noordzee. De Amerikaanse vloot in de Perzische Golf. De Russische president hield een persconferentie. Chinese leden van het kabinet in Beijing, Iraanse mullahs. Zingende en juichende menigten, mannen in tulbanden en sandalen die met AK-47 geweren rondzwaaiden, die babies kusten en tot God omhooghielden. Een rel in de steegjes van een eeuwenoude stad, soldaten die traangas spoten, mensen die renden, mensen die vertrappeld werden in het donker. Een man, een verrader ofzo, gestenigd tot zijn dood in een stoffig dorp.
Dit allemaal zweefde voorbij, beeld na beeld. De Amerikaanse president was vermoord en de hele wereld werd gek. Het was onmogelijk om de gevolgen van deze gebeurtenis te kunnen omvatten.
Luke bukte zich, maakte zijn laarzen los en schopte ze uit. Hij leunde achteruit. Minder dan vierentwintig uur geleden had hij op de rand van pensioen gestaan, hij zou zich terugtrekken uit de wereld van inlichtingen. De afgelopen zes maanden waren ongelooflijk plezierig geweest, hij had een aantal lessen gegeven aan de universiteit, spontane basketbalwedstrijdjes met de studenten gespeeld, tijd met zijn familie doorgebracht. Misschien waren zijn dagen als soldaat en spion en kamikaze echt voorbij.
Hij keek het huis rond. Ze hadden hier een heerlijk leven. Het huis was mooi en modern met ramen van de vloer tot aan het plafond. Het leek wel uit een woontijdschrift te komen. Het was een glazen doos. In de winter wanneer het sneeuwde was het net een ouderwetse sneeuwbol die kinderen hadden. Hij dacht aan kerstmis, samen zittend in de prachtige woonkamer, de kerstboom in de hoek, de openhaard aan, sneeuw die rondom hen naar beneden kwam dwarrelen alsof ze buiten zaten maar in feite zaten ze binnen, gezellig en warm.
God, dat was fijn.
Hij had zich nooit dit huis kunnen veroorloven met zijn overheidssalaris. Becca had het nooit gekund op haar salaris als wetenschappelijk onderzoeker. Samen zouden ze zich dit huis niet eens kunnen veroorloven. Het was gekocht met het geld van haar familie.
En dat was het enige wat nodig was om te weten over de baan. Het maakte niet uit of hij twee dagen per week werkte of helemaal niet meer. Ze waren binnen, waarschijnlijk voor de rest van hun leven.
Een donkere gedachte kwam in hem op. Als er oorlog uitbrak tussen de grootmachten dan zou het onmogelijk zijn om het te stoppen. Misschien kon hij deze giganten het zelf laten uitvechten. Hij hoefde niet deel te nemen. Misschien kon hij het zelfs vergeten mettertijd. De ergste gruweldaden zouden andere mensen overkomen, ergens ver weg.
Hij pakte zijn telefoon van de koffietafel en draaide een nummer.
De lijnen waren weer open. De zendmasten waren niet meer overbelast. Mensen hadden opgegeven.
De telefoon ging over. Op de derde beltoon nam ze op.
Ze klonk slaperig. “Hallo?”
“Schat?”
“Hoi schatje,” zei ze.
“Hallo. Wat ben je aan het doen?”
“Oh, ik was moe dus ik ging vroeg slapen. Gunner heeft me de hele dag achternagezeten. Dus ik ging direct naar bed nadat ik met jou gebeld had. Hoe is het met jou? Hoe ging het? Heb je naar de president gekeken?”
Luke haalde diep adem. Ze ging slapen voordat de president zijn speech zou houden. Dat betekende dat ze nog niets wist. Hij kon het haar gewoon niet vertellen. Niet nu.
“Nee. Ik was te moe. Ik besloot om de avond vrij te nemen. Even weg van alles. Geen TV, geen computer, niets. Morgen word ik vast en zeker op de hoogte gebracht door anderen.”
“Eindelijk denk je eens na,” zei ze.
Luke glimlachte. “Goed liefje. Ga maar weer lekker slapen. Sorry dat ik je wakker maakte.”
Ze was alweer in slaap aan het vallen. “Ik hou van jou.”
Hij zat op de bank en glimlachte even in zichzelf. Hij nam nog een slok whisky. Het maakte hem gelukkig om aan Becca en Gunner te denken, hoe ze de hele dag hadden rondgerend en nu heerlijk lagen te slapen in de stilte van het zomerhuis. Luke zou van zijn pensioen genieten, dat zou hij echt.
Maar nu nog niet.
Hij tikte een ander nummer in.
Een vrouwenstem antwoordde kortaf. “Wellington.”
“Trudy, met Luke.”
“Luke, waar ben je? Het is een gekkenhuis.”
“Ik ben thuis. Waar ben jij?”
“Ik ben op het hoofdkantoor, waar anders zou ik zijn? Luke, het halve Congres was in Mount Weather. De president en zijn assistenten en stafchef. De vice-president, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Financiën, de minister van Onderwijs. Ze zijn allemaal daar beneden. De ruimte daar beneden staat in brand maar niemand kan het blussen. Er was een vuurstorm in de liftschachten. De brandtrappen waren opgeblazen. De brandweermannen kunnen niet bij de brand komen.”
“Is er überhaupt contact met iemand?”
Ze maakte een geluid. Het was bijna een lach. “Het lukte de stafchef van de president, David Halstram, om te bellen. Hij belde 911, kun je het geloven? Er is een 911-opname van zijn telefoontje. Ik hoorde het een tijdje geleden. Hij klonk doodsbang en sprak heel snel. Hij zei dat zijn benen zaten bekneld en hij was bang dat de president dood was. Hij zei dat jij hem net voordat het gebeurde, had gebeld en gezegd had dat hij de president daar vandaan moest halen. Hij…” Trudy’s stem stokte,“zei dat hij wenste dat hij naar jou had geluisterd.”
Luke zei niets.
“Had je hem gebeld?” vroeg Trudy.
“Ja, dat klopt.”
“Hoe wist jij het? Hoe wist je wat er ging gebeuren?”
“Trudy, dat kan ik je niet vertellen.”
“Luke -”
Hij sneed haar de pas af. “Luister, ik wil dat je iets voor me doet. Is de minister van Defensie nog in leven? David Delliger?”
“Hij leeft nog. Hij bevindt zich in Site R.”
“Ik heb een directe lijn naar hem toe nodig. Een of andere manier om hem te bereiken.”
“Waarom hij? Is het niet beter om met de president te praten?”
Luke schudde zijn hoofd. “Er is geen president.”
“Nog niet. Maar over tien minuten gaan ze de nieuwe beëdigen.”
“Maar als Delliger het niet is, wie is het dan? Wie leeft er nog om president te worden?”
“Luke, weet je dat niet? Het is Bill Ryan, de voorzitter van het Huis.”
Luke dacht aan de verschillende afgevaardigden en senatoren die hij in Mount Weather had gezien vandaag. Ryan? Hoe heeft hij het overleefd?”
Trudy’s stem klonk onzeker. “Ze zeiden dat het puur geluk was dat hij niet naar Mount Weather is gegaan.”
Ryan, dacht Luke verbijsterd. Een valk tussen de valken. Dat betekende maar één ding: ze zouden de oorlog verklaren.
*
22:02 uur, Site R bunker – Blue Ridge Summit, Pennsylvania
Het was een nachtmerrie waar hij maar niet uit wakker werd. Zijn naam was David Delliger en hij was de minister van Defensie. Hij was benoemd tot deze positie door zijn oude vriend en kamergenoot tijdens de studie, Thomas Hayes, de voormalige president van de Verenigde Staten.
Delliger was een verrassende keuze voor de positie, op alle vlakken. Hij was hoogleraar geschiedenis aan de Marine Academie en een advocaat die het merendeel van zijn carrière als onafhankelijk bemiddelaar had gewerkt. In de jaren voordat hij deze positie kreeg, werkte hij als consultant bij het Carter Center waar hij toezicht hield op de verkiezingen in jonge democratische naties, landen met een lange geschiedenis van despotisme. Dat werk was precies het tegenovergestelde van oorlog voeren.
Juist daarom had Hayes, de liberaal, hem gekozen. Thomas Hayes was nu dood, hij stierf ongeveer een uur geleden. Het was onmogelijk om te zeggen wie nog in leven was en wie niet in de puinhoop van wat ooit het Mount Weather complex geweest was. De vice-president werd vermist en verondersteld dood. Branden woedden nog steeds meerdere verdiepingen onder de grond. Honderden mensen zaten vast daarbinnen, inclusief veel Congresleden met tenminste een deel van hun familie.
Delliger stond in de betonnen kamer, ook diep onder de grond maar meer dan vijfennegentig kilometer van de ramp vandaan. Ongeveer dertig mensen stonden met hem in de ruimte. Een blauw gordijn hing voor de betonnen muren om de pure lelijkheid van de kamer te vermommen. Op een klein podium stonden twee mannen en een vrouw. Fotografen namen foto’s van het groepje.
Een van de mannen op het podium was kort en kaal. Hij droeg een lange toga. Het was Clarence Warren, minister van Justitie van de Verenigde Staten. De vrouw heette Karen Ryan. Ze droeg een helderblauw pak met een rode roos in haar revers. In haar handen hield ze een Bijbel vast. Een lange, knappe man in een donkerblauw pak met das stond met zijn linkerhand op de Bijbel. Zijn rechterhand hield hij omhoog. Tot dat moment was de man jarenlang afgevaardigde van Noord-Carolina en voorzitter van het Huis geweest.
“Ik, William Theodore Ryan,” zei hij, “zweer trouw mijn plicht uit te oefenen als president van de Verenigde Staten.”
“En zal naar mijn beste vermogen,” zei rechter Warren.
“En zal naar mijn beste vermogen,” zei Ryan.
“Behoeden, beschermen en verdedigen de grondwet van de Verenigde Staten.”
Ryan herhaalde de woorden en was daarmee plotseling, zonder veel poespas of ceremonie, de president van de Verenigde Staten. Delliger was in een soort shock. Ja, zijn goede vriend was dood. Thomas Hayes was een groot man en zijn dood een tragedie, zowel persoonlijk voor Delliger maar nog meer voor het Amerikaanse volk.
Erger nog, een van de meest geduchte vijanden van de president in de overheid had zojuist zijn baan overgenomen. De man die vanochtend nog de president bedreigde met afzetting was nu zelf president.
Het klopte niet. Hoe konden zowel het Witte Huis als Mount Weather verwoest zijn in één dag? Waarom waren de president en de vice-president naar hetzelfde complex geëvacueerd? Ze zouden uit elkaar moeten zijn gehaald zodra de Veiligheidsdienst inzag dat ze samen waren.
Terwijl Delliger toekeek, kuste Ryan zijn vrouw, Karen. Toen trok Ryan heel even een gek gezicht voor de camera’s en een paar mensen in de kamer lachten. Delliger keek rond om te zien wie er waren. Hij herkende veel van de mensen die aanwezig waren. Ze waren de meest fanatieke, oorlogszuchtige roofvogels binnen de overheid.
De leden van de gezamenlijke stafchefs. De directeur van de CIA. Congresleden die nauwe banden hadden met defensie-aannemers. Lobbyisten van de wapen- en olie-industrie.
Hoe kwam het dat ze allemaal hier samen terechtgekomen waren? Nee, een meer relevante vraag was hoe hij tussen hen in beland was? Hij was het buitenbeentje van deze groep. Hij mocht dan wel de minister van Defensie zijn, maar het was een vredesduif die hem de positie gegeven had. Een man die er alles voor deed om oorlog te vermijden. En die man was nu dood.
Dit was de militaire bunker. Deze mensen voelden zich hier thuis. David Delliger, zelfs met zijn militaire achtergrond, zou zich meer thuisvoelen in een civiele bunker, maar dat was een plek die… zojuist verwoest is.
Een raar gevoel kwam over Delliger heen. Even leken de gezichten van de mensen om hem heen op karikaturen, alsof hij in een lachspiegel keek. Iedereen glimlachte. Een uur geleden waren ze getuigen van de grootste ramp in de geschiedenis van Amerika en ze lachten. Waarom zouden ze niet lachen? Ze hadden nu de macht.
Delliger keek de kamer rond. Niemand gaf hem ook maar enige aandacht. Waarom zouden ze? Hij was minister van Defensie onder een dode president. Hij was een grap voor ze, een deel van een regime dat verwoest was.
Op het podium was Ryan weer serieus. Hij keek de groep aan.“Niemand wil president worden op de manier waarop ik het geworden ben, maar ik zal niet liegen over het feit dat ik deze positie wilde hebben. Ik wilde het hebben, en ik wil het nog steeds. Ik wil het omdat ik Amerika weer groot wil maken. Thomas Hayes was een groot man in vele opzichten maar hij was ook een zwakke man. Hij was zwak tegenover onze vijanden en hiervoor heeft hij de hoogste prijs betaald. Deze politiek, een politiek van zwakheid, eindigt hier.”
De menigte begon te juichen. Iemand floot lang en luid. Het klappen ging lang door. Ryan stak een hand op en vroeg om rust. “Vanavond zal ik het Amerikaanse volk toespreken en daarmee tevens de rest van de wereld. Mijn boodschap is een boodschap van hoop, hoop voor degenen die geterroriseerd zijn door de gebeurtenissen van vandaag en van de afgelopen maanden. Ik ben van plan om ze te vertellen dat we de oorlog verklaren aan en de strijd aangaan tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor deze vreselijke aanslagen. En we zullen niet stoppen voordat we de daders achter slot en grendel hebben. We zullen niet stoppen totdat hun paleizen en torens in brand staan, en hun volk gillend door de straten rent. En zelfs dan zullen we niet stoppen.”
Het gejuich was zo luid dat Ryan moest stoppen met praten. Het had geen zin om door te gaan. Niemand kon hem horen.
Hij wachtte. Langzaam werd het weer rustig. Ryan keek nu Delliger direct in de ogen aan. “We zullen onze verliezen wreken,” zei hij. “En we zullen onze geliefden wreken. We zullen niet stoppen tot een natie als Iran haar macht in de wereld verliest en het nooit meer kan uitoefenen. We zullen niet stoppen tot Iran haar eigen volk niet meer kan voeden tenzij wij ze voeden. En zichzelf kunnen kleden tenzij wij ze kleden. Er zal uiteindelijk een tijd van rouw komen, een tijd voor herdenking. Maar nu nog niet. Nu is het tijd voor wraak!”
Terwijl er weer gejuicht werd, ging Delligers mobieltje af. Hij nam het uit zijn zak en keek ernaar. Hij had een berichtje gekregen. Dit was Delligers privételefoon. Hij kreeg bijna nooit een sms. Hij opende het.
Mijn naam is Luke Stone. Ik weet waarom de president gestorven is. We moeten elkaar ontmoeten.