Kitabı oku: «De Opkomst Van De Draken», sayfa 16

Yazı tipi:

Kyra zag iets veranderen in Dierdre’s ogen. Alle angst dreef weg, en Kyra zag een sterke vrouw herrijzen, een vrouw die ze eerder nog niet had gezien. Het zien van haar bewusteloze aanvallers deed iets met haar, en gaf haar een nieuwe kracht.

Dierdre liep naar één van de zwaarden die op de grond lagen, pakte hem op, en liep naar de zoon toe, die nog steeds bewusteloos was. Ze staarde haar hem, en haar gezicht betrok.

“Dit is voor alles wat je me hebt aangedaan,” zei ze.

Met trillende handen tilde ze het zwaard op, en Kyra kon zien dat ze in tweestrijd was.

“Dierdre,” zei Kyra zachtjes.

Dierdre keek haar aan, een wild verdriet in haar ogen.

“Als je het doet,” zei Kyra zachtjes, “dan ben je net als hij.”

Dierdre stond daar en vocht zich door een emotionele storm heen. Uiteindelijk liet ze het zwaard zakken, en ze liet hem kletterend op de grond vallen.

Ze spoog in het gezicht van de zoon, en gaf hem een enorme trap in zijn gezicht. Kyra begon te zien dat Dierdre veel sterker was dan ze had gedacht.

Ze keek Kyra met glimmende ogen aan, en Kyra zag dat haar oude zelf langzaam terugkwam.

“Laten we gaan,” zei Dierdre.

*

Kyra barstten in het vroege ochtendlicht de kerker uit. Ze bevonden zich midden in Argos, de Pandesiaanse vesting en het militaire complex van de Heer Gouverneur. Kyra knipperde in het felle licht. Ondanks de kou voelde het goed om weer daglicht te zien, en ze probeerde zich te oriënteren. Ze stonden in het midden van een stenen gebouwencomplex, omgeven door een hoge stenen muur en een enorme poort. De mannen van de Heer waren langzaam aan het ontwaken en namen hun posities in rond de barakken; er moesten er duizenden zijn. Het was een professioneel leger, en deze plek was net een grote stad.

De soldaten namen hun posities op de muren in, en keken allemaal uit naar de horizon; niemand nam de moeite om naar binnen te kijken. Niemand verwachtte dat er twee meisjes uit de kerker zouden ontsnappen, en dat gaf hen een voordeel. Het was ook nog steeds donker genoeg. Terwijl Kyra naar de goed-bewaakte entree aan de andere kant van de binnenplaats keek, wist ze dat nu hun enige kans was om te ontsnappen.

Maar het was een grote binnenplaats om te voet over te steken, en ze wist dat ze het waarschijnlijk niet zouden halen—en zelfs als het hen wel zou lukken, dan zouden ze gepakt worden zodra ze door de poorten gingen.

“Daar!” zei Dierdre, en ze wees.

Kyra keek en zag aan de andere kant van de binnenplaats een paard staan. Er stond een soldaat naast, die het dier aan de teugels had. Hij had zijn rug naar hen toe.

Dierdre keek haar aan.

“We hebben een paard nodig,” zei ze. “Het is de enige manier.”

Kyra knikte, verrast dat ze hetzelfde dachten, en dat Dierdre zo scherpzinnig was. Hoewel Kyra eerst bang was geweest dat Dierdre een blok aan haar been zou zijn, kwam ze er nu achter dat ze slim, snel en besluitvaardig was.

“Kun je het?” vroeg Dierdre, die een blik op de soldaat wierp.

Kyra verstevigde haar grip op haar staf en knikte.

Ze renden de schaduwen uit, de binnenplaats over. Kyra’s hart bonkte terwijl ze zich op de soldaat concentreerde, die met zijn rug naar hen toe stond—en bad dat ze niet ontdekt zouden worden.

Kyra rende zo snel dat ze nauwelijks kon ademen. Ze deed haar best om niet uit te glijden in de sneeuw, en voelde niet langer de kou terwijl de adrenaline door haar aderen stroomde.

Eindelijk bereikten ze de soldaat, en op het laatste moment hoorde hij hen. Hij draaide zich met een ruk om.

Maar Kyra was al in beweging. Ze hief haar staf en beukte hem met het uiteinde in zijn solar plexus. Terwijl hij kreunend op zijn knieën viel, zwaaide ze haar staf rond en gaf hem een klap op de achterkant van zijn hoofd—waardoor hij voorover in de sneeuw viel, bewusteloos.

Kyra besteeg het paard terwijl Dierdre het dier losmaakte en achter haar ging zitten—en ze spoorden het aan.

Kyra voelde de koude wind door haar haren gaan terwijl het paard over de besneeuwde binnenplaats galoppeerde, richting de poort, die misschien honderd meter verderop lag. De slaperige soldaten begonnen hen in de gaten te krijgen.

“Kom op!” riep Kyra naar het paard, en spoorde hem aan om sneller te gaan.

De enorme gewelfde stenen poort lag recht voor hen, het valhek omhoog. Voorbij de brug, zag Kyra, lag open land. Vrijheid.

Ze spoorde het paard aan terwijl ze zag dat de soldaten bij de uitgang hen in de gaten begonnen te krijgen.

“HOU ZE TEGEN!” riep een soldaat van achteren.

Meerdere soldaten haastten zich naar het valhek en begonnen aan de hendels te draaien die het valhek lieten zaken. Kyra wist dat als ze het valhek zouden sluiten voordat ze het bereikten, ze er geweest waren. Ze waren nog maar twintig meter van het hek verwijderd, en ze reden zo snel als ze konden—maar het valhek, bijna tien meter hoog, begon al te zakken.

“Ga zo laag liggen als je kan!” schreeuwde ze naar Dierdre. Kyra boog zich voorover en begroef haar gezicht in de manen van het paard.

Kyra’s hart bonsde in haar oren terwijl ze onder het valhek door galoppeerden, dat zo laag was dat ze plat op het paard moesten liggen. Ze wist niet of ze het zouden halen.

Toen, net toen ze zeker wist dat ze zouden sterven, barstte hun paard onder de tralies door, en het valhek sloot met een grote klap achter hen. Een moment later waren ze over de brug heen, en bevonden ze zich tot Kyra’s opluchting onder de open lucht.

Er klonken hoorns achter hen, en een seconde later voelde Kyra een pijl langs haar hoofd zoeven.

Ze wierp een blik over haar schouder en zag dat de mannen van de Heer hun posities op de borstweringen innamen en naar hun begonnen te vuren. Ze besefte dat ze nog steeds binnen hun bereik waren en spoorde het paard aan om sneller te gaan.

Ze maakten vooruitgang, nu al zo’n vijftig meter voorbij de poort, ver genoeg om de meeste pijlen te kunnen ontwijken—toen ze ineens, tot haar grote afschuw, een pijl in de flank van hun paard zag belanden. Het paard ging onmiddellijk tegen de grond, en ze vielen.

Kyra raakte de grond hard en de lucht werd uit haar longen geperst. Het vallende paard miste hen maar net.

Kyra knielde op handen en knieën, versuft, en zag Dierdre naast zich. Ze wierp een blik achterom en zag dat het valhek weer omhoog werd getrokken. Er stonden honderden soldaten opgesteld, en terwijl het valhek omhoog ging, barstten ze door de poort naar buiten. Het was een enorm leger, en ze waren onderweg om hen te doden. Even snapte ze niet hoe ze zich zo snel hadden kunnen verzamelen, maar toen besefte ze dat ze al bezig waren geweest met de voorbereidingen om Volis aan te vallen.

Kyra keek naar hun dode paard, en naar de uitgestrekte open velden voor hen, en ze wist dat hun tijd was gekomen.

HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG

Aidan liep ongeduldig naar zijn vaders kamer, met Leo aan zijn zijde, en kreeg steeds sterker het gevoel dat er iets aan de hand was. Hij had met Leo het hele fort afgezocht naar Kyra, en alle plekjes waar ze vaak kwam gecontroleerd – de wapenkamer, de smederij, de Vechterspoort – maar ze was nergens te bekennen. Hij en Kyra hadden altijd een sterke band gehad, en hij wist het altijd wanneer er iets met haar aan de hand was, en nu voelde hij een knoop in zijn maag. Ze was niet bij het eten geweest, en hij wist dat ze dat niet had willen missen.

Wat hem nog het meest zorgen baarde was het feit dat Leo niet bij haar was, en dat gebeurde nóóit. Aidan had Leo ondervraagd, maar de wolf, die hem duidelijk iets wilde vertellen, kon niet communiceren. Hij week echter niet van Aidans zijde.

Aidan had het gedurende het hele feestmaal een knoop in zijn maag gehad, en constant naar de deur gekeken voor een teken van Kyra. Hij had geprobeerd zijn vader te spreken tijdens de maaltijd, maar Duncan was omgeven geweest door zijn mannen, en ze waren te druk geweest met het bespreken van de naderende strijd. Niemand had hem serieus genomen.

Bij het eerste licht was Aidan, die de hele dag wakker had gelegen, uit bed gesprongen. Hij was naar zijn raam gerend en had naar buiten gekeken, op zoek naar een teken van Kyra. Hij zag niets. Hij was zijn kamer uit gerend, langs zijn vaders mannen, en hij was haar kamer binnengestormd.

Maar haar bed was leeg geweest, en onbeslapen. Toen had hij zeker geweten dat er iets aan de hand was.

Aidan rende door de gangen naar de kamer van zijn vader. Hij hield halt voor de enorme deur en staarde naar de twee wachters die ervoor stonden. “Open de deur!” beval Aidan op dringende toon.

De wachters wisselden een onzekere blik.

“Het was een lange nacht, jongen,” zei een van hen. “Je vader zal het niet op prijs stellen als hij wakker wordt gemaakt.”

“Vandaag zou de strijd kunnen losbarsten,” zei de ander. “Hij moet uitgerust zijn.”

“Ik zeg het niet nog een keer,” hield Aidan vol.

Ze keken hem sceptisch aan, en Aidan, die niet meer kon wachten, rende naar voren en bonkte met de klopper op de deur.

“Whoa, jongen!” zei een van hen.

De andere wachter, die zag hoe vastberaden hij was, zei: “Goed dan, maar het is jouw schuld als er iets gebeurd. En de wolf blijft hier.”

Leo gromde, maar de wachter duwde de deur net ver genoeg open voor Aidan om naar binnen te gaan, en sloot de deur achter hem.

Aidan rende naar zijn vaders bed en zag hem slapend op een stapel vachten liggen. Hij snurkte, en er lag een half aangekleed dienstmeisje naast hem. Hij greep zijn vaders schouder vast en schudde hem door elkaar.

Eindelijk deed zijn vader zijn ogen open, en hij staarde hem aan alsof hij hem een klap wilde verkopen. Maar Aidan liet zich niet op zijn kop zitten. “Vader, u moet nu wakker worden!” drong Aidan aan. “Kyra is vermist!”

Zijn vaders blik veranderde in verwarring, en hij staarde hem met bloeddoorlopen ogen aan. “Vermist?” zei hij schor. “Wat bedoel je?”

“Ze is afgelopen nacht niet in haar kamer geweest. Er is iets met haar gebeurd, ik weet het zeker. Roep uw mannen!”

Zijn vader ging rechtop zitten. Hij wreef in zijn ogen en probeerde de slaap van zich af te schudden. “Ik weet zeker dat je zus in orde is,” zei hij. “Ze heeft net een confrontatie met een draak overleefd, denk je nu echt dat ze is weggeblazen door een milde sneeuwstorm? Ze is gewoon ergens waar je haar niet kunt vinden; ze gaat er graag in haar eentje op uit. Nou, wegwezen. En snel, voordat je een pak slaag krijgt.”

Maar Aidan bleef vastberaden staan. “Als u haar niet gaat zoeken, dan ga ik zelf wel,” riep hij, en hij rende de kamer uit, hopend dat hij op de een of andere manier tot hem was doorgedrongen.

*

Aidan stond voor de poorten van Volis op de brug, Leo naast hem, en keek toe hoe de zon opkwam. Hij tuurde naar de horizon, op zoek naar een teken van Kyra, hopend dat ze terug zou keren van een training. Maar hij zag niets. Zijn onheilspellende voorgevoel werd steeds sterker. Hij had het afgelopen uur iedereen wakker gemaakt, van zijn broers tot de slager, en hun gevraagd wie haar voor het laatst had gezien. Uiteindelijk had een van zijn vaders mannen hem vertelt dat hij haar met Maltren richting het Doornwoud had zien rijden.

Aidan had het hele fort uitgekamd op zoek naar Maltren, en er was hem verteld dat hij eropuit was gegaan om te jagen. Nu stond hij te wachten tot Maltren zou terugkeren. Hij wilde hem confronteren en erachter komen wat er met zijn zus was gebeurd.

Aidan stond tot aan zijn schenen in de sneeuw. Hij rilde van de kou, maar negeerde het. Hij wachtte en tuurde, tot hij eindelijk een figuur aan de horizon zag verschijnen, dat door de sneeuw galoppeerde. Hij droeg de wapenrusting van zijn vaders mannen, en de borstplaat met de draak glom in het zonlicht. Zijn hart zwol toen hij zag dat het Maltren was.

Maltren galoppeerde in de richting van het fort, een hert over de rug van zijn paard gedrapeerd, en terwijl hij naderde, zag Aidan de afkeurende blik in zijn ogen. Hij keek op Aidan neer en hielt met tegenzin halt. “Uit de weg, jongen!” riep Maltren uit. “Je blokkeert de brug.”

Maar Aidan bleef koppig staan. “Waar is mijn zus?” wilde Aidan weten.

Maltren staarde hem aan, en Aidan zag hem even aarzelen. “Hoe moet ik dat weten?” blafte hij. “Ik ben een krijger, ik hou me niet bezig met het gestoei van meisjes.”

Maar Aidan vertrok geen spier. “Er is me verteld dat ze voor het laatst met jou was. Waar is ze?” herhaalde hij. Aidan was onder de indruk van de autoriteit in zijn eigen stem. Het herinnerde hem aan zijn eigen vader, hoewel hij nog te jong was om de diepe toon te hebben waar hij zo naar verlangde.

Hij leek echter wel tot Maltren te zijn doorgedrongen, want die steeg langzaam af. Er stond woede en ongeduld in zijn ogen, en hij liep dreigend naar Aidan toe. Terwijl hij naderde begon Leo zo hevig te grommen dat Maltren abrupt halt hield. Hij keek van de wolf naar Aidan.

Hij keek Aidan dreigend aan, en hoewel hij zijn best deed om het niet te laten zien, moest Aidan toegeven dat hij bang was. Hij dankte God dat hij Leo bij zich had.

“Weet je voor straf er staat op het negeren van de bevelen van een van je vaders mannen?” vroeg Maltren dreigend.

“Hij is míjn vader,” hield Aidan vol. “En Kyra is zijn dochter. Nou, waar is ze?”

Aidan trilde vanbinnen, maar hij was niet van plan om op te geven, niet nu Kyra in gevaar was.

Maltren keek om zich heen, blijkbaar om te zien of er iemand keek. Toen leunde hij naar voren, glimlachte, en zei: “Ik heb haar verkocht aan de mannen van de Heer, voor een mooie prijs. Ze was een verrader en een onruststoker, net als jij.”

Aidan sperde zijn ogen open. Hij was woedend.

“En wat jou betreft,” zei Maltren, terwijl hij Aidan bij zijn shirt greep en hem naar zich toe trok. Aidans hart sloeg een slag over toen hij zag dat Maltren zijn hand naar zijn dolk liet glijden. “Weet je wel hoeveel jongens er ieder jaar de dood vinden in deze slotgracht? Het is erg vervelend. Deze brug is te glad. Niemand zal ooit vermoeden dat dit iets anders was dan een ongeluk.”

Aidan worstelde, maar Maltrens grip was te stevig. Hij werd overspoeld door een golf van paniek, en hij wist dat hij op het punt stond om te sterven.

Ineens begon Leo te grommen. Hij besprong Maltren en boorde zijn tanden door zijn enkel. Maltren liet Aidan los en hief zijn dolk om de wolf neer te steken.

“Nee!” schreeuwde Aidan.

Er klonk het geluid van een hoorn, gevolgd door het geroffel van paardenhoeven die door de poort heen stormden, de brug over. Maltren stopte. Aidan draaide zich om en zijn hart zwol van opluchting toen hij zijn vader en zijn twee broers zag naderen, vergezeld door een tiental mannen, hun bogen gespannen, gericht op Maltren.

Aidan rukte zich los. Maltren stond daar, voor het eerst bang. Hij had zijn dolk nog in zijn hand en was op heterdaad betrapt. Aidan knipte met zijn vingers, en Leo trok zich terug.

Duncan steeg af en liep naar voren, en Aidan draaide zich naar hem om. “Ziet u wel, vader! Ik zei het toch! Kyra is vermist. En Maltren heeft haar verraden; hij heeft haar verkocht aan de Heer Gouverneur!”

Er hing een gespannen stilte terwijl Duncans mannen Maltren omsingelden. Maltren keek nerveus over zijn schouder naar zijn paard, alsof hij een ontsnapping overwoog, maar de mannen grepen de teugels van het paard.

Maltren keek naar Duncan, duidelijk nerveus.

“Je was niet van plan om mijn jongen aan te raken, of wel?” vroeg zijn vader op een koude toon.

Maltren slikte en zweeg.

Duncan zette de punt van zijn zwaard tegen Maltrens keel. Er stond een dodelijke blik in zijn ogen. “Je brengt ons naar mijn dochter,” zei hij, “en dat zal het laatste zijn wat je doet voor ik je afmaak.”

HOOFDSTUK DERTIG

Kyra en Dierdre renden voor hun leven over de besneeuwde velden; ze snakten naar adem en gleden steeds uit over het ijs. Ze sprintten door de ijzige ochtend, hun adem zichtbaar. De kou brandde in Kyra’s longen en haar handen waren gevoelloos terwijl ze haar staf vastklemde. Het geroffel van duizenden paardenhoeven vulde de lucht, en toen ze omkeek wenste ze dat ze het niet had gedaan: aan de horizon galoppeerden de mannen van de Heer. Ze wist dat het geen zin had om te rennen. Er was geen schuilplaats in zicht, er lag niets dan open velden voor hen. Ze waren er geweest.

Toch bleven ze rennen, gedreven door hun instinct om te overleven.

Kyra gleed uit en viel met haar gezicht naar beneden in de sneeuw, en onmiddellijk voelde ze een hand onder haar arm die haar overeind trok; ze keek naast zich en zag Dierdre.

“Je kunt nu niet stoppen!” zei Dierdre. “Jij hebt mij niet achtergelaten, en ik laat jou ook niet achter. Kom op!”

Kyra was verrast door de zelfverzekerde toon in Dierdres stem. Het was alsof ze was herboren sinds ze uit de gevangenis waren ontsnapt, en ondanks hun omstandigheden was haar stem gevuld met hoop.

Kyra begon weer te rennen, en ze hijgden terwijl ze een heuvel op renden. Ze probeerde niet te denken aan wat er zou gebeuren als het leger hen zou inhalen, en als ze Volis zouden bereiken en haar mensen zouden afslachten. Maar Kyra was erop getraind om niet op te geven; nooit.

Ze bereikten de heuveltop en Kyra hield abrupt halt, verbijsterd door wat ze zag. Vanaf hierboven hadden ze een schitterend uitzicht op het platteland. Er strekte zich een enorm plateau uit, en haar hart maakte een sprongetje van vreugde toen ze haar vader, gevolgd door een stuk of honderd mannen, hun kant op zag rijden. Ze kon het niet geloven: hij was voor haar gekomen. Al deze mannen waren helemaal hierheen gekomen, hadden hun levens geriskeerd op een zelfmoordmissie, alleen voor haar.

Kyra barstte in tranen uit, overweldigd door liefde en dankbaarheid voor haar mensen. Ze waren haar niet vergeten.

Kyra rende naar hen toe, en terwijl ze naderde zag ze Maltrens afgehakte hoofd, vastgebonden aan zijn paard. Ze realiseerde zich meteen wat er gebeurd was: ze hadden zijn verraad ontdekt en waren voor haar gekomen. Haar vader leek net zo verrast om haar te zien, rennend in de open velden; hij had waarschijnlijk verwacht dat hij haar uit het fort had moeten bevrijden.

Ze ontmoetten elkaar in het midden van het plateau. Haar vader steeg af, rende naar haar toe en knuffelde haar stevig. Terwijl ze zijn sterke armen om zich heen voelde, werd ze overspoeld door opluchting. Ze had het gevoel dat alles goed zou komen, ondanks hun slechte kansen. Ze was nog nooit zo trots op haar vader geweest als op dat moment.

Ineens veranderde haar vaders uitdrukking, en zijn gezichtsuitdrukking werd serieus terwijl hij over haar schouder keek. Ze wist dat hij het had gezien: het uitgestrekte leger van de mannen van de Heer, die inmiddels de heuvel hadden geklommen.

Hij gebaarde naar een wachtend paard, en een ander voor Dierdre. “Je paard wacht op je,” zei hij, terwijl hij naar een schitterende witte hengst wees. “Je vecht nu met ons.”

Met geen tijd te verliezen besteeg Kyra onmiddellijk haar paard, en ze viel in met zijn mannen. Voor haar, aan de horizon, zag ze het leger van de mannen van de Heer. Ze waren met duizenden, tegen slechts honderd van hen. Toch zat haar vader trots op zijn paard, en niemand leek te aarzelen.

“Mannen!” bulderde haar vader. “We vechten voor de eeuwigheid!”

Er klonk een luide strijdkreet, er werd op hoorns geblazen, en als één man stormden ze naar voren om de vijand te ontmoeten.

Kyra wist dat het zelfmoord was. Achter de duizend mannen van de Heer reden er nog duizend, en daarachter nog duizend. Haar vader wist dat; al zijn mannen wisten dat. Maar niemand aarzelde. Want ze vochten niet voor hun land, maar voor iets wat veel waardevoller was: hun bestaan. Hun recht om te leven als vrije mensen. Vrijheid betekende meer voor hen dan het leven, en hoewel ze allemaal gedood konden worden, zouden ze in ieder geval sterven als vrije mannen.

Terwijl Kyra naast haar vader, Anvin, Vidar en Arthfael reed, was ze opgewonden. Ze werd overspoeld door een golf van adrenaline. Ze zag haar leven aan zich voorbijschieten. Ze zag alle mensen van wie ze hield, de plekken waar ze was geweest, het leven dat ze had geleid, en ze wist dat het allemaal ten einde liep. Terwijl de twee legers op elkaar afreden zag ze het lelijke gezicht van de Heer Gouverneur, die voorop reed, en ze voelde een verse haat voor Pandesia. Ze brandde van wraakgevoelens.

Kyra sloot haar ogen en deed een laatste wens.

Als ik echt voorbestemd ben om een geweldige krijger te worden, laat het dan nu zijn. Als ik echt een speciale kracht heb, laat het me dan zien. Laat hem nu naar buiten komen. Laat me mijn vijanden verpletteren. Alleen deze ene keer, op deze ene dag. Laat het recht geschieden.

Kyra opende haar ogen, en ineens hoorde ze een afschuwelijke schreeuw door de lucht snijden. De haartjes in haar nek gingen rechtovereind staan. Ze keek omhoog en wat ze zag benam haar de adem.

Theos.

De immens grote draak vloog en dook recht op haar af. Hij staarde haar aan met zijn grote, felgele ogen, de ogen die ze in haar dromen had gezien. Het waren de ogen die ze maar niet uit haar hoofd had kunnen zetten, de ogen waarvan ze altijd had geweten dat ze ze op een dag weer zou zien.

Zijn vleugel was genezen. Theos spreidde zijn klauwen en dook naar beneden, recht op haar af, alsof hij haar wilde doden.

Kyra zag al haar vaders mannen omhoogkijken, hun monden open van angst. Maar zij was niet bang. Ze voelde de kracht in de draak, en ze wist dat zij en de draak nu één waren.

Kyra keek verbijsterd toe hoe Theos op haar af dook. Zijn vleugels waren zo breed dat ze de zon blokkeerden. Hij krijste weer, en de mannen waren doodsbang. Hij kwam dichtbij en vloog op het laatste moment weer omhoog. Zijn klauwen raakten bijna hun hoofden.

Kyra keek toe hoe Theos recht omhoog vloog, toen omkeerde en weer terugkwam. Deze keer vloog hij achter haar mannen aan, alsof hij met hen mee wilde vechten.

Hij opende zijn kaken en vloog over hen heen totdat hij voorop vloog, vastberaden om de mannen van de Heer als eerst in de strijd te treffen.

Kyra keek verbijsterd toe hoe de draak het andere leger naderde en de blik op het gezicht van de Heer Gouverneur veranderde van arrogantie naar angst; ze zag de afschuw op al hun gezichten. Ze waren allemaal doodsbang, en ze wisten allemaal wat er zou komen. Wraak.

Theos opende zijn kaken en spuwde vuur, en een stroom van vlammen verlichtte de witte ochtend. Het geschreeuw van mannen vulde de lucht, terwijl een grote brandhaard zich door het leger verspreidde, en rij na rij werd gedood.

De draak vloog door, cirkelde terug, en bleef vuur spuwen. Hij doodde elke vijand in het zicht tot er uiteindelijk niemand meer over was. Niets dan eindeloze hopen as, waar eerder mannen en paarden hadden gestaan.

Kyra bekeek het allemaal met een onwerkelijk gevoel. Het was alsof ze haar lotsbestemming voor haar ogen zag ontvouwen. Op dat moment wist ze dat ze anders was, dat ze speciaal was. De draak was alleen voor haar gekomen.

Ze konden nu niet meer terug: de mannen van de Heer waren dood. Pandesia was aangevallen, en Escalon had de eerste klappen uitgedeeld.

De draak landde voor hen in de asvelden, terwijl alle mannen halt hielden en vol verwondering naar hem staarden. Maar Theos had alleen maar oog voor Kyra. Zijn felgele ogen keken recht in de hare. Hij spreidde zijn vleugels, die zich eindeloos uit leken te strekken, en krijste. Het was een krijs van woede die het hele universum leek te vullen.

De draak wist het.

Het was tijd voor de Grote Oorlog.