Kitabı oku: «Een Gelofte Van Glorie »

Yazı tipi:

E E N G E L O F T E v a n G L O R I E

(Boek #5 in de Tovenaarsring)

Morgan Rice

Over Morgan Rice

Morgan Rice is de #1 Bestverkopende auteur van DE VAMPIER DAGBOEKEN, een tienerserie die inmiddels bestaat uit elf boeken; DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en de #1 Bestverkopende epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit dertien boeken.

Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar het Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Japans, Chinees, Zweeds, Nederlands, Turks, Hongaars, Tsjechisch en Slowaaks (met binnenkort meer talen).

Morgan hoort graag van je, dus bring gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!

Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice

DE TOVERNAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos

“Rice weet je vanaf het begin in het verhaal mee te slepen, en maakt gebruik van geweldige beschrijvende kwaliteiten die boven het schetsen van de setting uitstijgen… Goed geschreven en leest lekker snel weg.”

--Black Lagoon Reviews (over Turned)

“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Morgan Rice is erin geslaagd om een interessante twist aan het verhaal te geven… Verfrissend en uniek, heeft de klassieke elementen die je in veel paranormale Young Adult verhalen terugvindt. De serie gaat over een meisje… een heel bijzonder meisje! …Leest makkelijk weg maar in een zeer hoog tempo… Een aanrader voor iedereen die houdt van softe paranormale romances.”

--The Romance Reviews (over Turned)

“Had vanaf het begin mijn aandacht en liet die niet los… Dit verhaal is een ongelofelijk avontuur in een hoog tempo, vanaf het begin vol actie. Het wordt nooit saai.”

--Paranormal Romance Guild {over Turned}

“Boordevol actie, romantiek, avontuur en spanning. Haal deze in huis en wordt opnieuw verliefd.”

--vampirebooksite.com (over Turned)

“Een geweldig plot, en dit is echt zo’n boek dat je ‘s avonds niet kan wegleggen. Het einde was een cliffhanger die zo spectaculair was dat je onmiddellijk het volgende boek wil kopen, alleen om erachter te komen wat er gebeurd.”

--The Dallas Examiner {over Loved}

“Een boek dat zich kan meten met TWILIGHT en THE VAMPIRE DIARIES, één die je in één ruk uit wil lezen! Als je houdt van avontuur, liefde en vampieren dat is dit het boek voor jou!”

--Vampirebooksite.com {over Turned}

“Morgan Rice bewijst wederom een extreem getalenteerde verhalenverteller te zijn… Dit zou een breed publiek aanspreken, inclusief de jongere fans van het vampier/fantasy genre. Het eindigde met een onverwachte cliffhanger die je zal schokken.”

--The Romance Reviews {over Loved}

Boeken door Morgan Rice

THE SORCERER’S RING (DE TOVENAARSRING)

A QUEST OF HEROES (Book #1)--EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)

A MARCH OF KINGS (Book #2)--EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)

A FATE OF DRAGONS (Book #3)--EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)

A CRY OF HONOR (Book #4)--EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)

A VOW OF GLORY (Book #5)--EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)

A CHARGE OF VALOR (Book #6)--EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)

A RITE OF SWORDS (Book #7)--EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)

A GRANT OF ARMS (Book #8)--EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)

A SKY OF SPELLS (Book #9)--EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)

A SEA OF SHIELDS (Book #10)--EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)

A REIGN OF STEEL (Book #11)--EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)

A LAND OF FIRE (Book #12)--EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)

A RULE OF QUEENS (Book #13)--EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)

THE SURVIVAL TRILOGY-- DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ONE: SLAVERUNNERS (Book #1)-- ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)

ARENA TWO (Book #2)-- ARENA TWEE (Boek #2)

THE VAMPIRE JOURNALS-- DE VAMPIER DAGBOEKEN

TURNED (Book #1)-- VERANDERD (Boek #1)

LOVED (Book #2)-- GELIEFD (Boek #2)

BETRAYED (Book #3)-- VERRADEN (Boek #3)

DESTINED (Book #4)-- VOORBESTEMD (Boek #4)

DESIRED (Book #5)-- VERLANGD (Boek #5)

BETROTHED (Book #6)-- VERLOOFD (Boek #6)

VOWED (Book #7)-- BELOOFD (Boek #7)

FOUND (Book #8)-- GEVONDEN (Boek #8)

RESURRECTED (Book #9)-- HERREZEN (Boek #9)

CRAVED (Book #10)-- BEGEERT (Boek #10)

FATED (Book #11)--VERDOEMD (Boek #11)


Luister naar DE TOVENAARSRING serie als audioboek!

Copyright © 2014 door Morgan Rice


Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.


Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.


Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.


Omslagafbeelding copyright Unholy Vault Designs, gebruikt onder licensie van Shutterstock.com.

INHOUD

HOOFDSTUK ÉÉN

HOOFDSTUK TWEE

HOOFDSTUK DRIE

HOOFDSTUK VIER

HOOFDSTUK VIJF

HOOFDSTUK ZES

HOOFDSTUK ZEVEN

HOOFDSTUK ACHT

HOOFDSTUK NEGEN

HOOFDSTUK TIEN

HOOFDSTUK ELF

HOOFDSTUK TWAALF

HOOFDSTUK DERTIEN

HOOFDSTUK VEERTIEN

HOOFDSTUK VIJFTIEN

HOOFDSTUK ZESTIEN

HOOFDSTUK ZEVENTIEN

HOOFDSTUK ACHTTIEN

HOOFDSTUK NEGENTIEN

HOOFDSTUK TWINTIG

HOOFDSTUK EENENTWINTIG

HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG

HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG

“Het leven is iedereen dierbaar; maar voor de dierbare man is eer veel kostbaarder dan het leven.”

—William Shakespeare

Troilus and Cressida

HOOFDSTUK ÉÉN

Andronicus reed trots door het centrum van McClouds koninklijke stad, geflankeerd door honderden van zijn generaals, zijn meest waardevolle bezit achter zich aanslepend: Koning McCloud. Hij was ontdaan van zijn wapenrusting, zijn half naakte, dikke, harige lichaam met touwen vastgebonden en met een lang touw om zijn polsen, dat was vastgemaakt aan de achterkant van Andronicus’ zadel.

Andronicus reed langzaam, zwelgend in zijn triomf, terwijl hij McCloud door de straten sleepte, over steentjes heen, en grote stofwolken opwierp. McClouds mensen verzamelden zich en staarden met open mond naar het schouwspel voor hen. Hij hoorde hoe McCloud het uitschreeuwde, kronkelend van de pijn, terwijl hij hem door de straten van zijn eigen stad sleurde. Andronicus straalde. De McCloud mensen doken angstig in elkaar. Daar was hun voormalige koning, nu de nederigste der slaven. Het was één van de mooiste dagen die Andronicus zich kon herinneren.

Andronicus verbaasde zich over hoe makkelijk het was geweest om de McCloud stad over te nemen. Het leek of McClouds mannen het al hadden opgegeven nog voordat de aanval was begonnen. Andronicus’ mannen hadden hen als een bliksemschicht overvallen, de weinige soldaten die het waagden zich te verdedigen omver gereden, en de stad in een oogwenk ingenomen. Ze moesten zich gerealiseerd hebben dat het geen zin had zich te verzetten. Ze hadden hun wapens neergelegd, in de veronderstelling dat als ze zich overgaven Andronicus hen gevangen zou nemen.

Maar ze kenden de grote Andronicus niet. Hij verachtte overgave. Hij nam geen gevangenen, en ze maakten het hem alleen maar gemakkelijk door hun wapens neer te leggen.

De straten van de McCloud stad kleurden rood van het bloed terwijl Andronicus’ mannen elke steeg en elke zijstraat uitkamden en elke man die ze vonden afslachtten. Hij nam de vrouwen en kinderen als slaven, zoals hij altijd deed. De huizen werden één voor één geplunderd.

Terwijl Andronicus langzaam door de straten reed en zijn triomf overzag, zag hij de levenloze lichamen, de opgehoopte buit, de verwoeste huizen. Hij draaide zich om en knikte naar één van zijn generaals. De generaal stak een fakkel in de lucht, gebaarde naar zijn mannen, en honderden van hen verspreidden zich door de stad om de rieten daken in brand te steken. Overal om hen heen stegen de vlammen op en Andronicus kon de hitte al voelen.

“NEE!” schreeuwde McCloud, maaiend op de grond achter hem.

Andronicus grijnsde breed en dreef zijn paard aan, richting een bijzonder grote steen in de weg; er klonk een bevredigende bons, en hij wist dat McCloud de steen hard had geraakt.

Andronicus nam veel genoegen in het zien branden van zijn stad. Zoals hij bij elke overwonnen stad had gedaan in zijn Rijk, brandde hij eerst de stad tot de grond toe af, om hem vervolgens opnieuw op te bouwen, met zijn eigen mannen, zijn eigen generaals, zijn eigen Rijk. Dat was zijn manier. Hij wilde geen spoor van geschiedenis. Hij bouwde een nieuwe wereld. De wereld van Andronicus.

De Ring, de heilige Ring die al zijn voorouders was ontgaan, was nu zijn territorium. Hij kon het nauwelijks bevatten. Hij haalde diep adem, en verwonderde zich over hoe geweldig hij was. Spoedig zou hij over de Hooglanden gaan en ook de andere helft van de Ring overwinnen. En dan zou er geen plek op de wereld over zijn die hij niet had betreden.

Andronicus reed naar het standbeeld van McCloud op het stadplein, en hield halt. Het stond daar als een heiligdom, vijftien meter hoog, gemaakt van marmer. Het toonde een versie van McCloud die Andronicus niet herkende—een jonge, fitte, gespierde McCloud, die trots zijn zwaard vasthield. Het was egocentrisch. Daarvoor bewonderde Andronicus hem. Een deel van hem wilde het standbeeld mee naar huis nemen, en het in zijn paleis installeren als een trofee.

Maar een ander deel van hem walgde ervan. Zonder na te denken haalde hij zijn slinger tevoorschijn—drie keer zo groot als dat van een mens, groot genoeg voor een steen ter grootte van een kleine rots—haalde uit en wierp.

De kleine rots vloog door de lucht en raakte het hoofd van het stadbeeld. McClouds marmeren hoofd explodeerde en viel in kleine stukjes uiteen. Andronicus schreeuwde, hief zijn dubbele vlegel, en haalde uit.

Andronicus sloeg het torso van het standbeeld omver en het viel met een oorverdovend kabaal uiteen op de grond. Andronicus liet zijn paard keren en zorgde dat McClouds lichaam door de scherven heen werd gesleept.

“Daar zal je voor boeten!” schreeuwde een gekwelde McCloud uit.

Andronicus lachte. Hij had vele mensen ontmoet in zijn leven, maar deze was wellicht de meest zielige van hen allemaal.

“Zal ik dat?” riep Andronicus.

Deze McCloud was koppig; hij waardeerde nog steeds de macht van de grote Andronicus niet. Hij zou het er voor eens en altijd bij hem moeten inwrijven.

Andronicus liet zijn blik over de stad glijden, en hij zag het vermoedelijke McCloud kasteel. Hij spoorde zijn paard aan tot een galop, en zijn mannen volgden hem terwijl hij McCloud over de stoffige binnenplaats sleepte.

Andronicus reed de marmeren trappen op, McClouds lichaam achter hem, schreeuwend en kreunend bij elke trede. Toen reed hij door naar de marmeren entree. Andronicus’ mannen stonden al bij de deuren, de bloederige lichamen van McClouds wachters aan hun voeten. Andronicus grijnsde voldaan. Elke hoek van de stad was al van hem.

Andronicus reed door, recht door de kasteeldeuren, een hal in met verheven, gewelfde plafonds, allemaal van marmer. Hij verwonderde zich over de buitensporigheid van deze Koning McCloud. Hij had duidelijk geen kosten gespaard om zichzelf te verwennen.

Nu was zijn dag gekomen. Andronicus reed met zijn mannen door de brede gangen. De paardenhoeven weergalmden van de muren. Hij bereikte wat overduidelijk McClouds troonzaal was. Hij barstte door de eikenhouten deuren en reed naar het midden van de kamer, waar een obscene gouden troon stond.

Andronicus steeg af, beklom langzaam de gouden treden, en ging zitten. Hij haalde diep adem terwijl hij uitkeek over zijn mannen, zijn tientallen generaals die, gezeten op hun paarden, op zijn bevel wachtten. Hij keek naar de bloederige McCloud, die nog steeds aan zijn paard lag vastgebonden. Hij bekeek de kamer, de muren, de banners, de wapenrustingen, de wapens. Hij bewonderde het handwerk van de troon. Hij overweeg hem te laten smelten, of misschien zou hij hem mee terug nemen. Misschien kon hij hem aan één van zijn generaals schenken.

Deze troon was natuurlijk niets vergeleken met Andronicus’ eigen troon, de meest massieve troon van alle koninkrijken, één die het twintig mannen maar liefst veertig jaar had gekost om te bouwen. De bouw was begonnen tijdens zijn vaders heerschap, en was voltooid op de dag dat Andronicus zijn eigen vader had vermoord. Het was een perfecte timing geweest.

Andronicus keek neer op McCloud, op het zielige mens, en vroeg zich af hoe hij hem het best kon laten lijden. Hij bekeek de vorm en grootte van zijn schedel, en besloot dat hij hem graag zou laten krimpen en aan zijn ketting hangen, naast de andere gekrompen hoofden die om zijn nek hingen.

Maar Andronicus realiseerde zich dat voor hij hem zou doden, hij wat tijd nodig had om zijn gezicht en jukbeenderen wat uit te dunnen, zodat hij beter om zijn nek zou staan. Hij wilde niet een dik, opgeblazen gezicht dat de esthetiek van zijn ketting zou ruïneren. Hij zou hem een tijdje in leven laten, en hem in de tussentijd martelen. Hij glimlachte. Ja, dat was een goed plan.

“Breng hem naar me toe,” commandeerde Andronicus naar één van zijn generaals.

De generaal sprong zonder een moment te aarzelen van zijn paard, haastte zich naar McCloud, sneed het touw door en sleepte het bloederige lichaam over de vloer. Hij liet het voor Andronicus’ voeten vallen.

“Hier kom je niet mee weg!” mompelde McCloud zwakjes.

Andronicus schudde zijn hoofd; dit mens zou het nooit leren.

“Hier ben ik, gezeten op je troon,” zei Andronicus. “En daar ben jij, liggend aan mijn voeten. Ik denk dat ik rustig kan zeggen dat ik overal mee weg kan komen. En dat ik dat al gedaan heb.”

McCloud lag daar, kreunend en kronkelend.

“Mijn eerste agendapunt,” zei Andronicus, “is te zorgen dat je je respect betuigt aan je nieuwe koning en meester. Kom nu naar me toe, en ik schenk je de eer dat je als eerste voor me mag knielen in mijn nieuwe koninkrijk, als eerste mijn hand mag kussen, en me Koning mag noemen van wat ooit de McCloud kant van de Ring was.”

McCloud keek op, krabbelde op handen en knieën, en sneerde naar Andronicus.

“Nooit!” zei hij, en hij spoog op de vloer.

Andronicus gooide zijn hoofd achterover en lachte. Hij genoot ervan. Hij had al een tijd niet zo’n koppig mens ontmoet.

Andronicus knikte, en één van zijn mannen greep McCloud van achteren, terwijl een ander naar voren kwam en zijn hoofd stil hield. Een derde liep naar voren met een lang scheermes. McCloud kromp ineen van angst.

“Wat doe je?” vroeg McCloud in paniek, zijn stem enkele octaven hoger.

De man reikte naar beneden en scheerde snel de helft van McClouds baard af. McCloud keek op, duidelijk verbijsterd dat de man hem geen pijn had gedaan.

Andronicus knikte, en er stapte een andere man naar voren met een lange pook. Aan het einde van de pook was het embleem van Andronicus’ rijk gegraveerd—een leeuw met een vogel in zijn bek. Het gloeide oranje, stomend heet, en terwijl de anderen McCloud vasthielden, bracht de man de poker naar zijn nu blote wang.

“NEE!” gilde McCloud.

Maar het was te laat.

Een afschuwelijk gekrijs sneed door de lucht, gevolg door een sissend geluid en de geur van verbrand vlees. Andronicus keek blij toe terwijl de pook dieper en dieper in McClouds wang brandde. Het gesis werd luider, het geschreeuw bijna ondraaglijk.

Eindelijk, na een goede tien seconden, lieten ze McCloud vallen.

McCloud zakte op de grond in elkaar, bewusteloos, kwijlend, terwijl er ook opsteeg van zijn gezicht. Het embleem van Andronicus was in zijn vlees gebrand.

Andronicus leunde naar voren, keek neer op de bewusteloze McCloud, en bewonderde zijn werk.

“Welkom bij het Rijk.”

HOOFDSTUK TWEE

Erec stond op de heuveltop aan de bosrand en terwijl hij het kleine leger zag naderen, vulde zijn hart zich met vuur. Hij was geboren voor een dag als deze. In sommige gevechten vervaagde de lijn tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid—maar niet vandaag. De Heer van Baluster had zijn bruid schaamteloos gestolen, en hij was opschepperig geweest. Hij had zich niet willen verontschuldigen. Hij was van zijn misdaad op de hoogte gesteld, hij had de kans gekregen om het goed te maken, en hij had geweigerd zijn fouten recht te zetten. Hij had deze ellende zelf veroorzaakt. Zijn mannen hadden het moeten laten gaan—zeker nu hij dood was.

Maar daar reden ze, honderden van hen, betaalde huurlingen van deze mindere heer—allemaal vastberaden Erec te doden, alleen maar omdat ze door deze man waren betaald. Ze galoppeerden op hem af in hun glanzende groene wapenrusting, en toen ze dichterbij kwamen lieten ze een strijdkreet uit. Alsof hij daar bang van zou moeten worden.

Erec was niet bang. Hij had al teveel van dit soort gevechten meegemaakt. Als hij één ding had geleerd in al zijn jaren van training, was het om nooit te vrezen wanneer hij aan de kant van het rechtvaardige vocht. Rechtvaardigheid, zo had hij geleerd, zou wellicht niet altijd overwinnen—maar het gaf de drager de kracht van tien mannen.

Het was geen angst dat Erec voelde terwijl hij de honderden mannen zag naderen, wetende dat hij waarschijnlijk op deze dag zou sterven. Het was verwachting. Hij had een kans gekregen om zijn dood op de meest eervolle manier te ontmoeten, en dat was een geschenk. Hij had een gelofte van eer afgelegd, en vandaag zou hij deze moeten vervullen.

Erec trok zijn zwaard en rende te voet de heuvel af, richting het leger dat op hem af kwam. Op dit moment wenste hij meer dan ooit dat hij zijn trouwe paard, Warfkin, bij zich had om de strijd tegemoet te rijden—maar het deed hem goed te weten dat Warfkin Alistair veilig terug naar Savaria zou brengen, naar de veiligheid van het hof van de Hertog.

Terwijl hij de soldaten naderde, nauwelijks vijftig meter verderop, versnelde Erec. Hij ging recht op de leidende ridder in het midden af. Ze vertraagden niet, en hij ook niet, en hij bereidde zich voor op de botsing.

Erec wist dat hij één voordeel had: driehonderd mannen konden fysiek niet dichtbij genoeg komen om allemaal één man tegelijk aan te vallen; hij wist van zijn training dat hoogstens zes man te paard een man tegelijk zouden kunnen aanvallen. Voor Erec betekende dit dat zijn kansen niet driehonderd tegen één waren—maar slechts zes tegen één. Zolang hij de zes mannen voor zich kon blijven doden, had hij een kans om te winnen. Het was slechts een kwestie van of hij genoeg stamina had om het vol te houden.

Terwijl Erec de heuvel af rende, trok hij het wapen waarvan hij wist dat het het best zou zijn: een vlegel met een tien meter lange ketting met punten, met aan het einde een puntige, metalen bal. Het was een wapens dat bedoeld was om een val op de weg te leggen—of voor situaties als deze.

Erec wachtte tot het laatste moment, tot het leger geen tijd meer had om te reageren, zwaaide de vlegel hoog boven zijn hoofd, en wierp hem over het slagveld. Hij mikte op een kleine boom, en de puntige ketting spreidde zich over het slagveld; terwijl de bal zich om de boom heen wikkelde, dook Erec naar de grond om de speren te ontwijken. Ondertussen hield hij met al zijn macht het handvat van de vlegel vast.

Hij had het perfect getimed: er was geen tijd voor het leger om te reageren. Ze zagen het pas op het laatste moment en trachtten hun paarden in te houden—maar ze gingen te snel, en er was geen tijd.

De hele voorste linie rende er tegen aan. De puntige ketting sneed door de benen van de paarden, en hun berijders vielen met hun gezicht naar beneden op de grond. De paarden landden op hen. Tientallen van hen werden in de chaos vertrappeld.

Erec had geen tijd om trots te zijn op de schade die hij had veroorzaakt: een andere flank van het leger kwam schreeuwend op hem af, en Erec rolde snel overeind.

Terwijl de voorste ridder een speer hief, maakte Erec gebruik van wat hij had: hij had geen paard, en kon deze mannen niet op hun hoogte bereiken, maar omdat hij lager was, kon hij de grond in zijn voordeel gebruiken. Erec dook naar de grond, rolde, hief zijn zwaard, en sneed in één vloeiende beweging de benen van het paard af. Het paard viel en de soldaat smakte op zijn gezicht voor hij een kans had om zijn wapen los te laten.

Erec rolde verder en slaagde erin om de op hol geslagen paarden om hem heen te ontwijken, die werden gedwongen uit elkaar te gaan om het gevallen paard te ontwijken. Veel slaagden er echter niet in en struikelden over het dode dier. Tientallen paarden gingen tegen de grond, en er steeg een stofwolk op en er ontstond een opstopping.

Het was precies waar Erec op had gehoopt: stof en verwarring, tientallen die tegen de grond gingen.

Erec sprong overeind, hief zijn zwaard en blokkeerde een zwaard dat op zijn hoofd afkwam. Hij draaide rond en blokkeerde een speer, toen een lans, toen een bijl. Hij verdedigde zich tegen de aanvallen die van alle kanten op hen neerregenden, maar hij wist dat hij dit niet eeuwig vol zou kunnen houden. Hij moest aanvallen als hij een kans wilde maken.

Erec maakte een koprol, rolde overeind op een knie, en wierp zijn zwaard alsof het een speer was. Het vloog door de lucht, recht in de borst van zijn dichtstbijzijnde aanvaller; zijn ogen sperden zich wijd open en hij viel zijlings van zijn paard af.

Erec maakte van de gelegenheid gebruik om op de rug van het paard te springen, en griste ondertussen de strijdvlegel uit de handen van de man. Het was een excellente strijdvlegel, en Erec had hem om die reden uitgekozen; het had een lange, zilveren schacht en een ketting die ruim een meter lang was, met drie puntige ballen aan het einde. Erec zwaaide de strijdvlegel boven zijn hoofd en sloeg in één haal de wapens van meerdere tegenstanders uit hun handen; met een tweede haal sloeg hij hen van hun paarden.

Erec bekeek het slagveld en zag dat hij behoorlijk wat schade had aangericht. Er waren bijna zo’n honderd ridders uitgeschakeld. Maar de anderen, tenminste zo’n tweehonderd van hen, waren aan het hergroeperen en kwamen nu op hem af—en ze leken erg vastberaden.

Erec reed op hen af, één man tegen tweehonderd, en liet een luide strijdkreet uit. Hij hief zijn strijdvlegel met bad tot God dat hij genoeg kracht zou hebben om het vol te houden.

*

Alistair huilde terwijl ze zich met al haar macht vasthield aan Warfkin. Het paard galoppeerde over de maar al te bekende weg naar Savaria. Ze had het dier de hele weg geschopt en tegen hem geschreeuwd, om hem te laten omkeren en naar Erec terug te rijden. Maar het wilde niet luisteren. Ze had nog nooit een paard als Warfkin gezien—het luisterde standvastig naar het bevel van zijn meester en aarzelde nooit. Het was overduidelijk van plan om haar precies te brengen naar waar Erec had gezegd—en uiteindelijk accepteerde ze dat er niets was dat ze eraan kon doen.

Alistair had gemengde gevoelens terwijl ze terug reed door de stadspoorten van de stad waar ze zo langs als dienstmeisje had gewerkt. Aan de ene kant voelde het bekend—maar aan de andere kant bracht het herinneringen omhoog van de herbergier die haar had onderdrukt, van alles dat er mis was met deze plek. Ze had er zo naar uitgekeken om verder te gaan met haar leven, om hier met Erec weg te gaan en een nieuw leven met hem te beginnen. Hoewel ze zich veilig voelde binnen de stadspoorten, had ze ook een naar gevoel voor Erec, die het in zijn eentje tegen dat leger opnam. De gedachte maakte haar misselijk.

Nu ze besefte dat Warfkin niet om zou keren, wist ze dat haar tweede beste optie was om hulp te zoeken voor Erec. Erec had haar gevraagd hier te blijven, binnen de veiligheid van deze poorten—maar dat was wel het laatste wat ze van plan was. Ze was tenslotte de dochter van een koning, en ze was niet het type dat vluchtte van angst of confrontatie. Erec had in haar zijn gelijke gevonden: ze was net zo nobel en vastberaden als hij. En ze zou nooit met zichzelf kunnen leven als hem daar iets zou overkomen.

Ze kende de stad goed, dus Alistair dreef Warfkin richting het kasteel van de Hertog—en nu ze binnen de stadsmuren waren, luisterde het dier eindelijk. Ze reed naar de ingang van het kasteel, steeg af, en rende voorbij de wachters die haar trachtten te stoppen. Ze wist aan hen te ontkomen en rende door de marmeren gangen die ze zo goed kende van toen ze hier als dienstmeisje had gewerkt.

Alistair zette haar schouders tegen de grote deuren naar de zaal en duwde ze open, en rende het privé vertrek van de Hertog binnen.

Meerdere raadsleden draaiden zich om en keken haar aan. Ze droegen allen koninklijke gewaden, de Hertog in het midden, met enkele ridders om hem heen. Ze hadden stomverbaasde uitdrukkingen; ze had duidelijk belangrijke zaken verstoord.

“Wie bent u, vrouwe?” riep één van hen.

“Wie waagt het om de officiële zaken van de Hertog te verstoren?” riep een ander.

“Ik herken de vrouw,” zei de Hertog, die opstond.

“Ik ook,” zei Brandt, die ze herkende als Erecs vriend. “Alistair, is het niet?” vroeg hij. “Erecs nieuwe vrouw?”

Ze rende in tranen naar hem toe en greep zijn handen vast.

“Alstublieft, mijn heer, help me. Het is Erec!”

“Wat is er gebeurd?” vroeg de Hertog, gealarmeerd.

“Hij is in groot gevaar! Op dit moment neemt hij het in zijn eentje op tegen een vijandig leger! Hij wilde niet dat ik zou achterblijven. Alstublieft! Hij heeft hulp nodig!”

Zonder een woord te zeggen sprongen alle ridders overeind en renden de hal door. Geen van hen aarzelde ook maar een moment; en ze rende achter hen aan.

“Blijf hier!” benadrukte Brandt.

“Nooit!” zei ze, terwijl ze achter hem aan rende. “Ik zal u naar hem toe brengen!”

Ze renden als één door de gangen, de kasteeldeuren uit, naar een groep van wachtende paarden, en stegen zonder te aarzelen op. Alistair sprong op Warfkin, dreef hem aan, en leidde de groep. Ze was net zo ongerust als de rest.

Terwijl ze door het hof van de Hertog reden, begonnen soldaten om hen heen op te stijgen en voegden ze zich bij hen—en tegen de tijd dat ze de poorten van Savaria uitreden, werden ze vergezeld door een groot contingent van ten minste honderd mannen. Alistair voorop, naast Brandt en de Hertog.

“Als Erec erachter komt dat u met ons mee rijdt, kost het me mijn kop,” zei Brandt, die naast haar reed. “Alstublieft, vertel ons gewoon waar hij is, mijn vrouwe.”

Maar Alistair schudde koppig haar hoofd en trachtte haar tranen te bedwingen terwijl ze reed, het gedonder van de paardenhoeven om haar heen.

“Ik sterf nog liever dan dat ik Erec in de steek laat!”