Kitabı oku: «Een Land Van Vuur »
E E N L A N D V A N V U U R
(Boek #12 in de Tovenaarsring)
Morgan Rice
Over Morgan Rice
Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die uit zeventien boeken bestaat; de #1 bestverkopende serie DE VAMPIER DAGBOEKEN, bestaande uit elf boeken; de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische thriller bestaande uit twee boeken; en de nieuwe epische fantasy serie KONINGEN EN TOVERNAARS. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.
VERANDERD (Boek #1 van de Vampierverslagen), ARENA EEN (BOEK #1 van de Overlevingstrilogie), DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1van de Koningen En Tovenaars), en EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1 van De Tovenaarsring) zijn allemaal gratis te downloaden!
Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!
Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice
DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”
--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos
“Rice weet je vanaf het begin in het verhaal mee te slepen, en maakt gebruik van geweldige beschrijvende kwaliteiten die boven het schetsen van de setting uitstijgen… Goed geschreven en leest lekker snel weg.”
--Black Lagoon Reviews (over Turned)
“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Morgan Rice is erin geslaagd om een interessante twist aan het verhaal te geven… Verfrissend en uniek, heeft de klassieke elementen die je in veel paranormale Young Adult verhalen terugvindt. De serie gaat over een meisje… een heel bijzonder meisje! …Leest makkelijk weg maar in een zeer hoog tempo… Een aanrader voor iedereen die houdt van softe paranormale romances.”
--The Romance Reviews (over Turned)
“Had vanaf het begin mijn aandacht en liet die niet los… Dit verhaal is een ongelofelijk avontuur in een hoog tempo, vanaf het begin vol actie. Het wordt nooit saai.”
--Paranormal Romance Guild {over Turned}
“Boordevol actie, romantiek, avontuur en spanning. Haal deze in huis en wordt opnieuw verliefd.”
--Vampirebooksite.com (over Turned)
“Een geweldig plot, en dit is echt zo’n boek dat je ‘s avonds niet kan wegleggen. Het einde was een cliffhanger die zo spectaculair was dat je onmiddellijk het volgende boek wil kopen, alleen om erachter te komen wat er gebeurd.”
--The Dallas Examiner {over Loved}
“Een boek dat zich kan meten met TWILIGHT en THE VAMPIRE DIARIES, één die je in één ruk uit wil lezen! Als je houdt van avontuur, liefde en vampieren dat is dit het boek voor jou!”
--Vampirebooksite.com {over Turned}
“Morgan Rice bewijst wederom een extreem getalenteerde verhalenverteller te zijn… Dit zou een breed publiek aanspreken, inclusief de jongere fans van het vampier/fantasy genre. Het eindigde met een onverwachte cliffhanger die je zal schokken.”
--The Romance Reviews {over Loved}
Boeken door Morgan Rice
KONINGEN EN TOVENAARS
DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)
DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)
DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)
DE TOVENAARSRING
EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)
EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)
EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)
EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)
EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)
EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)
EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)
EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)
EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)
EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)
EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)
EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)
EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)
EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)
EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)
EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)
HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)
DE SURVIVAL TRILOGIE
ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)
ARENA TWEE (Boek #2)
DE VAMPIER DAGBOEKEN
VERANDERD (Boek #1)
GELIEFD (Boek #2)
VERRADEN (Boek #3)
VOORBESTEMD (Boek #4)
BEGEERD (Boek #5)
VERLOOFD (Boek #6)
GEZWOREN (Boek #7)
GEVONDEN (Boek #8)
HERREZEN (Boek #9)
VERLANGD (Boek #10)
VOORBESCHIKT (Boek #11)
Luister naar DE TOVENAARSRING serie als audioboek!
Copyright © 2014 door Morgan Rice
Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.
Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.
Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.
©iStock.com/© frentusha
INHOUD
HOOFDSTUK EEN
HOOFDSTUK TWEE
HOOFDSTUK DRIE
HOOFDSTUK VIER
HOOFDSTUK VIJF
HOOFDSTUK ZES
HOOFDSTUK ZEVEN
HOOFDSTUK ACHT
HOOFDSTUK NEGEN
HOOFDSTUK TIEN
HOOFDSTUK ELF
HOOFDSTUK TWAALF
HOOFDSTUK DERTIEN
HOOFDSTUK VEERTIEN
HOOFDSTUK VIJFTIEN
HOOFDSTUK ZESTIEN
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
HOOFDSTUK ACHTTIEN
HOOFDSTUK NEGENTIEN
HOOFDSTUK TWINTIG
HOOFDSTUK EENENTWINTIG
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG
HOOFDSTUK ZESENTWINTIG
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG
HOOFDSTUK DERTIG
HOOFDSTUK EENENDERTIG
“Derhalve draai ik mij om:
Er is elders een wereld.”
--William Shakespeare
Coriolanus
HOOFDSTUK EEN
Gwendolyn stond op het strand van de Hoge Eilanden en staarde naar de oceaan terwijl haar baby werd verzwolgen door de mist. Haar hart brak in tweeën terwijl ze Guwayne steeds verder en verder weg zag drijven. Het tij voerde hem mee naar God wist waarheen, en elke seconde bracht hem verder bij haar vandaan.
De tranen rolden over Gwendolyns wangen. Ze was verdoofd, niet in staat om weg te lopen. Ze verloor alle besef van tijd en plaats en voelde haar lichaam niet meer. Een deel van haar stierf nu ze de persoon waar ze het meest van hield verzwolgen zag worden door de zee. Alsof een deel van haar met hem mee de zee op werd getrokken.
Gwen haatte zichzelf voor wat ze had gedaan; maar tegelijkertijd wist ze dat het het enige was dat haar kind zou kunnen redden. Gwen hoorde het gebrul en gedonder aan de horizon achter zich, en ze wist dat dit hele eiland spoedig door de vlammen verzwolgen zou worden—en dat niets hen kon redden. Niet Argon, die zich nog steeds in een hulpeloze toestand bevond; niet Thorgrin, die in het Land van de Druïden was; niet Alistair of Erec, die op de Zuidelijke Eilanden waren; en niet Kendrick of de Zilveren of de andere dappere mannen die hier zaten. Geen van hen was in staat om het op te nemen tegen een draak. Ze hadden magie nodig—en dat was het enige dat ze niet meer hadden.
Ze hadden geluk gehad dat ze uit de Ring hadden kunnen ontsnappen, en nu, wist ze, had het lot hen ingehaald. Ze zouden niet meer vluchten, ze zouden zich niet meer verstoppen. Het was tijd om de confrontatie aan te gaan met de dood die hen achtervolgde.
Gwendolyn draaide zich om, en kon zelfs vanaf hier de zwarte massa van draken zien die haar kant op kwam. Ze had weinig tijd; ze wilde hier niet in haar eentje op deze stranden sterven, maar bij haar mensen, om hen zo goed te beschermen als ze kon.
Gwen draaide zich om en wierp nog één keer een blik op de zee, hopend op een laatste glimp van Guwayne.
Maar er was niets te zien. Guwayne was nu ver bij haar vandaan, ergens aan de horizon, op weg naar een wereld die ze nooit zou kennen.
Alstublieft, God, bad Gwen. Wees met hem. Neem mijn leven voor het zijne. Ik zal alles doen. Zorg dat Guwayne veilig is. Laat me hem weer vasthouden. Ik smeek het u. Alstublieft.
Gwendolyn deed haar ogen open, hopend op een teken, een regenboog misschien—wat dan ook.
Maar de horizon was leeg. Er was niets te zien behalve zwarte, dreigende wolken, alsof het universum kwaad op haar was vanwege wat ze had gedaan.
Snikkend keerde Gwen de zee en wat er van haar leven over was de rug toe. Ze begon te rennen, vastberaden om zich, samen met haar mensen, nog een laatste keer sterk te maken.
*
Gwen stond op de bovenste borstweringen van Tirus’ fort, omgeven door tientallen van haar mensen. Onder hen bevonden zich ook haar broers Kendrick en Reece en Godfrey, haar neefje Matus en haar nichtje Stara, Steffen, Aberthol, Srog, Brandt, Atme en de Krijgsmacht. Ze tuurden allemaal naar de lucht, zwijgend en somber, wetend wat er aan kwam.
Ze luisterden naar het gebrul in de verte, het gebrul dat de grond deed trillen, en keken hulpeloos toe hoe Ralibar de strijd voor hen aan ging. De dappere draak deed zijn best om de groep vijandelijke draken op afstand te houden. Gwens hart zwol toen ze Ralibar zag vechten, zo dapper, zo stoutmoedig. Hij nam het in zijn eentje tegen tientallen anderen op, maar hij was onbevreesd. Ralibar spuwde vuur naar de andere draken, haalde uit met zijn enorme klauwen en liet zijn tanden in hun kelen zinken. Hij was niet alleen sterker, maar ook sneller dan de anderen. Het was een indrukwekkend schouwspel.
Terwijl Gwen toekeek vulde haar hart zich met het laatste beetje hoop; een deel van haar waagde het te geloven dat Ralibar hen misschien kon verslaan. Ze zag Ralibar omlaag duiken terwijl drie draken vuur naar hem spuwden en hem op een haar na misten. Toen dook Ralibar naar voren en zette hij zijn klauwen in de borst van één van de draken, en gebruikte hij zijn momentum om hem naar beneden te trekken.
Meerdere draken spuwden vuur naar Ralibars rug terwijl hij naar beneden dook, en Gwen keek vol afschuw toe hoe Ralibar en de andere draak in een bal van vuur veranderden en op de zee af stortten. De andere draak verzette zich, maar Ralibar gebruikte al zijn gewicht om hem naar beneden te trekken—en al spoedig vielen ze beiden in zee.
Er rees een luid gesis op, vergezeld door wolken van stoom, terwijl het water het vuur doofde. Gwen keek toe, hopend dat hij in orde was—en enkele momenten later kwam Ralibar alleen boven. De andere draak kwam ook aan de oppervlakte, maar hij dobberde in het water, drijvend op de golven, dood.
Zonder te aarzelen schoot Ralibar weer omhoog, naar de tientallen andere draken die op hem af kwamen. Terwijl ze naar beneden doken, hun grote kaken wijd open, viel Ralibar aan: hij haalde uit met zijn enorme klauwen, spreidde zijn vleugels en wist twee van de draken te grijpen. Toen draaide hij zich om en dreef hij hen de zee in.
Ralibar hield ze onder water, en op dat moment werd hij door een tiental draken besprongen. De hele groep viel in de zee, en ze sleurden Ralibar met zich mee. Ralibar, hoe dapper hij ook vocht, was te zwaar in de minderheid, en hij viel maaiend met zijn klauwen en krijsend van woede in het water.
Gwen slikte. Haar hart brak bij de aanblik van Ralibar die voor hen vocht, helemaal alleen; ze wilde niets liever dan hem helpen. Ze speurde het wateroppervlak af, wachtend en hopend op een teken van Ralibar. Hij moest weer boven komen.
Maar tot haar grote afschuw deed hij dat niet.
De andere draken kwamen boven, en ze vlogen omhoog, hergroepeerden, en zetten hun zinnen op de Hoge Eilanden. Ze leken Gwendolyn recht aan te kijken terwijl ze al brullend hun vleugels spreidden.
Gwen voelde haar hart in tweeën splijten. Haar dierbare vriend Ralibar, hun laatste hoop, hun laatste verdediging, was dood.
Gwen draaide zich om naar haar mannen, die geschokt voor zich uit staarden. Ze wisten al wat er komen ging: een onstuitbare golf van verwoesting.
Gwen voelde zich zwaar; ze deed haar mond open om iets ze zeggen, maar de woorden bleven in haar keel steken.
“Luid de klokken,” wist ze uit te brengen. Haar stem was schor. “Zeg tegen iedereen dat ze moeten schuilen. Iedereen die boven de grond zit moet naar beneden gaan, nu. De grotten in, de kelders—zolang ze maar niet hier zijn. Beveel het ze—nu!”
“Luid de klokken!” riep Steffen. Hij rende naar de rand van het fort en schreeuwde het uit over de binnenplaats. Al snel werden de klokken geluiden. Honderden van haar mensen, overlevenden uit de Ring, gingen snel op zoek naar een schuilplaats. Ze begaven zich naar de grotten in de buitenwijken van de stad, of haastten zich hun kelders of ondergrondse schuilplaatsen in om zich voor te bereiden op de onvermijdelijke golf van vlammen die zou volgen.
“Mijn Koningin,” zei Srog tegen haar, “misschien kunnen we allemaal in dit fort schuilen. Het is tenslotte gemaakt van steen.”
Gwen schudde haar hoofd.
“Je hebt geen weet van de toorn van de draken,” zei ze. “Boven de grond zal niets veilig zijn. Niets.”
“Maar mijn vrouwe, misschien zijn we hier veiliger,” drong hij aan. “Het fort heeft de beproevingen van de tijd doorstaan. Deze stenen muren zijn dertig centimeter dik. Wilt u niet liever hier zijn dan onder de grond?”
Gwen schudde haar hoofd. Er klonk gebrul, en toen ze naar de horizon keek kon ze de draken zien naderen. Haar hart brak weer toen ze zag hoe de draken een muur van vuur op haar vloot in de zuidelijke haven af spuwden. Ze zag hoe haar dierbare schepen, haar levenslijn naar het vasteland, prachtige exemplaren waarvan het tientallen jaren had gekost om ze te bouwen, gereduceerd werden tot niets dan aanmaakhout. Ze was blij dat ze hier op had geanticipeerd, en een aantal schepen aan de andere kant van het eiland had verborgen. Als ze het zouden overleven om er gebruik van te maken.
“Er is geen tijd voor discussie. We gaan hier onmiddellijk weg. Volg mij.”
Ze volgden Gwen terwijl ze zich van het dak af haastte, de wenteltrap af, vastberaden om hen hier zo ver mogelijk vandaan te krijgen; Gwen reikte instinctief naar Guwayne—en haar hart brak weer toen ze zich realiseerde dat hij weg was. Het was alsof er een deel van haarzelf miste. Ze rende met twee treden tegelijk de trap af en hoorde de voetstappen achter zich terwijl iedereen zich haastte om in veiligheid te komen. Gwen hoorde het gebrul van de draken steeds dichterbij komen. De grond trilde al onder haar voeten. Maar het enige dat ze wilde was dat Guwayne veilig was.
Gwen stormde het kasteel uit en rende met de anderen over de binnenplaats, richting de ingang van de kerkers die reeds waren ontdaan van de gevangenen. Een aantal van haar soldaten openden de stalen deuren, die toegang boden tot trappen die naar beneden leidden. Voor ze naar binnen gingen, stopte Gwen. Ze draaide zich om naar haar mensen.
Ze zag een aantal mensen nog over de binnenplaats rennen, gillend van angst, in paniek, niet wetend waar ze heen moesten.
“Kom hier!” riep ze uit. “Kom ondergronds! Jullie allemaal!”
Gwen stapte opzij en verzekerde zich er van dat ze allemaal in veiligheid werden gebracht. Eén voor één renden haar mensen langs haar heen, de stenen trappen af, de duisternis in.
De laatsten die zich bij haar voegden waren haar broers, Kendrick en Reece en Godfrey, samen met Steffen. Met zijn vijven keken ze naar de lucht, en er kwam weer een oorverdovend gebrul.
De groep draken was nu zo dichtbij dat Gwen ze kon zien, nauwelijks honderd meter bij hen vandaan. Ze zag hun enorme vleugels, hun woedende gezichten. Ze sperden hun grote kaken wijd open, alsof ze klaar waren om hen te verscheuren. Hun tanden waren elk zo groot als Gwendolyn zelf.
Dus, dacht Gwendolyn, dit is hoe de dood eruit ziet.
Gwen keek nog een laatste keer om zich heen en ze zag honderden van haar mensen toevlucht zoeken in hun nieuwe huizen. Ze weigerden om naar beneden te gaan.
“Ik heb ze gezegd om ondergronds te gaan!” riep Gwen.
“Een aantal van onze mensen willen wel luisteren,” observeerde Kendrick somber terwijl hij zijn hoofd schudde, “maar de meesten niet.”
Gwen voelde zichzelf breken van binnen. Ze wist wat er zou gebeuren met degenen die bovengronds bleven. Waarom moesten haar mensen toch altijd zo koppig zijn?
En toen gebeurde het—de eerste golf van het drakenvuur rolde op hen af, nog te ver om hen te kunnen verbranden, maar dichtbij genoeg voor Gwen om te voelen hoe de hitte haar gezicht schroeide. Ze hoorde het geschreeuw van haar mensen aan de andere kant van de binnenplaats, de mensen die hadden besloten om bovengronds te blijven, in hun huisjes of in Tirus’ fort. Het stenen fort, dat enkele seconden eerder nog onverwoestbaar had geleken, stond nu in vuur en vlam. De vlammen schoten er aan alle kanten uit, alsof het niet meer was dan een huis van vlammen. De stenen werden binnen een seconde verkoold en verschroeid. Gwen slikte. Ze wist dat als ze hadden getracht de aanval in het fort uit te zitten, ze nu allemaal dood waren geweest.
Anderen hadden niet zoveel geluk: ze schreeuwden het uit, en renden in lichterlaaie door de straten voor ze in elkaar zakten. De afschuwelijke geur van verbrand vlees vulde de lucht.
“Mijn vrouwe,” zei Steffen, “we moeten naar beneden. Nu!”
Gwen kon het niet verdragen om zich om te draaien, maar ze wist dat hij gelijk had. Ze liet zichzelf met de anderen meevoeren. Terwijl er een golf van vlammen op haar afkwam, werd ze door de deuren gesleept, de trappen af, de duisternis in. De stalen deuren sloegen met een klap achter haar dicht, een seconde voor de vlammen haar bereikten, en terwijl ze de klap achter zich hoorde nagalmen, voelde het alsof er een deur in haar hart werd dichtgeslagen.
HOOFDSTUK TWEE
Alistair knielde snikkend naast Erec en hield hem stevig vast, haar trouwjurk doordrenkt met zijn bloed. Terwijl ze hem tegen zich aan drukte voelde ze het leven uit hem weg stromen. Erec, doorzeefd met steekwonden, kreunde van de pijn, en ze kon aan het ritme van zijn polsslag voelen dat hij stervende was.
“NEE!” kreunde Alistair. Ze wiegde hem in haar armen. Ze voelde haar hart breken terwijl ze hem vasthield, en het voelde alsof zij zelf stervende was. De man met wie ze op het punt had gestaan te trouwen, de man die haar enkele momenten eerder nog met zoveel liefde had aangekeken, lag nu bijna levenloos in haar armen; ze kon het nauwelijks verwerken. Hij was zo gevuld geweest met liefde en vreugde; hij was overrompeld door haar. Door haar stomme spelletje, waarbij ze hem had gevraagd om zijn ogen te sluiten zodat ze hem kon verrassen met haar jurk. Alistair werd overspoeld door schuld, alsof het allemaal haar fout was.
“Alistair,” kreunde hij.
Ze keek naar beneden en zag dat zijn ogen half open waren, zag dat ze dof werden, dat de levenskracht eruit begon te stromen.
“Je moet weten dat dit niet jouw schuld is,” fluisterde hij. “En hoeveel ik van je hou.”
Alistair huilde. Ze drukte hem tegen haar borst aan en voelde dat hij steeds kouder werd. Op dat moment knapte er iets in haar, iets dat de onrechtvaardigheid van de situatie niet langer kon verdragen, iets dat absoluut weigerde om hem te laten sterven.
Alistair kreeg ineens een bekend, tintelend gevoel, als duizend speldenprikken in haar vingertoppen, en ze voelde haar hele lichaam van top tot teen overspoeld worden met warmte. Ze voelde een vreemde kracht, sterk en primordiaal, een kracht die ze niet begreep; het kwam sterker opzetten dan alle opwellingen van kracht die ze ooit in haar leven had gevoeld, als een uitwendig iets haar lichaam overnam. Ze voelde haar handen en armen heet worden, en ze legde instinctief haar handpalmen op Erecs borst en voorhoofd.
Alistairs handen brandden heviger dan ooit tevoren, en ze sloot haar ogen. Beelden flitsten door haar hoofd. Ze zag Erec als kind. Hij verliet de Zuidelijke Eilanden en stond trots en nobel op een groot schip; ze zag hoe hij zich aansloot bij de Krijgsmacht; bij de Zilveren; ze zag hem deelnemen aan steekspellen, ze zag hem een kampioen worden, ze zag hem vijanden verslaan, de Ring verdedigen. Ze zag hem met een perfect postuur op zijn paard zitten, in een glimmende zilveren wapenrusting, een toonbeeld van nobelheid en moed. Ze wist dat ze hem niet kon laten sterven; de wereld kon het zich niet veroorloven.
Alistairs handen werden steeds heter, en toen ze haar ogen open deed zag ze hem zijn ogen sluiten. Ze zag ook een wit licht uit haar handpalmen stralen, dat zich om Erec heen begon te verspreiden. En terwijl ze toekeek zag ze toe zijn bloederige wonden langzaam begonnen te helen.
Erecs ogen schoten open, gevuld met licht, en ze voelde iets in hem veranderen. Zijn lichaam, dat enkele momenten eerder nog zo koud was geweest, begon op te warmen. Ze voelde zijn levenskracht terugkeren.
Erec keek verrast en verwonderd naar haar op, en Alistair voelde haar eigen energie weg ebben, naar hem toe.
Zijn ogen gingen dicht en hij viel in een diepe slaap. Haar handen werden ineens koel, en ze controleerde zijn pols, die weer normaal voelde.
Ze slaakte een zucht van opluchting en wist dat ze hem had teruggebracht. Haar handen trilden, ze was leeg, en ze voelde zich uitgeput en dolblij tegelijk.
Dank u, God, dacht ze. Ze leunde naar voren, legde haar gezicht op zijn borst, en knuffelde hem terwijl tranen van vreugde over haar wangen liepen. Dank u dat u mij mijn man niet heeft afgenomen.
Alistair stopte met huilen, en ze keek om zich heen: ze zag Bowyers zwaard op de stenen vloer liggen, het heft en het mes bebloed. Ze haatte Bowyer met een passie die ze nauwelijks kon bevatten; en ze was vastberaden om Erec te wreken.
Alistair pakte met bloederige handen het zwaard op, hield het omhoog en bestudeerde het. Ze stond op het punt om het door de kamer te smijten—toen de deur van de kamer ineens openvloog.
Alistair draaide zich om, het bloederige zwaard nog in haar handen, en zag Erecs familie de kamer in stormen, geflankeerd door een tiental soldaten. Terwijl ze dichterbij kwamen en ze van haar naar de bewusteloze Erec keken, zag ze hun gealarmeerde gezichtsuitdrukkingen veranderen in afschuw.
“Wat heb je gedaan?” riep Dauphine uit.
Alistair keek naar niet-begrijpend aan.
“Ik?” vroeg ze. “Ik heb niets gedaan.”
Dauphine stormde naar haar toe.
“Is dat zo?” zei ze. “Je hebt slechts onze beste ridder gedood!”
Alistair besefte ineens dat ze haar aanstaarden alsof ze een moordenaar was.
Ze keek naar beneden en zag het bebloede zwaard in haar hand, zag de bloedvlekken op haar handen en haar jurk, en realiseerde zich dat ze dachten dat zij het had gedaan.
“Maar ik heb hem niet neergestoken!” protesteerde Alistair.
“Nee?” zei Dauphine op beschuldigende toon. “Dus het zwaard is op magische wijze in jouw hand terecht gekomen?”
Alistair keek om zich heen terwijl ze om haar heen kwamen staan.
“Een man heeft dit gedaan. De man die hem op het slagveld heeft uitgedaagd: Bowyer.”
De anderen wierpen elkaar een sceptische blik toe.
“Oh ja?” beet Dauphine. “En waar is hij nu dan?” vroeg ze terwijl ze om zich heen keek.
Alistair zag geen teken van hem, en besefte dat ze allemaal dachten dat ze loog.
“Hij is gevlucht,” zei ze. “Nadat hij hem had neergestoken.”
“En hoe is zijn bebloede zwaard dan in jouw hand terecht gekomen?” kaatste Dauphine terug.
Alistair keek vol afschuw naar het zwaard in haar hand, en gooide het weg. Het kletterde over de stenen grond.
“Maar waarom zou ik mijn aanstaande man doden?” vroeg ze.
“Je bent een tovenares,” zei Dauphine, die zich over haar heen boog. “Jouw soort is niet te vertrouwen. Oh, mijn broer!” zei Dauphine, en ze liet zich naast Erec op haar knieën vallen, tussen hem en Alistair in. Dauphine knuffelde Erec.
“Wat heb je gedaan?” kreunde Dauphine tussen haar tranen door.
“Maar ik ben onschuldig!” riep Alistair uit.
Dauphine wierp haar een hatelijke blik toe, en wendde zich toen tot de soldaten.
“Arresteer haar!” beval ze.
Alistair voelde hoe handen haar van achteren vastgrepen, en hoe ze overeind werd getrokken. Ze had geen energie meer, en was niet in staat zich te verzetten terwijl de wachters haar polsen achter haar rug vastbonden en haar mee begonnen te nemen. Het kon haar weinig schelen wat er met haar gebeurde—maar ze kon de gedachte om van Erec gescheiden te worden niet verdragen. Niet nu, niet nu hij haar zo hard nodig had. Ze had hem slechts tijdelijk genezen; ze wist dat hij nog een sessie nodig had, en dat als hij die niet zou krijgen, hij alsnog zou sterven.
“NEE!” schreeuwde ze. “Laat me gaan!”
Maar haar geschreeuw was zinloos. Ze sleurden haar mee, geboeid, alsof ze niemand meer was dan een doodgewone gevangene.