Kitabı oku: «Slaaf, Krijger, Koningin », sayfa 11
Daar leek het in elk geval niet op.
Was hij er echt mee akkoord gegaan om met Stephania te trouwen zodat hij haar leven kon redden? verwonderde Ceres. Het was het aardigste dat iemand ooit voor haar had gedaan. Te aardig.
Ze moest hem vertellen dat het offer te groot was.
Ja, dat was wat ze zou doen: zijn uitnodiging accepteren en hem dat vertellen, en hem eraan herinneren dat hij ermee akkoord was gegaan om haar niet meer te zien.
HOOFDSTUK EENENTWINTIG
Dit kan nooit goed aflopen, dacht Ceres terwijl ze over de wenteltrap naar beneden liep, haar dienstmeisje voorop. Met bezwete handen en een hart dat weigerde op een redelijk tempo te kloppen, kwam ze elke paar seconden in de verleiding om terug naar haar kamer te gaan. Daar was het veilig. Daar zou Thanos haar niet opzoeken, en zou ze zichzelf niet haten voor het accepteren van zijn uitnodiging en het feit dat ze niet trouw was aan Rexus.
Ze stopte onderaan de trap en tuurde door de gang naar de tientallen marmeren zuilen aan weerszijden van de doorgang terwijl het dienstmeisje verder liep. De plafonds leken zo hoog als bergen, de vloeren glas als een meer op een windstille dag, en de muren waren beschilderd met afbeeldingen van voormalige koningen, koninginnen, dieren en de natuur.
Het dienstmeisje, dat inmiddels een paar meter voor haar uit liep, draaide zich om en zwaaide.
“Wel, kom op,” zei ze. “Of heeft u wellicht teveel spierpijn?”
Ze had spierpijn ja, maar dat was niet de reden dat ze niet verder liep. Ze wist echter dat ze dit moest doen, dus ze trok haar schouders naar achteren, haalde diep adem, en liep verder.
Het dienstmeisje leidde Ceres naar buiten en liep met haar over het binnenplein, naar de zijkant van het paleis.
Ze arriveerden bij een apart gebouw, de voorzijde van de bibliotheek versierd met zes marmeren zuilen. Daarvoor stond een kleine fontein met een standbeeld van de koningin erop, en haar ijzige ogen keken op Ceres neer.
Zelfs hier kijkt ze toe, dacht Ceres.
“Is er nog iets dat ik voor u kan doen voor ik ga?” vroeg het dienstmeisje met een glimlach.
Ceres schudde haar hoofd en keek toe terwijl het meisje wegliep.
“Ceres?” hoorde ze achter zich.
Ze draaide zich om en zag Thanos staan. Er was een witte toga om zijn lichaam gedrapeerd, en zijn donkere krullen waren netjes naar achteren gekamd. Hoewel hij er veel formeler uitzag dan gewoonlijk, stond het hem goed, observeerde Ceres. Ze probeerde het niet te leuk te vinden.
“Ik herkende je bijna niet,” zei hij.
“Ik zie er… niet als mezelf uit,” zei ze terwijl ze met haar handen friemelde.
“Je ziet er precies als jezelf uit, alleen een beetje schoner,” zei hij met een geamuseerde blik in zijn ogen.
Hij leunde naar voren en ademde in.
“En je ruikt goed,” zei hij.
Van alle dingen die hij zou kunnen opmerken, dacht ze geërgerd, hoewel ze haar hart er niet van kon weerhouden om sneller te kloppen.
“Voorheen niet dan?” vroeg ze met opgetrokken wenkbrauw.
“Niet als een meisje,” zei hij.
“Nou, wen er maar niet aan. In de arena zal ik nog steeds niet als een meisje ruiken.”
Hij lachte hartelijk, en dat ergerde Ceres alleen nog maar meer.
“Zullen we?” vroeg hij, en hij strekte zijn arm naar haar uit.
Zonder zijn arm aan te nemen liep ze langs hem, de trap naar de bibliotheek op. Achter zich hoorde ze hem scherp uitademen.
Ceres liep naar binnen en snakte naar adem toen ze duizenden en duizenden rollen op houten planken aan de muren zag liggen. Ze had nog nooit zoveel geschriften op één plek gezien—de andere bibliotheek waar ze had gestudeerd was veel kleiner. Oh, hoe graag ze wel niet voor dagen en weken en maanden in deze ruimte zou willen doorbrengen om alle kennis op ze zuigen.
Het was heet in de ruimte, en de geur van hout en perkament hing in de stoffige lucht. Aan de zijkanten, aan houten tafels tussen marmeren pilaren, zaten leerlingen in toga’s te schrijven. Er hing een sfeer van gedempt ontzag, en Ceres vond het vreemd om hier te zijn.
In het midden van de bibliotheek stond een oudere man bij een marmeren tafel, waarop een rol lag die hij aan het lezen was. Zijn hoofd was kaal, wat zijn grote oren meer deed opvallen, en hij had doordringende blauwe ogen aan weerszijden van een lange, puntige neus.
Hij keek op en glimlachte, en Ceres wist onmiddellijk dat ze hem mocht.
Thanos liep achter haar naar binnen en legde zijn hand op haar onderrug. Ze voelde het plekje warm worden terwijl hij haar zachtjes in de richting van de oude man duwde.
“Ceres, ik wil je graag voorstellen aan Cosmas,” zei Thanos. “Hij is de koninklijke academicus, onder andere.”
“Het is een eer u te ontmoeten,” zei Ceres met een knikje en een buiginkje.
“De eer is aan mij, lieverd,” antwoordde de oude man, en zijn glimlach werd breder toen hij haar hand vastpakte.
“Wat bent u nog meer?” vroeg Ceres.
Thanos liet zijn hand op Cosmas’ schouder rusten, zijn ogen gevuld met tederheid.
“Raadgever, leraar, vriend, vader,” zei hij.
De oude man lachte en knikte.
“Vader, ja.”
Cosmas rolde de rol die voor hem lag op, en hoewel Ceres benieuwd was naar wat er op geschreven stond, durfde ze er niet naar te vragen, denken dat het misschien niet acceptabel zou zijn.
“Je zou het nu niet zeggen, maar je had Thanos moeten zien toen hij bij het kasteel arriveerde,” zei hij met een stem die klonk alsof hij elk moment kon overslaan. “Hij was zo’n scharminkel, zo één waarvan men nooit zou verwachten dat hij zou uitgroeien tot een god.”
Ceres lachte. Thanos liep achter de oude man langs en gaf een tikje tegen zijn oor. Ceres knikte, en besefte dat de man slechthorend was.
“Thanos heeft het je wellicht al verteld, maar hij is zijn ouders verloren toen hij nog maar een baby was,” zei Cosmas hoofdschuddend.
“Dat spijt me om te horen,” zei Ceres. Ze wierp een blik op Thanos, maar die zei niets.
De oude man pakte de rol op, maar voor hij hem kon opbergen, werd Ceres overspoeld door nieuwsgierigheid, en ze zette haar aarzeling opzij.
“Mag ik hem lezen?” vroeg ze, luider zodat Cosmas haar zou horen.
Thanos’ ogen werden groot, en hij had een ongelovige blik op zijn gezicht.
“Wat?” vroeg Ceres, die zich een beetje beschaamd voelde door zijn blik.
“Ik denk…ik was gewoon in de veronderstelling dat je niet kon lezen,” zei hij.
“Nou, dat was een verkeerde veronderstelling,” repliceerde ze. “Ik lees alles wat los en vast zit.”
Cosmas lachte en knipoogde naar haar.
“Hoewel dit niet de grootste bibliotheek in Delos is, is het wel de oudste, en er liggen hier geschriften van de grootste filosofen en de beste academici ter wereld,” zei Cosmas. “Je bent meer dan welkom om hier te studeren.”
“Dank u,” zei Ceres, en ze liet haar ogen over de rollen glijden. “Ik zou hier kunnen wonen.”
“Wacht even,” zei Thanos. Zijn ogen versmalden zich en zijn uitdrukking leek ineens sceptisch. “Wat is het dat je precies hebt gestudeerd?”
“Wiskunde, astronomie, natuurkunde, geometrie, geografie, fysiologie en geneeskunde, onder andere,” zei Ceres.
Thanos knikte, en Ceres zag een blik van bewondering, misschien zelfs een blik van trots in zijn ogen.
“Thanos, waarom geef je de lieverd niet een rondleiding door de bibliotheek, dan kunnen we studeren als je terugkomt?” zei Cosmas.
“Wil je het zien?” vroeg Thanos.
“Natuurlijk,” antwoordde Ceres, opgewonden bij de gedachte.
Thanos bood haar zijn arm weer aan, maar net als voorheen slenterde ze langs hem hen zonder zijn arm aan te nemen. Hij rolde met zijn ogen.
Eerst nam Thanos haar mee naar de studieruimte, toen naar een collegezaal en een ontmoetingsruimte, en uiteindelijk naar de bibliotheektuinen.
Ze liepen zwijgend over het stenen pad, voorbij standbeelden van goden en godinnen, netjes verzorgde struiken, met klimplanten bedekte zuilen en eindeloze, kleurrijke bloembedden. Er streek een zacht briesje langs haar gezicht, en de geur van rozen hing in de lucht.
Vaag herinnerde ze zich dat ze van plan was geweest om iets tegen Thanos te zeggen, maar nu hij bij haar was, kon ze er niet meer opkomen wat het was.
“Ik moet toegeven, ik was behoorlijk geschokt toen je alle vakgebieden op begon te noemen die je gestudeerd had,” zei Thanos. “Het spijt me dat ik je eerst niet geloofde.”
“Wel, de meeste gewone burgers zijn niet geschoold, en de meeste aristocraten denken dat ze alles over iedereen weten, dus hoe had je het kunnen weten?” zei ze.
Hij grinnikte.
“Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat ik op veel gebieden onwetend ben,” zei hij.
Ze keek hem zijlings aan. Deed hij alsof hij bescheiden was? Ze wist het niet.
“Hoe kan het dat jij wel geschoold bent?” vroeg hij terwijl hij zijn handen achter zijn rug vouwde.
“Mijn vaders beste vriend was een academicus, en die liet me stiekem toe in de bibliotheek om te lezen. En vaker dan niet kwam hij bij me zitten om me dingen te leren,” zei ze.
“Ik ben blij dat er nog redelijke mannen bestaan die vrouwen aanmoedigen om te studeren,” zei hij.
Ceres probeerde vast te stellen of zijn opmerking oprecht was of niet, denkend dat het niet mogelijk was.
“Cosmas is één van die mannen. Als je wil, kan ik hem je les laten geven.”
Ceres was niet in staat om een glimlach te onderdrukken.
“Dat zou ik fijn vinden. Dat zou ik geweldig vinden,” zei ze.
Ze liepen nog wat verder door tot ze bij een halve cirkel van marmeren zuilen kwamen. Thanos gebaarde naar een stenen bankje, en nadat ze was gaan zitten, nam hij naast haar plaats. Toen ze de stad en de zee erachter zag liggen zuchtte ze. Het was zo schitterend.
“Ik wist niet dat je ouders zijn gestorven toen je klein was,” zei Ceres.
Hij keek uit over de stad, en zijn neus rimpelde een beetje.
“Ik kan me hen niet herinneren, hoewel Cosmas behoorlijk wat verhalen over hen heeft verteld.”
Hij zweeg en liet zijn hand naast de hare op de bank rusten. Hun pinken raakten elkaar aan.
Ze merkte dat haar buik kriebelde.
“Ik vraag me vaak af hoe ze waren, en hoe het zou zijn om de liefde van een moeder te voelen,” zei hij.
“Hoe zijn ze gestorven?” vroeg ze zachtjes.
“Het is niet zeker, maar Cosmas denkt dat iemand hen heeft vermoord.”
“Dat is afschuwelijk!” riep Ceres uit, en ze legde zonder na te denken haar hand op de zijne.
Toen het tot haar doordrong wat ze had gedaan wilde ze haar hand wegtrekken, maar Thanos greep hem vast en hield hem stevig vast.
Voor een moment dat een eeuwigheid leek te duren bleven ze zo zitten, hun harten hevig kloppend, hun adem ingehouden.
Ze wilde niet in zijn ogen kijken, want ze wist dat als ze dat zou doen, er iets zou gebeuren. Iets afschuwelijks. Iets geweldigs.
Hij legde een hand onder haar kin en tilde hem op, zodat ze wel in zijn ogen moest kijken.
En plotseling was het alsof alle lucht om haar heen was verdwenen, en ze voelde zich warm, warmer dan ze zich ooit had gevoeld.
Zijn donkere ogen schoten naar haar lippen, en een onzichtbare kracht trok haar naar hem toe, weg van haar voornemen om bij hem uit de buurt te blijven, weg van Rexus en alles dat ze ooit lief had gehad.
Met een zachte glimlach streelde hij haar wang, en Ceres kon niet wegkijken, al zou haar leven ervan af hangen. Hij leunde naar voren, en zijn lippen vonden haar hals, zo zacht.
Ze haalde haperend adem terwijl haar handen door zijn dikke, donkere krullen gingen. Ze vond zijn lippen, warm, zacht, en ze bewoog de hare over de zijne, langzaam. Er ging een tinteling door haar lichaam heen, en alles dat er ooit was geweest, bestond niet meer.
“Thanos!” hoorde Ceres een vrouwenstem zeggen. Met een ruk kwam ze weer in de realiteit terecht.
Ze draaide haar hoofd om en zag Stephania staan, haar lippen op elkaar gedrukt, tranen in haar ogen.
Thanos wierp Stephania een harde blik toe.
“De koning wil je spreken,” beet Stephania.
“Kan het niet wachten?” vroeg Thanos.
“Nee, het is dringend,” zei Stephania.
Thanos liet langzaam zijn adem ontsnappen, een teleurgestelde blik in zijn ogen. Hij stond op en boog naar Ceres.
“Tot de volgende keer,” zei hij, en hij liep terug naar de bibliotheek.
Beschaamd stond Ceres op. Ze stond op het punt te vertrekken, maar Stephania versperde haar de weg. Ze keek ziedend.
“Je blijft bij Thanos uit de buurt, hoor je? Het feit dat je nu als een aristocraat gekleed bent, betekent niet dat je er één bent. Je hebt niets dan gewoon bloed door je aderen stromen.”
“Ik…” begon Ceres, maar ze werd onderbroken.
“Ik weet dat Thanos je leuk vind, maar hij zal je snel zat worden, net zoals bij elke gewone burger het geval is. En zodra je hem hebt gegeven wat hij wil, zal hij je net als de andere meisjes het paleis uit gooien.”
Ceres geloofde geen woord van wat Stephania zei.
“Als hij zoveel andere meisjes heeft, waarom wil je dan met hem trouwen?” vroeg ze.
“Ik hoef mezelf niet te verantwoorden aan uitschot als jij. Blijf bij mijn toekomstige echtgenoot uit de buurt, of ik vind een manier om je te laten verdwijnen, heb je dat begrepen?”
Stephania begon weer naar de bibliotheek te lopen, maar toen draaide ze zich weer naar Ceres om.
“En dat je het weet,” zei ze, “ik ga de koningin alles vertellen over wat ik heb gezien.”
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG
Thanos beende nerveus heen en weer voor Ceres’ deur, zijn handen bezweet, zijn keel droog, zijn wapenrusting te restrictief en te heet. Niets voelde goed. Niets was goed. Hoewel hij besefte dat hij geen andere keus had dan het bevel van zijn oom accepteren, wist hij dat Ceres het niet zou begrijpen en dat ze gekwetst zou zijn, en hem er mogelijk zelfs voor zou haten. En het ergste was nog dat ze daar alle recht toe had. Zelfs hij verachtte zichzelf voor het feit dat hij had ingestemd om te doen wat zijn oom hem opdroeg, en hij wilde dat er een uitweg uit deze nachtmerrie was.
Thanos veegde het zweet van zijn wenkbrauw en vloekte zachtjes.
Het was idioot om hier als een dronken dwaas rond te lopen, wist hij, want de koning had gezegd dat hij onmiddellijk moest vertrekken, dus er was geen tijd. Maar Ceres had recht op de waarheid, zelfs als het een enorme scheur tussen hen zou veroorzaken. Zelfs als zijn grootste angst waarheid werd—dat ze hem nooit meer zou willen zien.
Nooit.
Hij kneep zijn ogen dicht terwijl die afschuwelijke gedachte tot hem doordrong. En toen besefte hij dat er nog een andere reden was dat hij hier was. Hij moest haar weer zien, voor het geval dat hij gedood werd.
Hij moest niet denken aan kwesties waar hij geen controle over had, berispte hij zichzelf.
Knarsetandend klopte hij op de deur, en zodra het nieuwe dienstmeisje open had gedaan, liep hij naar binnen.
Toen Ceres hem zag werd haar gezicht bleek.
“Bedankt dat je Anka hebt vrijgelaten en dat ik haar als mijn dienstmeisje mag,” zei Ceres.
Hij wierp een blik op het meisje en knikte naar Ceres.
“Natuurlijk. Ceres, kan ik je even spreken?” vroeg hij.
Thanos merkte op dat Ceres’ schouders zich spanden, en de ongemakkelijke blik in haar ogen verifieerde dat ze wist dat er iets heel erg mis was.
“Natuurlijk,” zei Ceres.
“Misschien kunnen we een stukje lopen,” zei hij.
Ze liepen de gang in en beklommen de trap naar het dak, terwijl er een warm briesje aan zijn haar trok. Vanaf hier kon Thanos de hele hoofdstad zien, huizen die eruit zagen alsof ze op elkaar waren gestapeld, en hij kon zelfs de rellen in de straten horen.
Hij stopte bij de veranda en draaide zich om naar Ceres. Ze was zo mooi, dacht hij, haar witte jurk wapperend in de wind, haar aardbeiblonde haar dat met het briesje meewaaide. Maar het was niet haar schoonheid die ervoor zorgde dat hij haar aanbad. Het was haar drang naar het leven en kennis, haar passie voor de mensen en dingen waar ze van hield.
Hij haalde diep adem en keek haar in haar ogen.
“Koning Claudius heeft het koninklijke leger het bevel gegeven om het verzet uit te roeien,” zei hij.
Haar lippen klemden zich op elkaar, en ze wendde haar blik af, uitkijkend over de stad.
“Was dat wat er in het briefje stond?” vroeg ze.
“Ja.”
“En jij draagt je wapenrusting, dus ik ga ervan uit dat jij één van degenen bent die het bevel van de koning zal uitvoeren,” zei ze.
Hij wilde het niet zeggen, en de woorden voelden als stroop in zijn keel.
“Ik wou dat ik niet hoefde, maar ik heb geen keus, Ceres,” zei hij.
“Je hebt altijd een keus.”
Haar stem klonk vlak, maar hij kon horen dat ze zich inhield, en hij wist zeker dat ze het liefst tegen hem zou schreeuwen.
“Hoe kun je zeggen dat ik een keus heb? Je hebt geen idee hoe het is om onder de koning te leven, om altijd door hem in de gaten te worden gehouden, terwijl de dood altijd om de hoek staat.”
“Mijn broers zijn daar!” schreeuwde ze terwijl de tranen in haar ogen sprongen. “Mijn vriend Rexus. Ga je hen doden als je ze ziet? Ga je degenen van wie ik hou vermoorden?”
Zijn borstkas vulde zich met een doffe pijn. Ze was kwaad, en het enige dat hij wilde doen was haar laten glimlachen en ervoor zorgen dat ze zich veilig voelde.
“Ik snap dat je kwaad bent—” zei hij.
“Omdat het mijn mensen zijn!” schreeuwde ze. “Het zijn ook jouw mensen, Thanos. Zie je dan niet dat je vecht voor een corrupte koning, voor de onderdrukking? Is dat wat je echt wil?”
Hij balde zijn vuisten en zweeg.
“Je vecht aan de kant van hetgene waaraan je wil ontsnappen. Zie je dat dan niet?” zei ze.
Hij wist dat ze gelijk had, maar hij moest dit doen of de koning zou hen beiden weer in de kerker gooien. Hij had er al mee gedreigd toen Thanos probeerde te protesteren.
Hij greep de reling vast tot zijn knokkels wit werden.
“Ik moet doen wat ik niet wil om te krijgen wat ik nog liever wil.”
Ze stond verstijfd. Haar mooie smaragdgroene ogen werden groot, en haar mond viel open.
“Wat kun je mogelijk nog liever willen dan je vrijheid en de vrijheid van je mensen?” vroeg ze.
“Jou!” zei hij.
De tranen sprongen in haar ogen. Ze zuchtte en staarde naar beneden, en sloeg haar armen om haar middel alsof ze op die manier haar hart wilde beschermen.
“Ik moet nu gaan. Ik wilde je alleen vertellen waar ik heen ging voor ik verdween,” zei hij.
“Niet gaan. Alsjeblieft,” fluisterde ze. Haar handen vielen slap langs haar zij, en de tranen rolden over haar wangen.
“Het spijt me, Ceres. Ik moet wel.”
Haar gezicht veranderde in tien tinten verdriet, en ze gaf een schreeuw.
“Als je dit doet, dan praat ik nooit meer met je,” zei ze. Haar stem trilde en klonk niet helemaal zeker. “Dat…dat beloof ik je!”
Hij keek haar na terwijl ze wegrende, en hoewel Thanos niets liever wilde dan achter haar aan gaan, haar in zijn armen nemen en haar teder kussen, bewogen zijn voeten niet. Hij bleef even staan, overspoeld door woede en schaamte.
Om zichzelf te redden, moest hij alles opgeven waar hij van hield.
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG
Thanos reed naar Generaal Draco toe, langs tenten, langs de tienduizenden soldaten van het Rijk die de Alva Bergen overstroomden, en hij deed niets om de wrok in zijn ogen te verbergen. De verachtelijke generaal stond voor alles dat er mis was met het Rijk. Sterker nog, hij haatte de corrupte man net zo erg als dat hij zijn oom haatte; misschien nog wel meer. Er gingen namelijk geruchten dat Generaal Draco degene was die Thanos’ ouders had vermoord.
Eindelijk kwam Thanos op zijn bestemming. Hij steeg af en liep door het verschroeide gras naar de zilverharige generaal toe. De oudere man stond voor zijn tent, zijn rode cape wapperend in de wind, zijn gespierde schouder voorzien van een verband. Thanos had gehoord dat hij gisteren, toen het Zwartrotsplein door het verzet was bestormd, gewond was geraakt. Had die pijl nu maar zijn zwarte hart doorboord.
“Kom, mijn nieuwe luitenant,” zei Generaal Draco.
Thanos wilde die titel niet; de koning had het hem opgedrongen. En nu het Rijk tussen Ceres en hem in stond, en zijn kans om bij haar te zijn had vernietigd, haatte hij het alleen maar meer. Maar hij hechtte waarde aan zijn eigen leven en aan dat van Ceres, dus hij zou de titel dragen tot het verzet was uitgeroeid.
Thanos volgde de generaal de tent in, waar ze rond de massieve eikenhouten tafel in het midden van de ruimte gingen staan. Op de tafel lag een kaart van Delos, met strategisch geplaatste figuren erop.
“Je oom spreekt vol lof over je vaardigheden op het gebied van vechten en strategie, Thanos. Ik hoop dat je je reputatie eer aan doet.” De generaal sprak gehaast.
Thanos zei niets.
“Het verzet is uit de klauwen gelopen, en we moet het vandaag vernietigen,” zei Generaal Draco. “De rebellen hebben het Fonteinplein vandaag aangevallen, zoals we al hadden vermoed, en op dit moment worden ze door onze soldaten opgejaagd naar het noorden. Op het moment dat je deze tent verlaat, zal je een gezelschap van honderdtwintig mannen naar de noordzijde van het Fonteinplein leiden, hier.”
De generaal wees naar de kaart.
“Je zult de leiders van het verzet gevangen nemen of doden, en hen dood of levend terugbrengen naar het kamp.”
Thanos’ hart kromp ineen omdat hij wist dat iedereen die hij levend terug zou brengen tot de dood gemarteld zou worden. Het zou genadiger zijn om hen allemaal te doden, dacht hij, hoewel hij dat ook niet wilde doen.
“Deze missie mag niet falen, en vanwege de aanbeveling van de koning, heb ik voor deze taak om jou verzocht,” zei de generaal.
“Ik begrijp het,” zei Thanos.
“En als je motivatie nodig mocht hebben, je oom zei dat ik je moest vertellen dat als je niet slaagt tijdens deze missie, hij Ceres in de kerker zal laten gooien, waarna ze bij de volgende Killings als aas zal worden gebruikt.”
*
Met honderdtwintig soldaten en vier wagens vol wapens arriveerde Thanos ongeveer een mijl ten noorden het Fonteinplein, op de straat waar de soldaten van het Rijk de rebellen zouden sturen. Hij beval zijn mannen om de wapens in verlaten huizen op te slaan, vallen in de straten op te zetten en de vuurketels naar de daken te tillen.
Samen met nog zo’n twintig andere soldaten van het Rijk beklom Thanos het dak, terwijl de anderen zich in de huizen verscholen, en met gesloten luiken afwachtten tot de revolutionairen voorbij zouden komen. Hij stond daar, wachtend, en met elke minuut die voorbij ging haatte hij zichzelf meer.
Er waren nauwelijks vijf minuten verstreken toen Thanos de eerste paardenhoeven al door de straat hoorde komen. Hij werd nog steeds verscheurd door tegenstrijdigheid over deze missie en verachtte het hoe hij als pion in het spelletje van de koning werd gebruikt. Hij stak de punt van zijn pijl aan en wachtte tot de rebellen de hoek om zouden galopperen. Hij kon niet openlijk tegen de koning rebelleren, wist hij; en toch kon hij een manier vinden om zo min mogelijk schade te veroorzaken voor de rebellen, vooral bij degenen die dicht bij Ceres stonden.
Binnen enkele seconden galoppeerden er vier mannen te paard langs, hun blauwe vlaggen wapperend in de wind. Voor ze konden passeren werden ze neergeschoten door de pijlen van de andere soldaten van het Rijk, en vielen ze gewond op straat.
Thanos’ pijl zat nog steeds in zijn boog. Zweet liep over zijn wang.
De rebellen werden al snel door acht soldaten opgepakt en in een slavenwagen gegooid, waarna ze teruggebracht zouden worden naar het kamp om ondervraagd te worden.
Dit klopt niet, dacht Thanos. Hij wist dat hij geen keus had, dat hij ze moest afslachten.
Of was er misschien een manier om de mannen en vrouwen die ze moesten aanvallen te redden?
Er volgde een groep van negentien, en net toen ze langs Thanos reden, kantelden de soldaten op de daken de vuurketels, en werden de rebellen doorweekt in hete olie. Hun geschreeuw boorde zich door Thanos’ hart, en hij kon niet naar de kronkelende lichamen op de straat kijken. Zodra de hete olie was afgekoeld, werden alle negentien rebellen in een slavenwagen gegooid om naar het kamp terug te brengen.
Net toen de soldaten de straat weer leeg hadden en het bewijsmateriaal van de aanval hadden opgeruimd, galoppeerde er nog een kleine groep ruiters hun kant op.
“Rexus!” hoorde Thanos één van de mannen roepen.
Thanos herinnerde zich meteen dat Ceres die naam had laten vallen, toen op het dak van het paleis, en hij liet zijn blik over de rebellen glijden.
Een gespierde, blonde man liet zijn paard keren en dreef het naar de zijkant van de straat.
Achter de kleine groep kwamen nog meer rebellen, maar voor ze ter plaatse waren had Thanos de vlam op zijn pijl gedoofd, was hij van het dak af gesprongen en een steeg in gedoken, wachtend tot Rexus voorbij zou komen.
Maar voor Rexus dichtbij genoeg was, stormde er een groep soldaten de huizen uit en begonnen ze de rebellen af te slachten.
Thanos zag dat Rexus schrok van de verrassingsaanval. Maar sneller dan zijn ogen hem konden volgen, trok Rexus de ene na de andere pijl uit zijn koker en schoot hij zijn vijanden neer. Hij miste geen enkel doelwit.
Zodra zijn pijlen op waren, sprong Rexus van zijn paard en trok hij zijn zwaard. Hij haalde links en rechts soldaten neer, met de snelheid en precisie van een krijgsheer, zag Thanos.
Thanos dook de steeg uit en ging achter Rexus aan, zijn zwaard hooggeheven, alsof hij wilde aanvallen. Hij wilde bij de jongeman komen voor iemand anders de kans kreeg om hem te doden.
Hij besloop Rexus van achteren en sloeg een ijzeren arm om zijn nek heen, en met een hand om de mond van de jonge man, sleurde Thanos hem de schemerige steeg in.
Maar Rexus was sterk en hij worstelde zich los en trok zijn zwaard.
Thanos stak zijn handen omhoog en liet zijn zwaard op de grond vallen.
“Ik wil je geen pijn doen!” riep hij. Hij liep dieper de schaduw in, hopend dat Rexus hem zou volgen.
Rexus hakte met een enorme kracht op hem in, waardoor Thanos achteruit moest, en bang was dat hij een fout had begaan. Rexus viel uit en ging als een tornado achter Thanos aan. Het zwaard sneed door de lucht en maakte een suizend geluid.
“Ceres zei dat je haar vriend was!” zei Thanos. “Ik wil je helpen!”
Rexus pauzeerde even en hield zijn zwaard stil.
“Dit is een val,” zei hij.
“Nee. Ze maakte zich zorgen om je. Ze wist dat ik moest vechten, en ze had het over haar broers. Ze had het over jou.”
Rexus aarzelde.
“Blijf hier en je blijft in leven,” zei Thanos.
“Ik laat mijn mannen niet alleen achter!” gromde Rexus.
Natuurlijk zou hij dat niet doen, en Thanos had dat kunnen weten. Maar hij deed dit impulsief, en hij had geen tijd om vooruit te plannen.
Bliksemsnel griste Thanos een pijl uit zijn koker en schoot Rexus in zijn mouw. De pijl boorde zich in de muur achter Rexus, waardoor hij vast kwam te zitten.
De afleiding gaf Thanos net genoeg tijd om achter Rexus te duiken en hem met het heft van zijn zwaard een klap op zijn achterhoofd te geven.
Rexus viel bewusteloos op de grond en Thanos haalde opgelucht adem. Hij zou dan wellicht niet iedereen kunnen redden, wist Thanos, maar hij had in elk geval het leven van één van Ceres’ vrienden gered.
Thanos klom weer op het dak en keek neer op de straat. Er waren veel soldaten van het Rijk gesneuveld—veel meer dan hij had gedacht. Hij zag een kans om de rebellen te redden, maar hij moest het laten lijken alsof hij de beste beslissing voor zijn eigen mannen had genomen. Niemand zou het hem kwalijk nemen als hij zich terugtrok wanneer zijn mannen werden afgeslacht.
“Soldaten van het Rijk, terugtrekken!” schreeuwde hij. “Onmiddellijk terugtrekken!”
Een paar van de soldaten keken vragend naar hem op, maar Thanos wist dat ze zijn bevelen zouden opvolgen. Soldaten van het Rijk waren getraind om te gehoorzamen, ongeacht het bevel.
De soldaten op de daken kwamen één voor één naar beneden en gingen naar de wagens, en de soldaten die op straat en in de huizen met de rebellen vochten trokken zich terug.
Toen hij zag dat zijn mannen veilig waren wilde Thanos zich bij hen voegen, maar toen werd zijn aandacht getrokken door een geluid achter hem. Hij keek achterom en zag een jonge rebel staan, een zwaard in zijn ene hand, een speer in de andere.
Thanos trok zijn zwaard en deed een stap in zijn richting.
“Ik wil je geen kwaad doen,” zei hij.
Schreeuwend kwam de jonge man op Thanos af, de punt van de speer op Thanos’ hart gericht.
Thanos draaide om zijn as en hakte de speer uit de hand van zijn tegenstander. De jonge man haalde uit maar miste, en voor hij zijn arm kon terugtrekken, had Thanos hem opengesneden.
“Ik wil je niet doden!” zei Thanos weer terwijl hij een voorzichtige stap achteruit nam. “Loop weg en je blijft leven.”
“Alles dat een soldaat van het Rijk zegt is een leugen!” zei de jonge man.
De jonge man schreeuwde het uit en viel Thanos met opeengeklemde kaken aan.
“Ik weet dat je Prins Thanos bent!” zei de jonge man terwijl hij naar hem uithaalde.
“Correct. En jij bent?” vroeg Thanos terwijl hij blokkeerde.
“Dat zal ik je vertellen zodra ik mijn zwaard door je heen heb geboord,” zei de jonge man.
“Ik moet je waarschuwen, ik heb nog geen duel verloren.”
De jonge man fronste zijn wenkbrauwen. Er was geen angst in zijn ogen.
“Eens moet de eerste keer zijn!” schreeuwde hij.
De jonge man rende op Thanos af en hun zwaarden kletteren tegen elkaar in een hevige machtsstrijd. Met een brul duwde Thanos hem weg, maar de jonge man kwam weer op hem af. Hij was sterk, merkte Thanos op. Woede en passie voor zijn doel voedden zijn kracht.
De jonge man haalde naar Thanos uit, maar miste terwijl Thanos uitweek.
Thanos wilde hem niet doden, maar het leek erop dat de jonge man niet zou stoppen tot één van hen dood was. In een fractie van een seconde besloot Thanos dat hij zou proberen om van hem weg te rennen.