Kitabı oku: «Memoires van een nobele onbekende»
Inhoud
Colofon
Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.
© 2020 novum publishing
ISBN drukuitgave: 978-3-99064-945-9
ISBN e-book: 978-3-99064-946-6
Lectoraat: I. van Gerwe
Vormgeving omslag: Adrenalinapura,
Walydie Jumpstone, Sabri Deniz Kizil, Krissikunterbunt | Dreamstime.com;
Omslagfoto, lay-out & zetting:
novum publishing
Foto’s binnendeel: Walydie Jumpstone
INTRO
I. Legitimatie
Waarom dit boek schrijven of überhaupt een boek schrijven?
De markt wordt overstelpt met boeken die, na bespreking in de pers of in een tv-programma, enkele jaren later belanden in de uitverkoopbakken van bibliotheken, kringloopwinkels en rommelmarkten. Er zijn slechts enkele blijvers of evergreens. Alleen op de Vlaamse markt verschijnen er jaarlijks duizenden boeken; als er één procent na enkele maanden (of jaren) nog in de boekenwinkel of bibliotheek beschikbaar is, dan is dat een hoge score.
Wat maakt een boek meer waard dan wat de verspilling van de grondstoffen ons kost?
In de eerste plaats moet er een meerwaarde zijn voor de lezer. Het moet tegemoet komen aan een behoefte bij de lezer, zo niet hoeft men het niet als boek uit te geven. Dit kunnen allerlei soorten behoeften zijn, van practische handleidingen (koken, studieboeken op allerlei terreinen), therapeutische boeken, kunst- en cultuurboeken, reisgidsen, ontspanningslectuur, waaronder de roman en deels de non-fictie te klasseren is. Veel ‘kennisboeken’ zijn sinds de opkomst van het internet en Wikipedia langzaam overbodig aan het worden, zodat op termijn vooral de ontspanningslectuur zal overblijven, de fictie en deels de non-fictie. Toch blijft het verbazend hoeveel boeken nog elk jaar op papier uitkomen; biografieën van bekende personen spannen de kroon. Vedetten van allerlei pluimage maken hun populariteit te gelde en verkopen hun door een ghostwriter geschreven (auto)biografie als zoete broodjes. Bewondering en identificatie met het aanbeden idool is een machtige commerciële drijfveer om op in te zetten voor elke uitgeverij die wil overleven. Op het terrein van de fictie is een doorbraak forceren voor weinigen weggelegd, de enige uitzonderingen van de laatste jaren in Vlaanderen Lize Spit en Griet Op de Beeck niet te na gesproken. Het mag wel eens een man van iets oudere leeftijd zijn om het evenwicht te herstellen.
Als men ervan uitgaat dat de kans op succes bij het publiek minimaal is, heeft het dan zin een boek te schrijven voor eigen voldoening? Wat kan de drijfveer zijn om zich te uiten in een blijvende geschreven tekst of verhaal, als niet voor de tegemoetkoming aan de behoeften van de lezer?
Volgens de behoeftepiramide van Maslow blijft enkel de zelfverwerkelijking of de hoogste van alle behoeften over. Materiële, primaire levensbehoeften, zoals de pecuniaire belangen, als die er al zouden zijn, worden eerder aangesproken dan gelenigd. De sociale erkenning, de geldingsdrang, het opbouwen van een reputatie, kan alleen maar gerealiseerd worden bij een ruime verspreiding onder brede lagen van de bevolking. Een local hero, een vedette bij vrienden, familie en buren is als een lege doos. Het is nog maar de vraag of sommige confidentiële ontboezemingen niet meer ergernis dan sympathie opwekken bij de inner circle. Het hoogst haalbare lijkt een voetnoot op Google of Wikipedia.
Blijft over, de allerhoogste motivatie, de zelfactualisatie, en de mentale zelfbevrediging daaraan verbonden. De extase bij het vinden van een originele formulering, die exact en genuanceerd weergeeft wat men wil vertellen, zoals bij deze frase. De voldoening om creatief bezig te zijn, de leegheid van het dagelijkse bestaan op te vullen met iets anders dan routine en verve(l)ling. Als men dan blijkt een ‘relevante revelatie’ te zijn, dan is dat mooi meegenomen.
Een misschien nog hogere drijfveer, die Maslow over het hoofd heeft gezien, is het verlangen naar onsterfelijkheid, iets wat velen hopen te realiseren in het verwekken van een min of meer uitgebreide kroost. Het is opvallend hoeveel schrijvers kinderloos zijn, en onbewust zouden hun schrijfsels wel eens hun ersatz- of surrogaatkinderen kunnen zijn (of is het omgekeerd?), waardoor ze in de herinnering blijven leven. (“Dood ben ik pas als jij me bent vergeten” Bram Vermeulen.) Iets achterlaten van je persoonlijkheid, je ideeën, je gevoelens in een materiële, tastbare, ‘onvergankelijke’ vorm, geeft de illusie, de touch van onsterfelijkheid. Het geeft meer dan een foto of een stoffelijke relikwie het gevoel van verbondenheid en nabijheid aan de nazaten, vooral als het boek autobiografische elementen bevat. Een bijkomend voordeel van het geschreven woord op het gesproken woord is dat men zich accurater en ongeremder kan uitdrukken. In het beste geval zullen de nakomelingen niet met de vraag opgescheept zitten: “Wie is of was die (vreemde) man”?
Hoe paradoxaal het ook klinkt, er is ook een hoger sociaal motief in het spel. Bewijzen dat eenieders leven interessant genoeg is om verteld te worden, zelfs dat van een op het eerste zicht volkomen oninteressante persoon, een nobody. Alles hangt af van het perspectief, van de keuze van de bepalende passages van zijn leven en van de opmerkzaamheid, de verbeelding en de expressiekracht van de verteller. Wiens leven kan de verteller beter in beeld brengen dan zijn eigen leven, met alle details en nuances, alsof hij het zelf beleefd heeft.
Daarnaast zijn er een aantal strikt persoonlijke motieven of over-wegingen
1 Dat de primaire, basale levensbehoeften überhaupt geen rol spelen, is niet helemaal correct: het activeren van de hersenen om deze in goede conditie te houden, helpt alleszins om de levenskwaliteit op peil te houden. Als het klopt dat het brein als een soort spier functioneert, die bij geen of weinig gebruik snel atrofiëert en dat dit tot dementie kan leiden, dan zou dit indirect ook de levensduur kunnen beïnvloeden. Meer en meer wint wel de strekking veld dat de levenskwaliteit primeert op de -kwantiteit. Zo denk ik er ook over. Waarom aan de geneugten van het leven verzaken om enkele jaren langer in een rusthuis te kunnen dementeren?
2 Ontsnappen aan het dagelijkse geleuter, de small talk over allerlei in mijn ogen onbeduidende onderwerpen, zoals het weer, het eten, de gezondheidsadviezen uitgebraakt door een massa zich tegensprekende wannabespecialisten… Ze tieren welig als onkruid in een tuin en dreigen alle interessante conversaties te versmachten. Asociaal als ik ben, dit is niet mijn geliefkoosd tijdverdrijf.
3 Nostalgie. Het intens herbeleven van en het vasthouden aan belangrijke belevenissen uit het verleden. Alle kleine en grotere (on)geluksmomenten, deels sluimerend in de donkere diepte van het brein, worden fris (maar soms vervormd) geïmpregneerd in de hersencellen, zodat ze in de toekomst ten gepaster tijde terug kunnen opgeroepen worden en nog jaren als bron van stil plezier en van weemoed dienst kunnen doen.
4 Frustratie. Een brief van uitgeverij Van Halewijck van 29 juni 2009:
“Beste Walter Jumpstone”
II. Het wonder van Smeerebbe Vloerzegem
Tegen alle regels en trends in begin ik mijn verhaal met de allesbepalende gebeurtenis, met het hoogtepunt uit mijn leven, en misschien ook wel mijn reddingsboei.
Het wonder van Smeerebbe Vloerzegem:
Café-dancing De Kroon, Dorpsstraat, Kemzeke
Het is zaterdag, 11 februari van het gezegende jaar 1967. Thé dansant van de studentenclub Izegrim van De Klinge.
20.30: Ik sta aan de ingang van de danszaal, achter het café, piekfijn uitgedost, met een bruin, soort pied-de-poule, kostuum met een ondervest van dezelfde stof, met vooraan een lange rij knopen en achteraan een bruine, blinkende zijden rug met een modieuze, maar volledig overbodige gespsluiting, nog met veel liefde gemaakt door de vader van mijn ex-lief, die het edele, maar bijna volledig uitgestorven (behalve in de Londense New Bond Street) beroep van professionele kleermaker uitoefende.
Mijn functie bestaat er in inkomgelden te ontvangen in ruil voor een ingangsticket, een niet te onderschatten verantwoordelijkheid. De studentenjeugd uit de omliggende dorpen druppelt langzaam binnen (the regular crowd shuffles in) op zoek naar vertier of een romantisch avontuur. Het kleine zaaltje komt langzaam tot leven door het geroezemoes en de langoureuze achtergrondmuziek van The Platters, Paul Anka, Brenda Lee, Roy Orbison en Connie Francis.
20.49: Uit het niets duikt een verschijning op, links vóór me. Ogen staren me aan, onschuldig vragend, schaamteloos verlegen, grote heldere ogen, vol sluimerende passie. Gebiologeerd, secondenlang kijken we elkaar in de ogen, het brandpunt van onze blikken exact gefocust op de pupillen. De wereld houdt op met draaien, de tijd staat stil, iedereen kijkt bewegingloos in het ijle. De mannequin challenge beleeft hier zijn première. ZE blijft me aankijken met haar priemende, doordringende babyblik. Er hangt een ondraaglijke spanning in de lucht, tot iemand me vraagt: “Twee tickets a.u.b.” De spell is broken, het is haar vriendin die tussen ons komt te staan en de onzichtbare draad doorknipt.
Nu pas merk ik dat ik geen zinsbegoocheling heb beleefd, maar dat de ogen in het bezit zijn van een ravissante verschijning, met een klassiek oud-Grieks gezicht onder een strak achteruitgekamd donker kapsel, met een speelse paardenstaart. ZE is gekleed in een trenchcoat in gebroken wit, die assorti is met het gebroken zwart van haar haar. Ik bedenk het karamellenvers: gebroken wit, gebroken zwart, gebroken hart.
21.10: De karbonkelogen zitten samen met de vriendin op enkele tafels van me verwijderd. Mijn tafel is zo gekozen dat de afstand tot haar tafel snel overbrugbaar is, in geval de gepaste muziek in de vorm van een slow zich aandient. Mijn positie aan tafel is dusdanig dat ik haar in mijn gezichtsveld heb, zonder mijn hoofd opvallend te moeten draaien. Haar gezicht bevindt zich deels zijdelings en deels frontaal in mijn blikveld, zodat ik haar kan bespieden zonder dat het haar te zeer opvalt. Dat lukt niet al te best, want af ten toe werpt ZE me een steelse blik toe, gevolgd door een monkellach, alsof ZE wil zeggen: ik heb je wel door.
Ondertussen wacht ik mijn kans af en begin ik te dagdromen, geïnspireerd door het ademloos aanschouwen van het aan de ogen verbonden lichaam, dat eenvoudig maar toch geraffineerd getooid is in een oranjegele pullover en een grijze rok met een paar sensueel gekrulde bretellen. Het gezicht is klassiek en perfect in harmonie: mooie, volle, goed afgelijnde lippen, een neus niet te groot en niet te klein, een eivormige, ovale gelaatsomtrek met lichtjes uitstekende jukbeenderen en een haarlijn en een haardracht, die de natuurlijke schoonheid van het gezicht accentueren. Alleen haar oren mochten iets kleiner zijn.
Als ZE het hoofd draait, zie ik haar in profiel. Ik vraag me af waarom ik deze vormen zo mooi vind en waarom ze voldoen aan mijn schoonheidsideaal. Ik kan alleen maar concluderen: beauty is in the eye of the beholder. Elke correctie, valse wimpers, lippenstift, schmink is overbodig. Elke retouche of artificiële verfraaiing is nutteloos. Hier kan geen enkele schoonheidskoningin aan tippen. Ze lijkt wel weggelopen uit een selectie Griekse maagden, die om de vier jaar de fakkel ontsteken op de Olympusberg of is het een reïncarnatie van de mooiste van alle antieke Griekse godinnen, Aphrodite, geboren uit het schuim van de woeste zee, Godin van de liefde, de seksualiteit en de vruchtbaarheid en op zoek naar haar tragische held en minnaar, Adonis.
Hoe is het mogelijk dat ZE nog geen vaste vriend (amant) heeft, of heeft ZE gewacht op mij, mag ik haar Adonis zijn? Beseft ZE wel hoe mooi ze is?
Vergeleken met de contemporaine schoonheden komen enkel Marie José Nat, de Franse actrice, afkomstig uit een arm gezin uit Boniface op Corsica en de verrukkelijke Anna Galiena uit de hypersensuele film ‘Le mari de la coiffeuse’ enigszins in haar buurt. Ook Juliette Binoche en Monica Bellucci komen dichtbij.
Waarom zit ik nu te dagdromen en te aarzelen? Heeft ZE me dan niet diep in de pupillen gekeken of is dit enkel in mijn verbeelding gebeurd of misschien doet ZE dat wel bij iedere Adonis? Ondertussen komen er steeds meer kapers op de kust. Zo is er de slagerszoon zonder brilletje uit St-Pauwels en ook mijn vriend Dirk laat zich niet onbetuigd, alhoewel hij op het punt staat te trouwen. Ik raap al mijn moed bij elkaar en ben vastbesloten er een sprint uit te persen bij de volgende slow en alle concurrenten lik op stuk te geven. Bij de eerste slepende tonen veer ik op en vraag haar met een bonkend hart ten dans. Even later dringt het tot me door dat onze eerste dans zich afspeelt op de zeemzoete tonen van ‘Please, release me, let me go’ van Engelbert Humperdinck.
We kijken elkaar in de ogen, het voelt zowel hemels als angstaanjagend aan. Mijn linkerhand neemt weifelend haar rechterhand op schouderhoogte. ZE is van vlees en bloed, ZE bestaat echt. De eerste aanraking is magisch, zoals op het fresco van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel, waar God via een subtiel vingercontact Adam tot leven brengt. Het voelt aan als een eerste aanraking van de miljoenen die nog zullen volgen. Onze vrije hand glijdt over onze ruggen, vluchtig en schroomvallig, zoals het past bij een engel(achtig wezen). Elke schijn van opdringerigheid, opportunisme en oppervlakkigheid is uit den boze.
We kijken elkaar nog steeds in de ogen, en ik voel: deze blik is zo intens, haar blik begraaft zich in de mijne, this is the face, that ain’t looking through me, but is looking in me. Haar gezicht is nu op enkele centimeters afstand van het mijne, haar huid is fijn als satijn met een teint tussen gebroken wit en crème. Van dichtbij is ZE nog mooier, ZE straalt zachtheid en warmte uit, wars van schone schijn, pose, aanstellerij of pretentie. Als de ogen de spiegel van de ziel zijn, dan zie ik daarin alle G- woorden: goedhartig, goedlachs, genereus, gul en grappig, open en spontaan. De levensvreugde, de levenshonger, de lust for life zit niet in haar genen maar in haar ogen.
Koortsachtig ben ik op zoek naar een openingszin die ze nooit zal vergeten. Eén zin schiet me te binnen: ‘Ik was al verliefd op jou, voor ik je kende’, wat eigenlijk betekent: ‘Ik heb je gedroomd’, wat nog klopt ook. Vroeger droomde ik van een imaginair meisje, met zwarte haren en een paardenstaart, dat iedere dag met mij op dezelfde autobus zat, komende van Meerdonk met bestemming St-Niklaas. ZE is haar evenbeeld. Kan ik dit wel zeggen, loop ik niet te hard van stapel, ben ik niet te opdringerig, te versierderig, te flirterig, gaat ZE me niet belachelijk vinden? Misschien vergis ik me, is het allemaal maar schijn, en misschien komt er geen zinnig woord uit haar.
De dans is ondertussen al een minuut of zo gevorderd en er zit niets anders op dan een klassiek openingsgesprek te beginnen. Ik vraag haar naam. ZE fluistert haar naam zachtjes in mijn oor, deze sensueel heel lichtjes met haar lippen beroerend, alsof ZE haar diepste geheimen prijsgeeft. ‘Lydie’, dat kon mooier, maar misschien ook niet. Namen als Katharina of Angelina zijn toch iets te artificieel en te gesofisticeerd en passen niet bij haar. Beetje bij beetje worden de meest elementaire personalia uitgewisseld. Haar zinnelijke stem verraadt sluimerende passie en verbergt de belofte van een onvoorwaardelijke overgave, geen spelletjes, geen hard to get, geen kapsones.
And let me live again de laatste zin van Engel(!)bert brengt ons terug op aarde. Ik kan het niet laten en geef haar een tactiele kus op de wang, vluchtig met door spanning verdroogde lippen.
Elke slow die volgt is de onze. Bij elke dans stijgt de intimiteit en het gesprek wordt losser en vlotter. We dansen geregeld cheek to cheek. ZE ruikt heerlijk. Een mengeling tussen de geur van een baby en die van een bloem. Mijn roes neemt alleen maar toe. ZE is HET, ZE heeft niet iets maar HET, alles waarvan ik gedroomd heb. We kijken elkaar voortdurend diep in de ogen en wisselen de eerste schuchtere kussen uit op de lippen. Een elektrische siddering gaat door mijn lichaam, bij elke lipkus van dit goddelijk wezen. We dansen steeds dichter bij elkaar, ik voel haar lichaam tegen het mijne, zo dicht dat ik haar hart voel kloppen in mijn borst. Onze handen raken steeds meer verstrengeld, tot we elkaar met beide handen op de rug innig omhelzen, alsof we elkaar reeds jaren kennen.
We zijn ons niet langer bewust van onze omgeving, gaan volledig in elkaar op en geven ons weerstandsloos aan elkaar over. De roes blijft stijgen in het besef dat droom en werkelijkheid volmaakt samenvallen.
Tussen de dansen door, hebben we ons teruggetrokken aan ons eigen tafeltje, far from the madding crowd, waar we ons, in onze eigen cocon, steeds dieper kunnen ingraven in elkaars secret garden. Verliefdheid heeft geen publiek nodig.
De uren vliegen voorbij en lijken minuten. Dit is een magische avond, once in a life- time, de eerste dag van de rest van ons leven. Rond middernacht verstoort haar vriendin Rita, tevens haar chauffeuse voor deze gelegenheid, de tweede maal de betovering met de melding dat ze huiswaarts wil, naar de boerderij in St-Pauwels, waar ZE nog een etmaal logeert.
We spreken af voor de volgende dag, zondag 12 februari 1967. In opperste gelukzaligheid rijd ik in mijn Fiat 600 naar huis al zingend: I can’t be late, I got a date with all that heaven will allow. Wie kan zeggen dat hij op één avond Juliette Binoche, Anna Galiena en Monica Belucci in de ogen heeft gekeken?
Zondag, 12 februari 1967
18.00: We hebben afgesproken in café-dancing De Kroon. Als ik de zaal vijf minuten te vroeg betreed, is de slagerszoon zonder brilletje ook ter plekke, toevallig of niet. Wat maakt het uit, hij maakt toch geen schijn van kans. Iets later verschijnt ZE door het gordijn dat vóór de ingang hangt. Ik laat ZE even speurend rondkijken. Ik zie haar voor het eerst van op een iets grotere afstand en beleef een déjà vu: wat een ravissante aanblik, wat een charme, wat een sprankelende uitstraling. De onschuld in persoon. Geen meisje, maar ook nog geen vrouw. Een reïncarnatie van Eliza Doolittle uit Pygmalion? Een foute gedachte komt ongewild bij me op: is ZE even kneedbaar en zal ik haar professor Higgins zijn? Neen, zo oud ben ik nog niet. Om die gedachte te verdrijven, schiet ik in actie en loop naar haar toe. We kussen elkaar op de mond en ZE kijkt me aan met ogen, zwanger van verwachting.
De danszaal lijkt ons te sfeerloos en te onpersoonlijk en we besluiten een stemmige, intiemere gelegenheid op te zoeken. We maken een ritje met de Fiat 600 en we belanden in een loungeachtige bar, langs de oude E3, tussen St-Niklaas en Beveren. Gedempt licht en gedempte muziek van Malando, Bert Kaempfert en Mantovani. We vlijen ons neer in een comfortabele, pluche tweezitszetel, dicht bij elkaar, en we bestellen een porto en een sherry. Het is zondagavond en er zijn buiten ons geen klanten aanwezig. Onze lichamen worden als magneten tot elkaar aangetrokken. We lipkussen en strelen, all that heaven will allow. Ik voel elke huidzenuw tot leven komen en tintelen onder haar fluweelzachte aanrakingen. Haar vingertoppen glijden met Fingerspitzengefühl, elektriserend over mijn huid. Ik zweef alle kanten uit, rillingen over de rug, shivers down my spine. Mijn neurotransmitters en hormonen werken op volle capaciteit, alle zintuigen op scherp, senses on overload. Mijn adem stokt en toch voelde ik me nog nooit zo intens leven. Her sweet whispering and her tender touch are driving me crazy.
Er is geen twijfel mogelijk. ZIJ is even verliefd op mij als ik op haar. ZE geeft zich zonder reserves volledig aan mij over. Elke vezel en spier van haar lichaam voelt ontspannen aan. Haar huid voelt strak en toch soepel, elastisch aan, fruitig en toch fris. Hij geurt als een kruising tussen een roos en een baby en smaakt zoet als een perzik. Haar adem geurt naar kweepeer en violetjes. Bedwelmd door zoveel zinnenprikkelende sensaties krijg ik een rare ingeving en fluister in haar oor: “Zouden we geen bloemen- annex fruitwinkel beginnen?” Niet begrijpend, verbaasd kijkt ze me aan.
In de intensiteit van de lichamelijke en emotionele sensaties openbaart zich een nieuw leven met ongekende mogelijkheden. Het onbereikbare wordt bereikbaar. Ik voel me de uitverkorene, de gelukzak, de lucky one, I’m way up high.
De uren vliegen voorbij. Tijdens de rustpauzes verdiepen we ons verder in de persoonsgebonden materies. Heden, verleden en toekomstvisioenen passeren de revue. ZE is grappig als ZE me toevertrouwt dat haar laatste vriend uit Lovendegem kwam en dat alle liefde in Love-end-egem gedoemd is vroegtijdig te eindigen.
We spreken af voor een volgend rendez-vous, volgende zaterdag in Ninove, dicht bij haar woonplaats. ( Vijftig jaar later, tijdens een tour down memory lane belanden we als bij toeval in hotel De Kroon in Ninove. Bij het ontbijt schalt ‘Please release me…’ door de ether en herbeleven we onze magische eerste dans.)
Zaterdag, 18 februari 1967
14.00: Ik heb plaatsgenomen in café Cambrinus tegenover het stadhuis van Ninove, waar we elkaar zullen ontmoeten. Op een strategische plaats vóór het venster, heb ik een goed zicht op de overkant van de straat, waar ZE normaliter moet verschijnen. Om iets over twee zie ik in de verte een crèmekleurige trenchcoat langzaam groter worden. Ook het gebroken zwart kapsel wordt langzaam zichtbaar. Voor het eerst zie ik haar van op een grotere afstand in beweging. ZE loopt kaarsrecht met de haakse schouders trots achteruit. ZE zwaait uitbundig met de armen, haar rechterarm zwaait iets verder dan haar linkerarm, een en al levenslust. ZE beweegt alsof ZE het eeuwig leven bezit; haar kan niets overkomen, een en al onschuld, zich van geen kwaad bewust. De vleesgeworden elegantie met de dansende paardenstaart.
Ik laat haar even wachten voor het stadhuis en zie hoe ZE ongedurig de omgeving afspeurt. Ik wil haar geduld niet te lang op de proef stellen en snel haar tegemoet. Zoals in de eindscène van de film Un homme et une femme vliegen we elkaar in de armen, alsof we elkaar reeds jaren kennen. Zij is Anouk, ik ben Jean-Louis.
Na een wandeling door het park en een intieme tête à tête op een bankje, besluiten we de warmte op te zoeken. Het café in de Koepoortstraat, vlak bij de oude Koepoortbrug, lijkt ons wel iets. Het is een bruin, ouderwets volkscafé met afgeleefde, kleurige vloertegels met een fleurig motief, en met harde, ongemakkelijke thonetachtige stoelen, al met al een weinig romantische omgeving.
Het is zaterdagavond, het café is halfvol met de zaterdagse stamgasten. We kiezen een tafel in de hoek, zover mogelijk van de andere gasten en van de toog. We zitten naast elkaar, bestellen twee koffies om op te warmen en praten over hoe we de voorbije week overleefd hebben. Langzaam wordt de sfeer intiemer en voeren we een laagfrekwent fluistergesprek, zodat de gasten aan de lege tafel naast ons zeker niet kunnen meeluisteren. We bouwen onze eigen cocon. De complimentjes en de troetelnaampjes worden direct in het oor gefluisterd. Bij elke oorfluistering glijd ik met mijn gezicht langs haar paardenstaart, een zinnelijke sensatie die nog vijftig jaar zal nazinderen. Ik fluister in haar oor: “Je hebt prachtig glanzende haren en ze ruiken zo lekker. Welke shampoo gebruik je?” ZIJ: “Schwarzkopf”. Ik: “Vandaar dat ze zo zwart zijn, mijn schwartzkopfje”. Zelfs om mijn flauwe grappen kan ZE lachen. We vertellen de grootste onnozelheden, waar geen zinnig mens naar zou luisteren, laat staan om zou lachen.
Ik zie dat ZE ietwat zenuwachtig wordt en dat ZE een aanloop neemt voor haar volgende oorfluistering, tot ZE met haar lippen zachtjes mijn oor beroert en innig, met een hese stem vol passie, fluistert: “Ik hou van jou”. Haar lippen blijven nog secondenlang aan mijn oorschelp plakken, die roodgloeiend aanvoelt van opwinding. Met een zwoele kus neemt haar mond afscheid van mijn oor, een sensatie die nog honderd jaar zal nazinderen.
ZE houdt van mij, ZE houdt van mij en van niemand anders!
ZE is van mij, ZE is van mij en van niemand anders!
Ik ben de uitverkorene, de lucky one. Na één week is alles zonneklaar.
We kijken elkaar diep in de ogen, we kussen elkaar ongegeneerd langdurig op de mond. Mijn hart bonst in mijn keel. Als we tot bezinning komen, hoor ik en zie ik in mijn fantasie de cafégangers applaudisseren en een staande ovatie geven voor het unieke schouwspel dat zich voor hun ogen heeft ontrold. Ik bedenk een antwoord op haar overrompelende amoureuze ontboezeming, die ik nooit zal kunnen evenaren. “Ik ook van jou” lijkt me niet spontaan meer en te voorspelbaar. Daarom flap ik eruit, voor ik het goed besef, prevelend in haar oor: “Wanneer gaan we trouwen?” ZIJ: “Volgende week”. Ik :” Afgesproken”
Het wordt langzaam donker en we besluiten het publieke forum in te ruilen voor het intiemere forum, nu we toch onze huwelijksbeloften hebben afgelegd. We tuffen met een slowmotionvaart in onze trouwe Fiat 600 richting Geraardsbergen, waar naar het schijnt romantiek te beleven valt. Daar bijna aangekomen verandert onze trouwe vierwieler in een briesende viervoeter. Hij sputtert, schokkert en spuwt stoom uit al zijn gaten. Na een korte, maar deskundige inspectie, kom ik tot het besluit: hier helpt geen lievemoederen aan. De joint de culasse heeft het begeven.
Het is circa tien uur, een heldere februarinacht en een onwaarschijnlijk mooie sterrenhemel. Hoeveel geluk kan je hebben, het kan geen toeval zijn dat we hier en op dit tijdstip in panne gevallen zijn. We kijken elkaar lachend aan, ons gelukkig prijzend voor de zoveelste toevalstreffer die ons te beurt valt. Het kan niet anders of iets of iemand heeft besloten ons onweerstaanbaar naar elkaar toe te drijven en onlosmakelijk aan elkaar te verbinden.
Ergens in de buurt van Schendelbeke begeven we ons op weg naar Voorde, langs de Geraardsbergse Steenweg, voor een nachtelijke wandeling van circa tien kilometer. Ik pas mijn staplengte zo aan, dat we synchroon stappen, één in tijd en ruimte, ons tempo zo laag mogelijk houdend om de tocht epicuristisch lang te rekken. We omklemmen mekaar, stevig maar teder. Onze harten slaan in volmaakte symbiose in hetzelfde ritme. Om de honderd passen begint mijn ingebouwde automatische stappenteller te piepen. We stoppen een wijle en omhelzen elkaar. Ik fluister: “Ik zie je gezicht in elke ster, een kus voor elke ster”. Het schijnsel van de volle maan tovert een onwezenlijke glans op haar gezicht. Het spel van licht en schaduw accentueert haar natuurlijke schoonheid. Haar licht uitstekende jukbeenderen worden meer zichtbaar en lijken gemaquilleerd door de schaduw van het maanlicht. Haar ogen weerkaatsen het zwoele licht van de maan en haar donkere haren krijgen een subtiele glans.
De kronkelende steenweg maakt dat steeds andere facetten van haar gezicht beschenen worden, zoals in een dancing met een uiterst langzaam draaiende discolichtbol. De trage overgangen geven me de tijd om elk van haar gezichtsimpressies in mij te laten doordringen en op te slaan in mijn visueel geheugen. Alles lijkt onwezenlijk, mede door de absolute stilte van de omgeving, geen auto, geen fietser, geen vogel. We lijken alleen op de wereld. Het doet tegelijk mysterieus, unheimlich en gevaarlijk aan, mede omdat reeds enkele maanden sprake is van een serieverkrachter, die hier ’s nachts zou ronddolen.
We passeren, na ongeveer één uur stappen en kussen, Idegem, waar ook geen levende kat te bespeuren valt. Toch overvallen me even enkele nare gedachten, kan dit wel blijven duren? Als dit een hoogtepunt is, dan kan de verdere weg alleen maar bergaf gaan. Hoe hoger de pieken, hoe dieper de dalen. Geluk kan soms bedreigend en breekbaar overkomen. Is dit niet te mooi om waar te zijn? Maar dan denk ik: het leven is risico nemen en de kansen grijpen.
Innig verstrengeld schrijden we langzaam verder door de nacht. Ondanks de koude, voelen onze lichamen warm aan. Ik hoor haar ademen en er vormt zich een condensatiekegel bij elke ademstoot. We trachten synchroon uit te ademen en onze kegels te laten samensmelten. We brengen onze monden langzaam naar elkaar toe en we vormen uiteindelijke één onzichtbare, inwendige kegel.
Na twee uur bereiken we het mooiste dorp van Vlaanderen met tevens de mooiste naam: Smeerebbe Vloerzegem.
Wij treden als midnightlovers het paradijs van Smeerebbe Vloerzegem binnen. De maan en de sterren zijn onze stille getuigen, ze lijken steeds meer in helderheid toe te nemen. Het is hier zo sacraal stil, dat ik alleen het ritmisch, zachtzoet geruis van haar ademhaling, het geritsel van haar trenchcoat en het getik van haar schoenhakken op het plaveisel kan horen.
We houden aan voor het onooglijk kerkje, dat als een kathedraal uit het niets in de duisternis voor onze ogen opduikt. Het is exact twaalf uur, middernacht, op de verlichte klok van de toren. Achttien februari wordt negentien februari, onze vierde dag samen begint. We vouwen onze handen in elkaar, onze vingers gekruist zoals in de gebedshouding, kijken elkaar diep in de ogen, kussen langdurig op de mond, in volmaakte symbiose. We kussen op de wang, op de neus, op de ogen en de oren, alle zintuigen, waarmede we deze magische nacht mochten beleven. Het is niet te bevatten en tegelijk angstaanjagend gevaarlijk. We staan op de top van de Everest, op de top van de wereld; ik word duizelig, krijg hoogtevrees, we staan 8.888 meter hoog, exact de afstand van ons autowrak naar de kathedraal van Smeerebbe Vloerzegem (111 kussen om de 100 stappen van elk 80 cm en we hebben nog tien stappen over). De acht wordt ons geluksgetal, mooie ronde vrouwelijke vormen, twee lichamen onlosmakelijk met elkaar verbonden, in elkaar overlopend, zonder begin en zonder einde, zonder elkaar gelijk aan zero, elkaar eeuwig kussend, zo is de acht, zo zijn wij, wij zijn de acht, unzertrennlich.
We ontwaken uit de spirituele, mystieke, religieuze ervaring en gaan even op een bankje zitten om te bekomen van de overrompelende emoties. Ik bedenk dat ik alles wat deze week gebeurd is tot in het kleinste detail moet opslaan in de diepste krochten van mijn hippocampus en ik beloof mezelf (en mijn eventuele nazaten) dat ik over vijftig jaar, als ik dan nog leef, alles op papier zal vastleggen. Niemand zal me geloven, uitgezonderd ZIJ.
Na een wijle stappen ze verder, ze verdwijnen in de nacht richting Voorde en richting een gezamenlijk leven, vol passie, geluk en liefde.
From here to Eternity.
P.S. Voor al wie twijfelt aan het waarheidsgehalte van dit verhaal: wie heeft zoveel fantasie dat hij dit kan verzinnen? Ik in ieder geval niet.
Ücretsiz ön izlemeyi tamamladınız.