Kitabı oku: «Bijna Weg», sayfa 4
Toen ze eenmaal de hoek om waren en het chateau uit het zicht was, ging Antoinette langzamer lopen. Dat kwam Ella goed uit, want die klaagde dat haar schoenen pijn deden.
‘Niet zeuren,’ adviseerde Antoinette. ‘Papa zegt altijd dat je niet zo moet zeuren.’
Cassie tilde Ella op en voelde hoe haar mollige lijfje met elke stap zwaarder werd. Ze droeg ook al de rugzak met alle jassen en haar laatste paar euro’s in haar zijvakje.
Marc huppelde vooruit, brak takken af en gooide die als speren voor zich uit. Cassie moest hem voortdurend waarschuwen niet op het asfalt te lopen. Hij was zo achteloos en onoplettend dat hij makkelijk voor een auto zou kunnen springen.
‘Ik heb honger!’ klaagde Ella.
Cassie dacht geërgerd terug aan haar onaangeraakte ontbijtbord.
‘Er zit een winkeltje om de hoek,’ zei Antoinette. ‘Daar verkopen ze koude drankjes en snacks.’ Ze was opvallend vrolijk vandaag, ook al had Cassie geen idee waarom. Ze was al lang blij dat Antoinette haar wat meer leek te mogen.
Ze had gehoopt dat de winkel misschien goedkope horloges zou verkopen, want zonder telefoon wist ze niet hoe laat het was. Maar het bleek een tuinierswinkel te zijn, die voornamelijk zaadjes, kleine boompjes en mest verkocht. De kiosk bij de kassa verkocht alleen frisdrank en snoep. De bejaarde eigenaar, die op een barkruk naast een gaskachel zat, legde uit dat hij niets anders had. De prijzen waren torenhoog en Cassie telde gespannen haar kleine restje geld uit, waarmee ze chocola en een blikje sap kocht voor elk kind.
Terwijl ze betaalde, renden de kinderen naar de overkant van de straat om naar een ezel te kijken. Cassie riep dat ze terug moesten komen, maar ze negeerden haar.
De grijsaard haalde medelijdend zijn schouders op. ‘Het blijven kinderen. Ze komen me bekend voor. Wonen jullie in de buurt?’
‘Ja. Dit zijn de kinderen van de familie Dubois. Ik ben de nieuwe au pair, dit is mijn eerste werkdag,’ zei Cassie.
Ze had gehoopt op een gemoedelijke blik van herkenning, maar in plaats daarvan sperde de man zijn ogen wijd open van schrik. ‘Die familie? Daar werk jij voor?’
‘Ja.’ Cassies angsten laaiden onmiddellijk weer op. ‘Waarom? Kent u ze?’
Hij knikte. ‘Iedereen hier kent ze. En Diane, Pierres vrouw, kocht wel eens planten van me.’
Hij zag de verwarring op haar gezicht. ‘De moeder van de kinderen,’ lichtte hij toe. ‘Zij is vorig jaar overleden.’
Cassie staarde hem ongelovig aan terwijl haar hersenen op topsnelheid werkten. Ze kon haar oren niet geloven. De moeder van de kinderen was overleden, en zo kort geleden. Waarom had niemand hier iets over gezegd? Maureen had het niet eens genoemd. Cassie had aangenomen dat Margot hun moeder was, maar nu begreep ze hoe naïef dat was geweest; Margot was veel te jong om een kind van twaalf te hebben.
Dit gezin was pas nog door een periode van rouw gegaan, was uiteengereten door een enorme tragedie. Maureen had haar dit moeten vertellen. Maar Maureen had niet geweten dat de paarden er niet meer waren, omdat haar dat niet verteld was. Met een steek van angst vroeg Cassie zich af of Maureen dit überhaupt geweten had.
Wat was er gebeurd met Diane? Hoe had haar overlijden Pierre beïnvloed, en de kinderen, en de gezinsdynamiek? Wat vonden ze ervan dat Margot zo kort daarop al haar intrede had gedaan? Geen wonder dat ze de spanning als een donderwolk voelde hangen over zo ongeveer iedere interactie die zich binnen die muren afspeelde.
‘Wat… wat vreselijk,’ stamelde ze, zich realiserend dat de man haar nieuwsgierig bekeek. ‘Ik wist niet dat het pas zo kort geleden was. Haar dood moet heel traumatisch geweest zijn voor iedereen.’
Met een diepe frons overhandigde de winkeleigenaar haar het wisselgeld, en ze stopte het karige stapeltje muntjes in haar zak. ‘Je weet natuurlijk wat de achtergrond van die familie is.’
‘Ik weet er niet veel van, dus ik zou het erg op prijs stellen als u er iets over zou vertellen.’ Cassie leunde gespannen over de toonbank.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Het is niet aan mij om daar meer over te vertellen. Je werkt voor de familie.’
Waarom zou dat iets uitmaken, vroeg Cassie zich af? Haar nagel duwde in haar nagelriem en ze besefte met een schok dat ze haar oude gewoonte weer had opgepikt. Nou, ze was dan ook flink gestrest. Wat de man haar had verteld was al zorgwekkend genoeg, maar wat hij weigerde te vertellen was nog veel erger. Misschien zou hij open tegen haar zijn als ze eerlijk was.
‘Ik begrijp niets van de situatie hier, en ik ben bang dat ik mezelf in de nesten heb gewerkt. Eerlijk gezegd is me niet eens verteld dat Diane was overleden. Ik weet niet wat er is gebeurd, of hoe het daarvoor was. Als ik een beter beeld had, zou dat echt helpen.’
Hij knikte en keek begrijpend, maar toen ging de telefoon in het kantoor en wist ze dat haar kans verkeken was. Hij liep naar achteren om op te nemen en deed de deur achter zich dicht.
Teleurgesteld draaide Cassie zich om, met de rugzak die nu twee keer zo zwaar leek als daarvoor. Misschien was het de verontrustende informatie die de winkeleigenaar haar had gegeven die haar zo zwaar woog. Terwijl ze de winkel uit liep, vroeg ze zich af of ze misschien terug kon komen om met de man te praten. Wat voor geheimen hij ook wist over de familie Dubois, ze moest erachter komen.
HOOFDSTUK ZES
Een geschrokken gil van Emma rukte Cassie terug naar het heden. Ze zag tot haar afschuw dat Marc aan de overkant van de weg door het hek was geklommen, en handjes gras voerde aan een kudde van vijf harige, grijze, modderige ezels. Ze legden hun oren in hun nek en beten elkaar terwijl ze om hem heen dromden.
Ella gilde nog een keer toen een van de ezels tegen Marc aan botste, waardoor hij plat op zijn rug viel.
‘Kom eruit!’ gilde Cassie. Ze rende naar de overkant van de weg, leunde door het hek, greep de achterkant van zijn shirt en trok hem weg voordat hij vertrapt kon worden. Wilde dit kind soms dood? Zijn shirt was kletsnat en smerig, en ze had geen schoon shirt meegenomen. Gelukkig scheen de zon nog, hoewel ze zag dat de wolken samenpakten in het westen.
Toen ze Marc zijn chocola gaf, propte hij de hele reep in één keer in zijn mond zodat zijn wangen uitpuilden. Hij lachte, waarbij hij kleine stukjes op de grond spuugde, en rende toen voor Antoinette uit.
Ella duwde haar chocola weg en begon hard te huilen.
Cassie tilde haar weer op. ‘Wat is er? Heb je geen honger?’ vroeg ze.
‘Nee. Ik mis mama,’ snikte het meisje.
Cassie knuffelde haar stevig. Ella’s wang was warm tegen haar gezicht.
‘Het spijt me, Ella. Het spijt me heel erg. Ik hoorde het net pas. Je moet haar vreselijk missen.’
‘Ik wou dat Papa zou zeggen waar ze is,’ treurde Ella.
‘Maar...’ Cassie was sprakeloos. De winkeleigenaar had duidelijk gezegd dat Diane Dubois was gestorven. Waarom dacht Ella iets anders? ‘Wat heeft je Papa tegen je gezegd?’ vroeg ze voorzichtig.
‘Dat ze weg is. Hij zei niet waarheen. Alleen dat ze wegging. Waarom is ze weg? Ik wil dat ze terugkomt!’ Ella duwde haar hoofd tegen Cassies schouder en snikte hartverscheurend.
Cassie was duizelig. Ella was destijds vier geweest. Dat was toch oud genoeg om ‘dood’ te begrijpen? Er was een kans geweest om te rouwen en een begrafenis bij te wonen. Of misschien was die er niet geweest. Het alternatief was duizelingwekkend; dat Pierre opzettelijk tegen Ella had gelogen over de dood van zijn vrouw.
‘Ella, niet verdrietig zijn,’ zei ze, en aaide haar voorzichtig over haar schouders. ‘Soms gaan mensen weg en komen ze niet meer terug.’ Ze dacht aan Jacqui, en vroeg zich af of ze er ooit achter zou komen wat er echt gebeurd was. Het was vreselijk om het niet te weten. De dood was tragisch, maar het was tenminste definitief.
Cassie kon zich niet inbeelden hoe verschrikkelijk het moest zijn voor Ella om te denken dat haar eigen moeder haar zomaar had verlaten. Geen wonder dat ze nachtmerries had. Ze moest het echte verhaal te weten komen, voor het geval er meer achter zat. Het zou te intimiderend zijn om het regelrecht aan Pierre te vragen, en tenzij hij er zelf over zou beginnen, durfde ze het gesprek er niet op te brengen. Misschien zouden de andere kinderen haar hun versie willen vertellen, als ze het op het juiste moment vroeg. Ze moest daar maar mee beginnen.
Antoinette en Marc stonden te wachten bij de splitsing. Eindelijk zag Cassie het bos liggen. Antoinette had de afstand onderschat; ze moesten minstens vijf kilometer hebben gelopen, en de plantenkas was het laatste gebouw waar ze langs waren gekomen. De weg was nu een smal en vervallen paadje, met wilde, ruige struiken langs de zijkanten.
‘Jij en Ella kunnen wel die kant nemen,’ zei Antoinette, en wees naar een begroeid pad. ‘Dat is sneller.’
Cassie maakte dankbaar gebruik van een kortere route en liep het smalle pad af. Ze baande zich een weg door een wolk van struiken. Halverwege begon de huid op haar armen zo pijnlijk te branden dat ze een gil slaakte. Het leek wel alsof ze door een zwerm wespen was gestoken. Ze keek naar beneden en zag dat ze een rode uitslag op haar huid had, overal waar de bladeren haar geraakt hadden. En toen begon Ella te gillen.
‘Mijn knie doet zeer!’ Haar huid zwol op en begon blaren te vormen, die knalrood aftekenden tegen haar zachte, bleke huid.
Cassie bukte te laat, en een tak sloeg haar in het gezicht. Het brandende gevoel verspreidde zich onmiddellijk en ze slaakte een kreet van schrik. Achter zich hoorde ze Antoinettes hoge, opgewonden gelach.
‘Hou je hoofd tegen mijn schouder aan,’ zei Cassie. Ze sloeg haar armen stevig om het meisje. Ze haalde diep adem en stormde het pad af, blindelings door de prikkende bladeren, totdat ze bij een open plek aankwam.
Antoinette, die dubbelgebogen over een omgevallen boom lag, krijste van plezier, en Marc, die aangestoken was door haar gelach, deed hetzelfde. Ella’s woedende tranen leek hen niets te kunnen schelen.
‘Je wist dat daar gifsumak zat!’ riep Cassie op beschuldigende toon terwijl ze Ella op de grond zette.
‘Brandnetels,’ corrigeerde Antoinette haar, voordat ze opnieuw in schaterlachen uitbarstte. Er zat geen vriendelijkheid in het geluid – het was een wrede lach. Het kind liet haar ware aard zien en ze was genadeloos.
Cassie werd overvallen door een plotselinge razernij. Eén moment wilde ze niets liever dan Antoinettes vergenoegde, giechelende gezicht een keiharde klap verkopen. De intensiteit van haar woede was beangstigend. Ze deed daadwerkelijk een stap naar voren en hief haar hand, voordat ze bij zinnen kwam en hem gauw liet zakken, ontzet door wat ze bijna had gedaan.
Ze keerde zich om, ritste haar rugzak open en pakte het enige flesje water dat ze bij zich had. Ze wreef wat water over Ella’s knie en de rest over zichzelf, in de hoop dat dat het branden zou verzachten, maar elke keer dat ze de zwelling aanraakte, leek het erger te worden. Ze keek om zich heen om te zien of er ergens een kraan was, of een fontein, waar ze wat koud water over de pijnlijke uitslag kon laten stromen.
Maar er was niets. Deze bossen waren niet zo kindvriendelijk als ze had gedacht. Er waren geen bankjes, geen wegwijzers. Geen vuilnisbakken, kranen of fonteinen, geen goed onderhouden paden. Er was enkel een oeroud, donker bos, met enorme beuken, dennen en sparren die dreigend boven het struikgewas uit torenden.
‘We moeten naar huis,’ zei ze.
‘Nee,’ begon Marc. ‘Ik wil op onderzoek uit.’
‘Daar is dit geen goede plek voor. Er is niet eens een echt pad. En het is te donker. Doe gauw je jas aan, anders vat je nog kou.’
‘Moet je me eerst vangen!’ Met een ondeugende blik dook het jongetje weg tussen de bomen.
‘Verdomme!’ Cassie stoof achter hem aan, en beet haar kaken op elkaar terwijl de takjes langs haar geïrriteerde huid schraapten. Hij was kleiner en sneller dan zij, en hij lachte haar spottend uit terwijl hij door de struiken vluchtte.
‘Marc, kom terug!’ riep ze. Maar haar woorden leken hem alleen maar aan te moedigen. Ze bleef rennen en hoopte dat hij moe zou worden of genoeg zou krijgen van dit spelletje.
Eindelijk kreeg ze hem te pakken, doordat hij stopte om op adem te komen en tegen dennenappels te schoppen. Ze greep zijn arm beet voordat hij weg kon rennen.
‘Dit is geen spelletje. Kijk nou, dat is een ravijn.’ Even verderop lag een steile afdaling, en ze hoorde stromend water. ‘We gaan terug. Het is tijd om naar huis te gaan.’
‘Ik wil niet naar huis,’ mopperde Marc, die met tegenzin achter haar aan strompelde.
Ik ook niet, dacht Cassie, en had plotseling medelijden met hem.
Maar toen ze terug bij de open plek kwamen, was daar alleen Antoinette. Ze zat op een opgevouwen jas en vlocht haar haar over haar schouder.
‘Waar is je zusje?’ vroeg Cassie.
Antoinette keek schijnbaar nonchalant op. ‘Ze zag een vogel toen je wegliep, en wilde beter kijken. Ik weet niet waar ze daarna naartoe is gegaan.’
Cassie staarde Antoinette vol afgrijzen aan. ‘Waarom ging je niet met haar mee?’
‘Je had niet gezegd dat dat moest,’ zei Antoinette, met een kille glimlach.
Cassie haalde diep adem en onderdrukte een volgende vlaag van woede. Antoinette had gelijk. Ze had de kinderen niet moeten achterlaten zonder ze te waarschuwen dat ze moesten blijven waar ze waren.
‘Waar is ze naartoe gegaan? Waar heb je haar voor het laatst gezien?’
Antoinette wees. ‘Ze ging die kant op.’
‘Ik ga haar zoeken.’ Cassie hield haar stem opzettelijk kalm. ‘Blijf hier met Marc. Jullie mogen niet – absoluut niet – van deze open plek af, en hou je broertje in het oog. Begrepen?’
Antoinette knikte afwezig en liet haar haar door haar vingers gaan. Cassie hoopte dat ze zou doen wat haar gezegd werd. Ze liep naar waar Antoinette had gewezen en zette haar handen aan haar mond.
‘Ella?’ riep ze zo hard ze kon. ‘Ella?’ Ze wachtte, hopend op een antwoord of voetstappen, maar er kwam geen reactie. Ze hoorde alleen het zachte geruis van de bladeren in de toenemende wind. Kon Ella echt nu al buiten gehoorsafstand zijn, in de korte tijd dat ze weg was geweest? Of was haar iets overkomen?
Haar paniek steeg terwijl ze het bos in rende.
HOOFDSTUK ZEVEN
Cassie sprintte dieper het bos in, zigzaggend tussen de bomen door. Ze schreeuwde Ella’s naam en bad dat er een antwoord zou komen. Ella kon overal wel zijn; er was geen duidelijk pad wat ze gevolgd kon hebben. Het bos was donker en griezelig, de wind waaide steeds harder en de bomen leken haar geroep te dempen. Ella kon wel in een ravijn gevallen zijn, of gestruikeld en op haar hoofd gevallen. Een zwerver kon haar gepakt hebben. Er kon wel van alles gebeurd zijn.
Cassie gleed langs het mos en struikelde over boomwortels. Haar gezicht was op honderd plekken geschramd en haar keel deed pijn van het schreeuwen.
Uiteindelijk stopte ze, naar adem happend. Haar zweet was koud en klam in de wind. Wat moest ze nu doen? Het begon donker te worden. Ze kon niet nog meer tijd besteden aan het zoeken, dan zou ze alle drie de kinderen in gevaar brengen. De tuinierswinkel was haar dichtstbijzijnde kans, als die nog open was. Ze kon daar stoppen, de eigenaar vertellen wat er gebeurd was, en hem vragen de politie te bellen.
Het duurde eeuwig voordat ze weer terug was, en ze liep een paar keer de verkeerde kant op. Ze bad dat de anderen veilig op haar zaten te wachten. En ze hoopte vurig dat Ella misschien vanzelf was teruggekomen.
Maar toen ze de open plek bereikte, vlocht Antoinette blaadjes aan elkaar, en Marc lag diep te slapen op de jassen.
Geen Ella.
Ze kon zich de woede al voorstellen als ze terug zouden komen. Pierre zou – terecht – razend zijn. Margot zou misschien alleen vals doen. Zaklampen zouden de nacht in schijnen terwijl de buurt op zoek was naar een meisje dat verdwaald was, of gewond, of erger, ten gevolge van haar nalatigheid. Het was haar schuld, haar fout.
De situatie was zo afschuwelijk dat het haar te veel werd. Ze viel tegen een boom aan en begroef haar gezicht in haar handen, terwijl ze wanhopig probeerde haar gesnik te bedwingen.
En toen zei Antoinette, met een zilverige stem: ‘Ella? Je mag tevoorschijn komen!’
Cassie keek op en keek ongelovig toe hoe Ella van achter een omgevallen boom kwam en blaadjes van haar rok sloeg. ‘Wat...’ Haar stem klonk rauw en trillerig. ‘Waar was je?’
Ella glimlachte vrolijk. ‘Antoinette zei dat we verstoppertje speelden, en dat ik niet moest komen als je riep, want dan zou ik verliezen. Nu heb ik het koud. Mag ik mijn jas?’
Cassie voelde zich afgestompt door de schok. Ze kon niet geloven dat iemand uit pure boosaardigheid zoiets zou verzinnen. Het was niet alleen de wreedheid, maar ook hoe uitgekookt het was, wat Cassie deed rillen. Waarom wilde Antoinette haar kwellen, en hoe kon ze het in de toekomst voorkomen? Ze kon van de ouders geen hulp verwachten. Aardig zijn had niet gewerkt, en woede zou Antoinette alleen maar in de kaart spelen. Antoinette had de touwtjes in handen, en dat wist ze. Nu gingen ze onvergeeflijk laat naar huis, en dat terwijl ze niemand verteld hadden waar ze naartoe waren gegaan. De kinderen waren modderig, hongerig, dorstig en doodmoe. Ze vreesde dat Antoinette meer dan genoeg had gedaan on haar onmiddellijk te laten ontslaan.
Het was een lange, koude en ongemakkelijke wandeling terug naar het chateau. Ella wilde per se de hele weg gedragen worden, en tegen de tijd dat ze bij het huis aankwamen, had Cassie het geen seconde langer kunnen volhouden. Marc liep mopperend achter ze aan, te moe om meer te doen dan af en toe een steen naar de vogels in de heggen te gooien. Zelfs Antoinette leek geen voldoening te halen uit haar overwinning, en stapte humeurig door.
Toen Cassie op de indrukwekkende voordeur klopte, werd die meteen opengerukt. Daar stond Margot, haar gezicht verwrongen van woede.
‘Pierre!’ schreeuwde ze. ‘Ze zijn eindelijk thuis.’
Cassie begon te trillen toen ze de woedende voetstappen hoorde.
‘Waar zijn jullie in godsnaam geweest?’ schreeuwde Pierre. ‘Wat is dit voor onverantwoordelijk gedrag?’
Cassie slikte. ‘Antoinette wilde naar het bos. Dus we gingen een wandeling maken.’
‘Antoinette… wat? De hele dag? Waarom liet je haar dat in vredesnaam doen, en waarom heb je onze instructies niet gevolgd?’
‘Welke instructies?’ Cassie wilde wegrennen en zich verstoppen voor zijn woede, zoals ze had gedaan toen ze tien was als haar vader een woedeaanval kreeg. Toen ze achteromkeek, zag ze dat de kinderen zich precies zo voelden. Hun onthutste, doodsbange gezichten gaven haar de moed die ze nodig had om Pierre aan te kijken, ook al trilde ze op haar benen.
‘Ik had een briefje op de deur van je slaapkamer gehangen.’ Met moeite dwong hij zichzelf om op een normale toon te praten. Misschien had hij de reactie van de kinderen ook gezien.
‘Ik heb geen briefje gezien.’ Cassie wierp een blik op Antoinette, maar ze keek met hangende schouders naar de grond.
‘Antoinette had een piano-optreden in Parijs. Er kwam een bus om haar op te halen om half negen, maar ze was nergens te vinden. En Marc had voetbaltraining in de stad om twaalf uur.’
Cassie kreeg een koude knoop in haar maag toen ze besefte hoe ernstig de consequenties waren geweest. Ze had Pierre en de anderen vreselijk teleurgesteld. Deze dag had moeten bewijzen dat ze de schema’s van de kinderen in de hand had. In plaats daarvan waren ze onverwacht op stap gegaan naar the middle of nowhere, en hadden ze belangrijke activiteiten gemist. Als zij Pierre was geweest, was ze ook razend geweest.
‘Het spijt me heel erg,’ mompelde ze. Ze durfde niet tegen Pierre te zeggen hoe de kinderen haar in de val hadden gelokt, ook al wist ze zeker dat hij het wel vermoedde. Als ze het zei, zou hij zijn woede misschien over hen uitstorten.
Vanuit de eetkamer klonk een gong en Pierre keek op zijn horloge. ‘Hier hebben we het later over. Ga ze klaarmaken voor het avondeten. Snel, anders wordt het eten koud.’
‘Snel’ was makkelijker gezegd dan gedaan. Het duurde langer dan een half uur en nog meer tranen voordat Marc en Ella in bad waren geweest en hun pyjama’s aan hadden. Gelukkig liet Antoinette zich van haar beste kant zien, en Cassie vroeg zich af of ze misschien over haar toeren was van haar eigen gedrag. Zelf was ze murw geslagen door deze ramp van een dag. Ze was half doorweekt van het in bad doen van de kinderen, maar had geen tijd om te douchen. Ze trok een droog topje aan, en de blaren op haar armen begonnen weer te branden.
Somber liepen ze de trap af.
Pierre en Margot zaten te wachten in de kleine lounge naast de eetkamer. Margot dronk een glas wijn terwijl Pierre zijn glas cognac met sodawater bijvulde.
‘Eindelijk kunnen we eten,’ zei Margot kortaf.
Het diner bestond uit een ovenschotel met vis, en Pierre stond erop dat de twee oudste kinderen zichzelf zouden bedienen, hoewel Cassie Ella wel mocht helpen.
‘Ze moeten op jonge leeftijd al goede manieren leren,’ zei hij, en gaf ze vervolgens gedurende de hele maaltijd instructies over protocol. ‘Leg je servet op je schoot, Marc. Niet in een prop op de grond. En hou je ellebogen bij je; Ella wil niet in haar zij geprikt worden terwijl je eet.’
De ovenschotel was heerlijk en rijkgevuld, en Cassie verging van de honger, maar van Pierres gedram zou iedereen de eetlust zijn vergaan. Ze dwong zichzelf om kleine, delicate hapjes te nemen en keek naar Margot om te checken dat ze het op de correcte, Franse manier deed. De kinderen waren doodmoe en konden niet begrijpen wat hun vader zei, en Cassie wou dat Margot tegen Pierre zou zeggen dat dit geen moment was om op alle slakken zout te leggen.
Ze vroeg zich af of het avondeten anders was geweest toen Diane nog leefde, en hoe de dynamiek was veranderd na de komst van Margot. Haar eigen moeder had het conflict onder controle gehouden op haar eigen, stille manier, maar het was totaal ontploft toen ze weg was. Misschien had Diane ook zo’n rol gespeeld.
‘Wat wijn?’ Tot haar verrassing vulde Pierre haar glas met witte wijn voordat ze kon weigeren. Misschien was dat ook protocol. De wijn was geurig en fruitig, en na een paar slokjes voelde ze de alcohol door haar aderen stromen, gecombineerd met een gevoel van welbehagen en een gevaarlijke ontspanning. Ze zette haar glas snel neer, wetende dat ze zich geen vergissingen kon veroorloven.
‘Ella, wat doe je?’ vroeg Pierre vermoeid.
‘Ik krab mijn knie,’ legde Ella uit.
‘Waarom gebruik je een lepel?’
‘Mijn nagels zijn te kort. We zijn door de brandnetels gelopen,’ zei Ella trots. ‘Antoinette liet Cassie een kortere weg zien. Ik ben geprikt op mijn knie. Cassie werd geprikt op haar gezicht en haar armen. Ze moest huilen.’
Margot zette haar wijnglas met een klap neer. ‘Antoinette! Heb je dat nou weer gedaan?’
Cassie knipperde, verrast dat het blijkbaar eerder was gebeurd.
‘Ik...’ begon Antoinette op protesterende toon, maar Margot was niet te stoppen.
‘Je bent een vals mormel. Jij wil alleen maar ellende veroorzaken. Je denkt dat je slim bent, maar je bent gewoon een dom, gemeen, kinderachtig meisje.’
Antoinette beet op haar lip. Margots woorden hadden een barst gemaakt in haar koele, bedaarde masker.
‘Het is niet haar schuld,’ zei Cassie luid, voordat ze er erg in had. Te laat vroeg ze zich af of de wijn een slecht idee was geweest. ‘Het moet heel zwaar zijn voor haar, dat…’ Ze stopte zichzelf snel, want ze had op het punt gestaan om de dood van hun moeder te noemen, maar Ella geloofde een ander verhaal en ze had geen idee welke versie echt was. Dit was niet het moment om dat te vragen. ‘Dat er zoveel verandert,’ zei ze. ‘In ieder geval zei Antoinette niet dat ik dat pad moest nemen. Ik koos het zelf. Ella en ik waren moe, en het leek korter.’ Ze durfde niet naar Antoinette te kijken terwijl ze praatte, uit angst dat Margot zou vermoeden dat ze onder één hoedje speelden, maar ze slaagde erin Ella’s blik te vangen. Ze gaf haar een blik van verstandhouding, hopende dat ze zou begrijpen waarom Cassie de kant van haar zus koos, en werd beloond met een miniem knikje.
Cassie vreesde dat haar verdediging haar nog meer in de problemen zou brengen, maar ze moest iets zeggen. Ze wist tenslotte hoe het was om op te groeien in een gebroken familie waar elk moment de oorlog kon uitbreken. Ze begreep het belang van een ouder rolmodel waar je kon schuilen tegen de storm. Hoe had ze kunnen overleven zonder Jacqui’s kracht in die zware periode? Antoinette had geen medestander.
‘Dus je kiest haar kant?’ siste Margot. ‘Geloof me, dat ga je berouwen, net als ik. Je kent haar niet zoals ik haar ken.’ Ze stak haar bloedrood-gelakte nagel in Antoinettes richting, die begon te snikken. ‘Ze is precies zoals haar…’
‘Hou op!’ brulde Pierre. ‘Ik wil geen geruzie aan de eettafel – Margot, hou je mond, je hebt genoeg gezegd.’
Margot sprong zo plotseling op dat haar stoel met een dreun omviel. ‘Zeg jij tegen mij dat ik mijn mond moet houden? Dan ga ik. Maar doe maar niet alsof ik je niet gewaarschuwd heb. Jij krijgt je verdiende loon, Pierre.’ Ze beende naar de deur, maar draaide zich toen om en staarde Cassie aan met een onverbloemde haat. ‘Dat krijgen jullie allemaal.’