Kitabı oku: «Het perfecte huis», sayfa 3
HOOFDSTUK VIJF
Het betreden van de NRD-inrichting ging nog precies zoals ze het zich herinnerde. Nadat ze toestemming had gekregen om de afgesloten ziekenhuiscampus door een bewakingspoort te betreden, reed ze achter het hoofdgebouw naar een tweede, kleiner, onopvallend gebouwtje achterin.
Het was een saaie, betonnen en stalen constructie van één verdieping midden op een onverharde parkeerplaats. Alleen het dak was zichtbaar, achter een groot metalen hek met groen gaas en prikkeldraad dat het terrein omheinde.
Ze moest door een tweede bewakingspoort om toegang te krijgen tot de NRD. Na het parkeren liep ze naar de hoofdingang en deed alsof ze al de beveiligingscamera's, die haar bij elke stap volgden, niet zag. Toen ze bij de buitendeur kwam, wachtte ze tot de zoemer ging om haar binnen te laten. In tegenstelling tot de eerste keer dat ze hier gekomen was, werd ze nu herkend door het personeel en meteen toegelaten.
Maar dat was alleen voor de buitendeur. Nadat ze een kleine binnenplaats was gepasseerd, bereikte ze de hoofdingang van de inrichting, die dikke, kogelvrije glazen deuren had. Ze haalde haar toegangspasje door de gleuf, waarna het lampje op het paneel groen ging branden. Toen liet de beveiligingsbeambte achter het bureau, die de kleurverandering ook kon zien, haar binnen, en voltooide zo de toegangsprocedure.
Jessie stond in een kleine vestibule en wachtte tot de buitendeur dichtging. De ervaring had haar geleerd dat de binnendeur pas kon worden geopend als de buitenste helemaal weer dicht zat. Zodra het hoorbaar vergrendeld was, ontgrendelde de bewaker de binnendeur.
Jessie stapte naar binnen, waar een tweede gewapende officier op haar stond te wachten. Hij nam haar weinige persoonlijke bezittingen in beslag. Ze had in de loop der tijd geleerd dat het gemakkelijker was bijna alles in de auto achter te laten. Er was toch geen gevaar dat daarin ingebroken werd.
De bewaker fouilleerde haar en gebaarde haar dat ze als bij de luchthavenbeveiliging door de millimetergolfscanner moest, die een gedetailleerde afdruk gaf van haar hele lichaam. Toen dat achter de rug was, kreeg ze haar spullen zonder een woord terug. Het was de enige indicatie dat ze nu verder mocht.
"Gaat Agent Gentry mij ontmoeten?" vroeg ze de agent achter het bureau.
De vrouw keek op met een uitdrukking van totale desinteresse op haar gezicht. "Ze komt er zo aan. Wacht maar bij de Overgangsdeur."
Jessie deed wat haar was opgedragen. Overgang was de kamer waar alle bezoekers zich moesten omkleden voordat ze contact hadden met een patiënt. Eenmaal binnen moesten ze zich omkleden in grijze kleding in ziekenhuisstijl, alle sieraden verwijderen en alle make-up afwassen. Terecht was ze gewaarschuwd dat deze mannen geen extra prikkels konden gebruiken.
Even later stapte Agent Katherine 'Kat' Gentry door de deur om haar te begroeten. Ze was een lust voor het oog. Hoewel ze niet bepaald een goede start hadden gehad toen ze elkaar vorige zomer voor het eerst ontmoetten, waren de twee vrouwen nu vriendinnen, verbonden door een gedeelde kennis van de duisternis die sommige mensen in hun greep had. Jessie was haar zo gaan vertrouwen dat Kat bij het handjevol mensen hoorde die wisten dat ze de dochter was van de Beul van de Ozarks.
Terwijl Kat op haar af liep, viel het Jessie nogmaals op hoe kranig het hoofd van de beveiliging van de NRD was. Fysiek was ze indrukwekkend ondanks het feit dat ze maar een onopvallende een meter zeventig lang was, daar haar lichaam van 70 kilo bijna volledig uit spieren en stalen wilskracht bestond. Ze was een voormalige Army Ranger die twee keer naar Afghanistan was uitgezonden en ze droeg de overblijfselen van die tijd op haar gezicht, dat pokdalig was van de granaatscherven. Net onder haar linkeroog begon een lang litteken dat verticaal over haar wang liep. Haar grijze ogen waren waakzaam en namen alles dat ze zag grondig in zich op, om te bepalen of het een bedreiging was.
Ze beschouwde Jessie duidelijk niet als een dergelijke bedreiging. Ze begon te grijnzen en omhelsde haar stevig.
"Lang niet gezien, FBI-dame," zei ze enthousiast.
Jessie hapte naar adem tijdens de wurgomhelzing, en kon pas iets zeggen nadat ze werd losgelaten.
"Ik ben niet van de FBI," herinnerde ze Kat. “Het was maar een trainingsprogramma. Ik zit nog steeds bij de LAPD."
"Maakt niet uit," zei Kat blasé. "Je bent op Quantico geweest en je hebt samengewerkt met de autoriteiten op jouw vakgebied en je hebt spannende FBI-technieken geleerd. Als ik je een FBI-dame wil noemen, dan noem ik je een FBI-dame."
"Als dat je ervan weerhoudt mijn rug over je knie in tweeen te breken, mag je me noemen wat je maar wilt."
"Nu we het er toch over hebben, volgens mij zou ik dat nu niet meer kunnen," merkte Kat op. "Het lijkt alsof je sterker bent dan hiervoor. Ik vermoed dat ze niet alleen je hersens hebben getraind terwijl je daar was?"
"Zes dagen per week," zei Jessie tegen haar. “Lange rentochten, hindernisbanen, zelfverdediging en wapentraining. Ze hebben me een dusdanige schop onder de kont gegeven dat die nu in topvorm is."
"Moet ik me zorgen maken?" vroeg Kat met schijnheilige bezorgdheid, terwijl ze een stap achteruit deed en haar armen in een verdedigende houding optilde.
"Ik denk niet dat ik een bedreiging voor jou ben,"gaf Jessie toe. “Maar ik heb wel het idee dat ik mezelf kan beschermen tegen een verdachte, wat voorheen zeker niet het geval was. Terugkijkend was het pure mazzel dat ik sommige van mijn recentelijke aanvaringen heb overleefd."
"Dat is geweldig, Jessie," zei Kat. "Misschien moeten we een keer sparren, een paar rondes maar, gewoon om je scherp te houden."
"Als je met een paar rondes een paar schietrondes bedoeld, dan doe ik mee. Anders neem ik misschien een kleine pauze van het iedere dag hardlopen en mensen verrot slaan enzo."
"Ik neem het allemaal terug," zei Kat. "Je bent nog steeds hetzelfde mietje dat je altijd was."
"Daar is dan de Kat Gentry van wie ik hou. Ik wist wel dat er een reden was dat jij de eerste persoon was die ik wilde zien toen ik weer in de stad was."
"Ik voel me gevleid," zei Kat. "Maar ik denk dat we allebei weten dat ik niet de persoon ben voor wie je hier echt bent. Zullen we de zaak niet verder traineren en naar binnen gaan?"
Jessie knikte en volgde Kat naar Overgang, waar de steriliteit en stilte een einde maakten aan de speelse sfeer van het bezoek.
*
Een kwartier later leidde Kat Jessie naar de deur die verbonden was met de beveiligde NRD-vleugel , die enkele van de gevaarlijkste mensen ter wereld huisde. Ze waren al naar haar kantoor gegaan om de afgelopen maanden door te nemen. Die waren verrassend rustig verlopen.
Kat vertelde haar dat zodra Crutchfield had gedreigd een ontmoeting met haar vader te regelen, de toch al zware beveiliging nog verder was verhoogd. De inrichting had extra beveiligingscamera's aangebracht, en zelfs nog meer identiteitsverificatie voor bezoekers ingevoerd.
Het leek er niet op dat Xander Thurman had geprobeerd Crutchfield te bezoeken. Zijn enige gasten waren de dokter die elke maand zijn gezondheid kwam controleren, de psychiater met wie hij bijna nooit sprak, een LAPD-rechercheur die tevergeefs hoopte dat Crutchfield informatie zou delen over een cold case waaraan hij werkte, en zijn door de rechtbank aangewezen advocaat, die alleen kwam opdagen om zich ervan te vergewissen dat Crutchfield niet werd gemarteld. Hij sprak nauwelijks met ze.
Volgens Kat had hij tegen het personeel niets over Jessie gezegd, zelfs niet tegen Ernie Cortez, de ontspannen agent die toezicht hield op zijn wekelijkse douches. Het was alsof ze niet bestond. Ze vroeg zich af of hij boos op haar was.
"Ik weet dat je de procedure nog kent," zei Kat, terwijl ze bij de veiligheidsdeur stonden. "Maar het is alweer een paar maanden geleden, dus laten we de veiligheidsprocedures voor de zekerheid toch nog een keer nalopen. Benader de gevangene niet. Raak de glazen barrière niet aan. Ik weet dat hier niets van terecht komt, maar officieel mag je geen persoonlijke informatie delen. Snappie?"
"Ja hoor," zei Jessie, die blij was dat haar geheugen werd opgefrist. Zo kwam ze in de juiste gemoedstoestand.
Kat deed haar pasje door de gleuf en knikte naar de camera boven de deur. Iemand daarbinnen drukte op de zoemer om hen binnen te laten. Meteen kwam er een enorme vlaag van activiteit op Jessie af. In plaats van de gebruikelijke vier bewakers waren er zes. Bovendien liepen er drie mannen in werkuniform rond met allerlei technische uitrusting.
"Wat is er aan de hand?" vroeg ze.
"O, dat vergat ik te vertellen – over een paar dagen krijgen we een nieuwe bewoners. Alle tien cellen komen vol te zitten. Dus we controleren de bewakingsapparatuur in de lege cellen om er zeker van te zijn dat alles naar behoren werkt. We hebben ook het beveiligingspersoneel voor elke dienst uitgebreid van vier agenten naar zes overdag, mijzelf niet meegerekend, en 's nachts van drie naar vier."
"Dat klinkt… riskant," zei Jessie diplomatiek.
"Ik heb me ertegen verzet," gaf Kat toe. "Maar de county had een behoefte en wij hadden cellen beschikbaar. Deze strijd was vanaf het begin al verloren."
Jessie knikte terwijl ze om zich heen keek. In basis leek alles hetzelfde. De afdeling was ontworpen als een wiel, met een commandocentrum in het midden en spaken die in alle richtingen uitstaken, leidend naar cellen. Er waren momenteel zes agenten in de krap geworden ruimte van het commandocentrum, dat eruitzag als een extreem drukke verpleegpost van een ziekenhuis.
Een paar van de gezichten waren nieuw voor haar, maar de meeste waren bekend, inclusief dat van Ernie Cortez. Ernie was een enorme vent van boven de twee meter met 120 kilo aan strakgespannen spieren. Hij was in de dertig en begon net wat grijs te vertonen in zijn kortgeknipte zwarte haar. Hij grijnsde breed toen hij Jessie zag.
"Vogue-meisje," riep hij uit, waarbij hij de liefdevolle bijnaam gebruikte die hij haar had gegeven toen hij haar tijdens hun eerste ontmoeting had proberen te versieren met de suggestie dat ze model moest worden. Ze had hem vrij snel de mond gesnoerd, maar hij leek geen wrok te koesteren.
"Hoe is het ermee, Ernie?" glimlachte ze terug.
"Je weet wel; hetzelfde liedje. Ervoor zorgen dat pedofielen, verkrachters en moordenaars zich netjes gedragen. En jij?"
"Niet veel nieuws," zei ze, en ze besloot niet in te gaan op de bijzonderheden van haar activiteiten van de afgelopen maanden, met zoveel onbekende gezichten in de buurt.
"En nu je een paar maanden de tijd hebt gehad om over je scheiding heen te komen, wil je nu dan wel wat quality time doorbrengen met de Ernster? Ik zit eraan te denken dit weekend naar Tijuana te gaan."
"De Ernster?" herhaalde Jessie, niet in staat zich van gegiechel te weerhouden.
"Wat nou?" zei hij onschuldig. "Het is een bijnaam."
"Het spijt me, Ernster, maar ik weet vrij zeker dat ik dit weekend plannen heb. Maar veel plezier op het jai alai-circuit. Koop wat Chiclets voor me, oké?"
"Au," antwoordde hij, terwijl hij naar zijn borst greep alsof ze een pijl in zijn hart had geschoten. "Weet je, grote jongens hebben ook gevoel. Wij zijn daarbij ook, weetjewel…grote jongens."
"Oké, Cortez," kwam Kat tussenbeide, "zo kan die wel weer. Je laat me een beetje in mijn mond overgeven. En Jessie moet aan de slag."
"Wat gemeen," mompelde Ernie zachtjes terwijl hij zijn aandacht weer op de monitor voor hem richtte. Zijn woorden ten spijt, suggereerde zijn toon dat hij er ook weer niet zo kapot van was. Kat gebaarde Jessie haar te volgen naar de spaak die leidde naar Crutchfields cel.
"Ik denk dat je deze wel kan gebruiken," zei ze, terwijl ze de kleine sleutelhanger met de rode knop in het midden omhooghield. Het was het "in geval van nood, breek glas"-apparaat. Voor Jessie was het een soort digitale houvast.
Als Crutchfield spelletjes met haar zat te spelen en ze de kamer wilde verlaten zonder hem te laten merken dat hij haar geraakt had, moest ze op de knop drukken die in haar hand verborgen lag. Dat zou Kat waarschuwen, die dan haar om een of andere officiële, verzonnen reden uit de kamer kon verwijderen. Jessie was er vrij zeker van dat Crutchfield op de hoogte was van het apparaat, maar toch was ze blij dat ze het bij zich had.
Ze pakte de sleutelhanger, knikte naar Kat dat ze er klaar voor was om naar binnen te gaan, en haalde diep adem. Kat deed de deur open en Jessie stapte naar binnen.
Blijkbaar had Crutchfield haar komst verwacht. Hij stond slechts enkele centimeters van de glazen wand die de kamer in tweeën verdeelde, en glimlachte haar breed toe.
HOOFDSTUK ZES
Het kostte Jessie een seconde om haar blik van zijn scheve tanden te verwijderen en een evaluatie van de situatie te maken.
Op het eerste gezicht zag hij er niet zo anders uit dan ze zich herinnerde. Hij had nog steeds het blonde, kortgeschoren haar. Hij droeg nog steeds dezelfde verplichte zeeblauwe gevangeniskleding. Hij had nog steeds een molliger gezicht dan je zou verwachten van een man van ongeveer een meter zeventig lang en zeventig kilo zwaar. Daardoor leek hij eerder vijfentwintig dan vijfendertig, zijn ware leeftijd.
En hij had nog steeds dezelfde indringende bruine ogen die je bijna belaagden. Ze waren de enige aanwijzing dat de man tegenover haar minstens negentien mensen had vermoord, en misschien zelfs wel twee keer zoveel.
De cel was ook niet veranderd. Het was klein, met een smal bed zonder laken dat aan de achterwand was vastgeschroefd. In de rechterachterhoek stond een klein bureautje met een stoel eraan vast, naast een kleine metalen wasbak. Daarachter was een toilet, achterin de cel, met een plastic schuifdeur voor wat privacy.
"Miss Jessie," spinde hij zachtjes. "Wat een onverwachte verrassing om jou hier tegen het lijf te lopen."
"En toch staat u erbij alsof u mijn komst verwachtte," wierp Jessie tegen, die Crutchfield geen moment voordeel wilde geven. Ze liep naar hem toe en nam plaats in de stoel achter een bureautje aan de andere kant van het glas. Kat nam haar gebruikelijke positie in, op scherp in de hoek van de kamer.
"Ik voelde een verandering in de energie van dit gebouw," antwoordde hij. Zijn Louisiana-accent was even uitgesproken als altijd. "De lucht leek zoeter en ik dacht dat ik buiten een vogel kon horen fluiten."
"U bent gewoonlijk niet zo'n vleier," merkte Jessie op. "Mag ik weten wat u in zo'n complimenteuze bui heeft gebracht?"
"Niets bijzonders, Miss Jessie. Mag iemand niet het klein geluk van een onverwachte bezoeker waarderen?"
Iets aan de manier waarop hij die laatste zin uitsprak deed Jessie’s kruin tintelen, alsof er meer aan de hand was. Ze bleef even stil zitten en liet haar gedachten aan het werk gaan, zonder zich druk te maken over eventuele tijdslimieten. Ze wist dat Kat haar het interview zou laten afhandelen op welke manier ze ook wilde.
Terwijl ze Crutchfields woorden op een weegschaal legde, besefte ze dat die misschien meer dan één betekenis hadden.
"Als u over onverwachte bezoekers praat, bedoelt u daar mij mee, meneer Crutchfield?"
Hij staarde haar een paar seconden aan zonder iets te zeggen. Eindelijk, langzaam, veranderde de brede, geforceerde glimlach op zijn gezicht in een meer kwaardaardige – en geloofwaardige – grijns.
"We hebben de regels voor dit bezoek nog niet vastgesteld," zei hij, haar plotseling de rug toe draaiend.
"Ik denk eigenlijk dat de tijden van regels allang voorbij zijn, nietwaar meneer Crutchfield?" vroeg ze. "We kennen elkaar lang genoeg om gewoon normaal te kunnen praten, toch?"
Hij liep terug naar het bed dat aan de achterwand van de cel was bevestigd en ging zitten, zijn uitdrukking nu meer verborgen in de schaduw.
"Maar hoe kan ik mij ervan verzekeren dat jij zoveel tegenover mij loslaat als ik zou willen?" vroeg hij.
"Nadat u één van uw handlangers in de flat van mijn vriendin hebt laten inbreken en haar dusdanig de stuipen op het lijf heeft laten jagen dat ze nu nog steeds moeite heeft met slapen, weet ik niet zeker of u werkelijk mijn vertrouwen of bereidheid om u tegemoet te komen verdiend heeft."
"Je brengt dat incident ter sprake," zei hij, "maar je verzuimt te vermelden dat ik je meerdere keren heb bijgestaan in zowel professionele als persoonlijke zaken. Voor elke zogenaamde onbezonnenheid van mijn kant heb ik tegenwicht geboden met informatie die voor jou van onschatbare waarde is gebleken. Ik vraag alleen om zekerheid dat dit geen eenrichtingsverkeer wordt."
Jessie keek hem aandachtig aan en probeerde in te schatten hoe meegaand ze kon zijn zonder haar professionele afstand te verliezen.
"Waar aast u precies op?"
"Nu op dit moment? Alleen maar op je tijd, Miss Jessie. Ik zou veel liever hebben dat je hier wat vaker kwam. Het is zesenzeventig dagen geleden dat je me voor het laatst hebt vereerd met je aanwezigheid. Een minder zelfverzekerde man dan ik zou aanstoot kunnen nemen aan de lange afwezigheid."
"Oké," zei Jessie. “Ik beloof u vaker te bezoeken. Sterker nog, ik kom deze week zeker nog een keer langs. Wat vindt u daarvan?"
"Het is een begin," antwoordde hij vrijblijvend.
"Mooi. Laten we dan terugkomen op mijn vraag. U zei eerder dat u het geluk waardeert van een onverwachte bezoeker. Bedoelde u mij daarmee?"
"Miss Jessie, hoewel het altijd een genot is om van je gezelschap te genieten, moet ik bekennen dat mijn opmerking inderdaad betrekking had op een andere bezoeker."
Jessie voelde Kat verstijven in de hoek achter haar.
"Op wie heeft het dan betrekking?" vroeg ze, terwijl ze haar toon gelijkmatig hield.
"Ik denk dat je dat wel weet."
"Ik zou graag willen dat u het mij vertelt," drong Jessie aan.
Bolton Crutchfield stond weer op, nu beter zichtbaar in het volle licht, en Jessie kon zien dat hij zijn tong in zijn mond rolde, alsof het een vis aan een lijn was waar hij mee speelde.
"Zoals ik je al verzekerd had, de laatste keer dat we spraken, zou ik een babbeltje maken met je vader."
"En heeft u dat ook gedaan?"
"Dat heb ik inderdaad," antwoordde hij even nonchalant alsof hij haar vertelde hoe laat het was. "Hij vroeg me om de groeten aan jou over te brengen, nadat ik die van jou aan hem had overgebracht."
Jessie staarde hem aandachtig aan, zoekend in zijn gezicht naar een leugen.
"U heeft met Xander Thurman gesproken," bevestigde ze opnieuw, "ergens in deze kamer, ergens in de afgelopen elf weken?"
"Jazeker."
Jessie wist dat Kat barstte om haar eigen vragen te stellen in een poging te bevestigen of het waar was wat hij beweerde, en hoe het had kunnen gebeuren. Maar in haar ogen was dat minder belangrijk en kon het later worden opgepakt. Ze wilde niet dat het gesprek op een zijspoor zou komen, dus ging ze verder voordat haar vriendin iets kon zeggen.
"Wat hebben jullie besproken?" vroeg ze, terwijl ze probeerde geen veroordeling in haar stem te laten doorklinken.
"Nou, we moesten nogal cryptisch zijn, om zijn ware identiteit niet te onthullen aan degenen die meeluisterden. Maar de kern van ons gesprek ging over jou, Miss Jessie."
"Over mij?"
"Over jou. Misschien weet je nog wel dat hij en ik een paar jaar geleden ook een praatje hebben gemaakt, en dat hij mij toen attent maakte op de mogelijkheid dat jij me een dag zou komen bezoeken. Maar dat je dan wel een andere naam zou hebben dan die hij jou gegeven had, Jessica Thurman."
Jessie kromp onwillekeurig ineen bij de naam die ze in twee decennia buiten haarzelf door niemand had horen uitspreken. Ze wist dat hij haar reactie opmerkte, maar ze kon er niets aan doen. Crutchfield glimlachte veelbetekenend en ging verder.
"Hij wilde weten hoe het met zijn verloren gewaande dochter ging. Hij was geïnteresseerd in allerlei details – wat je doet voor de kost, waar je woont, hoe je er nu uitziet, wat je nieuwe naam is. Hij wil heel graag weer contact opnemen, Miss Jessie."
Tijdens zijn betoog maande Jessie zichzelf aan om langzaam in en uit te ademen. Ze herinnerde zichzelf eraan om haar spieren te ontspannen en haar best te doen om er kalm uit te zien, ook al was het maar een façade. Voor het stellen van haar volgende vraag moest ze eruitzien alsof ze volkomen onverstoord was.
"En heeft u die gegevens ook met hem gedeeld?"
"Eentje maar," zei hij ondeugend.
"En welke was dat?"
"Eigen haard is goud waard," zei hij.
"Wat betekent dat, verdomme?" vroeg ze, met een hart dat plotseling hard begon te bonzen.
"Ik heb hem de locatie verteld van de plaats die jij als je thuis beschouwt," zei hij zakelijk.
"U heeft hem mijn adres gegeven?"
"Zo specifiek was ik niet. Eerlijk gezegd weet ik je precieze adres helemaal niet, ondanks mijn verwoede pogingen erachter te komen. Maar ik weet wel genoeg om hem te helpen erachter te komen als hij slim is. En zoals we allebei weten, Miss Jessie, is jouw pappie heel erg slim."
Jessie slikte en weerstond de neiging tegen hem te gaan brullen. Hij beantwoordde nog altijd haar vragen en ze had zoveel mogelijk informatie nodig voordat hij ermee ophield.
"Dus hoe lang heb ik voordat hij bij mij aan de voordeur staat?"
"Dat hangt ervan af hoe lang het duurt voordat hij de puzzelstukjes op hun plaats heeft gezet," zei Crutchfield. Hij haalde overdreven zijn schouders op. “Zoals ik al zei, moest ik een beetje cryptisch zijn. Als ik te specifiek was geweest, zou het waarschuwingssignalen hebben afgegeven aan de mensen die al mijn gesprekken volgen. Dat zou niet productief zijn geweest."
"Wat dacht u ervan mij precies te vertellen wat u aan hem gezegd heeft? Dan kan ik zelf een voorspelling maken van het tijdschema."
"Maar dat is toch helemaal niet leuk, Miss Jessie? Ik ben best met je ingenomen. Maar dat lijkt mij een onredelijk voordeel. We moeten de man toch een kans geven."
"Een kans?" herhaalde Jessie ongelovig. "Waarop? Een voorsprong om open te rijten zoals hij met mijn moeder heeft gedaan?”
"Nu lijkt dat me niet erg rechtvaardig," antwoordde hij. Naarmate Jessie haar kalmte verloor leek hij juist rustiger te worden. "Dat had hij al die jaren geleden in die besneeuwde hut ook kunnen doen. Maar hij heeft het niet gedaan. Dus waarom zou je aannemen dat hij je nu iets kwaads aan wil doen? Misschien wil hij gewoon met zijn kleine meid een dagje naar Disneyland."
"Ik vrees dat ik niet zo geneigd ben om hem het voordeel van de twijfel te geven," spuwde ze. "Dit is geen spel, Bolton. Wil je dat ik je weer kom opzoeken? Dat gaat niet lukken als ik dood ben. Je grootste hartsvriendin zal weinig spraakzaam zijn als ze eerst aan stukjes is gehakt door je mentor."
"Twee dingen, Miss Jessie: allereerst begrijp ik best dat dit vervelend nieuws is, maar ik heb liever dat je niet zo'n vertrouwde toon tegen me aanslaat. Me bij mijn voornaam noemen. Dat is niet alleen onprofessioneel, het past ook niet bij jou."
Jessie kookte zwijgend. Al voor hij over zijn tweede punt uitwijdde wist ze dat hij haar niet ging vertellen wat ze wilde weten. Toch bleef ze zwijgen en beet ze letterlijk op haar tong voor het geval hij toch van gedachten veranderde.
"En ten tweede,' vervolgde hij, duidelijk genietend van de aanblik van haar ongemak, "ik stel je gezelschap misschien wel op prijs, maar je moet niet denken dat je mijn grootste hartsvriendin bent. Je vergeet de altijd waakzame officier Gentry, daar achter je. Ze is mijn oogappeltje – een beschimmeld, verrot oogappeltje. Zoals ik haar meer dan eens heb verteld, ben ik bij mijn vertrek uit deze inrichting vast van plan haar op een hele speciale manier vaarwel te zeggen, als je begrijpt wat ik bedoel. Dus niet voordringen en zeggen dat jij mijn hartsvriendin bent."
"Ik…" begon Jessie, in de hoop hem van gedachten te doen veranderen.
"Onze tijd zit erop, vrees ik," zei hij kortaf. Daarop draaide hij zich om, liep naar de kleine nis van de cel waar het toilet zat en trok de plastic scheidingswand over, waarmee hij het gesprek beëindigde.