Sadece LitRes`te okuyun

Kitap dosya olarak indirilemez ancak uygulamamız üzerinden veya online olarak web sitemizden okunabilir.

Kitabı oku: «Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden», sayfa 17

Yazı tipi:

HOOFDSTUK XXI.
FINANTIËN, BELASTINGEN, ENZ

De voornaamste inkomsten van de Philippijnen bedragen ongeveer 10 millioen dollars. De begrooting voor 1859 beliep:



Ongeveer een tiende van de groote inkomsten wordt dus door het moederland ontvangen in de volgende posten:

Bezoldiging van Spaansche consuls in Oost-Indië 22,500 dollars; uitkeering aan Spanje en wissels door Spanje getrokken 680,600 dollars; tabak en kosten van vervoer 168,750; crediet aan het Fransche Gouvernement voor voorschotten aan de keizerlijke zeemagt 140,000 dollars.

Van de directe belastingen worden 68,026.77 dollars als schatting betaald door de onbekeerde Inlanders, 114,604.50 dollars door de mestizen, 136,208.78 door de Chinezen en 1,609,757.87 door de Indianen (of de stammen, die het Christendom belijden).

De opbrengst der in- en uitgaande regten is zoo gering en de kosten van inning zijn zoo groot – de kosten van de kust- en binnenlandsche dienst daarvoor alleen toch bedragen 265,271.99 en die van de algemeene en provinciale administratie tusschen de 70,000 en 80,000 dollars – dat ik overtuigd ben dat het eene welbegrepen wijze en voordeelige staatkunde zou zijn deze geheele bron van inkomsten te laten varen en al de havens der Philippijnen vrij te verklaren.

Ik ben tevens tot het resultaat gekomen, dat de monopoliën, die de schatkist eene opbrengst van meer dan 7 millioen dollars opleveren, afgescheiden nog van hunne nadeelige en achterlijke werking op het algemeene welzijn, veel minder productief zijn dan de belasting op dezelfde artikelen zou bedragen, wanneer zij van het monopolie losgemaakt zou worden. Ik heb hier nog niet op het oog de ontzaggelijke fraude en misdrijven en de verderfelijke gevolgen op de openbare zeden van eene algemeene toelating van smokkelarij, evenmin als al de onaangenaamheden, oponthoud, hinderpalen tegen verbetering, omkooping van ambtenaren en duizenderlei andere inconveniënten van fiscale tusschenkomst in elke klasse en in elken graad, maar let slechts op de erkende kosten van administratie, die ongeveer 5 millioen dollars bedragen, zoodat de zuivere opbrengst aan den Staat naauwelijks meer dan 2 millioen dollars beloopt.

De geheele opbrengst van het tabaksmonopolie is 5,097,795 dollars. De kosten, aan dezen tak verbonden, zijn, behalve de algemeene kosten van administratie, de volgende:



De netto-opbrengst van deze kostbaarste productie bedraagt dus 1,886,042.14 dollars; of 37 pCt. op de massa, terwijl 63 pCt. worden besteed aan de productie van tabak en het fabriceren van cigaren. Ik ben van meening dat 4 à 5 millioen dollars zouden kunnen worden gerealiseerd tot groot voordeel van het publiek door eene belasting op de cultuur of de heffing van een eenvoudig regt van uitvoer of wel door beide. De productie zou daardoor zeer uitgebreid worden, de prijzen voor den verbruiker gematigd en de netto-opbrengst waarschijnlijk meer dan verdubbeld worden.

Van de opbrengst der loterij, 253,500 dollars, moet afgerekend worden: kosten van administratie 4,472 dollars; uitbetaalde prijzen 195,000 dollars; niet gevraagde prijzen 1000 dollars; commissie op den verkoop van biljetten ƒ 4,680 dollars, te zamen 205,152 dollars, zoodat deze onvruchtbare bron van ellende, teleurstelling en dikwijls van misdaad, den Staat geene 50,000 dollars zuiver oplevert. Men mag wel betwijfelen of zulk eene bron van inkomsten moet behouden blijven. De opbrengst van hanengevechten, 86,326.25 dollars, is eenigzins aan hetzelfde vonnis onderworpen, daar het spel de oorzaak van beide is, maar in het geval der galleras vloeit de opbrengst zonder vermindering in de schatkist.

In de Bisajas is de palmwijn laatstelijk het voorwerp van een staatsmonopolie geworden, dat 324,362 dollars opbrengt, doch zeer lastig in zijne werking is en waarover de Indianen zeer klagen. De belasting op geestrijke dranken bedraagt 1,465,638 dollars. Het opium-monopolie levert 44,333.34, dat op kruid 21,406 dollars op. Van de geringere bronnen van inkomst zijn de meest opmerkelijke: Pauselijke bullen, die 58,000 dollars; zegels die 39,600; boeten die 30,550, postzegels, die 19,490, en de visscherij in de Manilla-haven, die 6,500 dollars opbrengen.

Het is opmerkelijk dat de verkoop of huur van landen geene baten opleveren. Publieke werken, wegen en bruggen zijn ten laste van de localiteit, terwijl van de geheele inkomsten meer dan zeven-tienden de opbrengst van monopoliën is.

Van de Staatsuitgaven, onder het hoofd Eeredienst en Justitie, ontvangt de geestelijkheid 488,329.28 dollars en wordt voor godsdienstige werken 39,801.83 dollars daarvan uitgegeven, terwijl voor zendingen van Jezuïten naar Mindanao 25,000 dollars wordt uitgegeven. De kosten van de Audiencia bedragen 65,556, die van alcaldes en gobernadores 53,332 dollars.

Bij het Departement van Oorlog beloopen de kosten van den staf 154,148.80; die van de infanterie 857,031.17; die van de cavalerie 52,901.73; die van de artillerie 192,408.71; van de genie 32,173; van de rations 140,644.31; van het materieel 149,727.10; van het vervoer 112,000 en van speciale diensten 216,673.89 dollars. Bij de uitgaven voor finantiën komt de som van 310,615.75 dollars als pensioenen voor.

Het personeel van het marine-departement kost 235,671.82 dollars; de kosten van aanbouw, herstel enz. beloopen 266,813.17 dollars; de bezoldigingen enz. bedragen 155,294.98 en de rations 190,740.84.

De Gouverneur-Generaal ontvangt, met het secretariaat daarbij gerekend, 31,056 dollars; de uitgaven daarvoor beloopen 2,500 dollars. De hoogste post onder de civiele ambten bedraagt 120,000 dollars voor de mail-stoombooten tusschen Hongkong en Manilla en 35,000 dollars voor de dienst tusschen Spanje en Hongkong. Bovendien wordt eene som van 6,852 dollars voor de postdienst uitgetrokken. De eenige inkomsten daarvan zijn 19,490 van opbrengst van postzegels.

Ik ben niet in de kleinere bijzonderheden van de inkomsten en uitgaven bij de finantiën van de Philippijnen getreden. Het moederland heeft weinig reden tot klagen, daar het eene zuivere opbrengst van drie gulden per hoofd van de Indiaansche bevolking ontvangt. Omtrent de helft van het geheele bedrag der directe belastingen gaat dan ook naar Spanje, ongerekend nog hetgeen Spaansche onderdanen ontvangen, die in de publieke dienst werkzaam zijn. De Philippijnen hebben gelukkig geene schulden en in aanmerking genomen dat de Indiaan niets voor zijne landerijen betaalt, kan men niet zeggen, dat hij onder zware lasten gebukt gaat. Maar dat de inkomsten voor oneindige ontwikkeling vatbaar zijn; dat de productie, zoowel van den landbouw als van het fabriekwezen, zich in een achterlijken en onvoldoenden toestand bevindt; dat handel en scheepvaart ontzaggelijk konden vermeerderd worden; en dat groote veranderingen in vele takken van administratie zegenrijk zouden werken, – dat alles is duidelijk voor den staathuishoudkundige en voor den opmerkzamen beschouwer. Het beste bewijs dat ik kan geven van de dankbare herinnering aan de heuschheid, waarmede ik ontvangen werd, wensch ik te doen zien in de openhartige uiting van mijne meening in het belang van den vooruitgang en den bloei van deze vruchtbare en voor verbetering vatbare streken. Vele en groote gunstige veranderingen hebben reeds plaats gehad; om dit te erkennen behoeft men slechts een blik achterwaarts te werpen op de Philippijnen, zooals zij waren: «ineengekrompen, opgesloten en beperkt,» en ze dan te vergelijken met hunnen tegenwoordigen half-geëmancipeerden toestand. Ongetwijfeld heeft Spanje nog veel bij zich te leeren vóór dat men kan verwachten dat het handels- en politieke wijsheid aan zijne buitenlandsche bezittingen zal mededeelen. Maar dat land kan aangemoedigd worden door de ondervinding, die het heeft opgedaan, en ten slotte ontwaren dat het verkeer met rijke natiën niet strekt om te verarmen, maar te verrijken diegenen, welke dat verkeer aanmoedigen en uitbreiden.

HOOFDSTUK XXII.
BELASTINGEN

Tot het jaar 1784 waren de Philippijnen zoo improductief voor de Spaansche inkomsten, dat het deficit in de schatkist werd gedekt door eene jaarlijksche toelage van 250,000 dollars van het Mexicaansche gouvernement. Eene hoofdelijke belasting werd ongeregeld van de inlanders geïnd; even als een tolgeld (almojarifango) op den kleinen handel die bestond en een accijns (alcabala) op binnenlandschen verkoop. In het begin dezer eeuw intusschen leverden de Spaansch-Amerikaansche koloniën de gelden voor de militaire uitgaven van Manilla. In 1829 verkreeg de schatkist een onafhankelijken tak van administratie. Vermeerdering van de belasting-betalende bevolking, het tabaks- en wijnmonopolie, verlof van vreemdelingen om zich als kooplieden in de hoofdstad te vestigen, aanvraag naar inlandsche en verbruik van vreemde producten en eene algemeene neiging naar eene meer liberale staatkunde, leverden de gewone zegenrijke resultaten op en, ofschoon langzaam, zijn de Philippijnen tot een trap van voorspoed geklommen, die voor eene oneindige ontwikkeling vatbaar is.

De hoofdelijke belasting of schatting, die de inlanders betaalden, was de grondslag van het finantiële stelsel in de Philippijnen. Zij is de eenige directe belasting (behalve voor bijzondere gevallen), maakt geen onderscheid tusschen personen en eigendom, heeft de verdienste van een lang bestaan en wordt op eene wijze ingezameld, door de Indianen zelven aan de hand gegeven. Oorspronkelijk werd zij in producten geheven, doch met de waarde van een dollar (acht realen) gelijkgesteld; later werd zij tot een en een kwart dollar verhoogd en eindelijk hebben de monniken er 50 opcenten bijgevoegd, waarvan vier vijfden voor de Kerk en een vijfde voor handelsbelangen zijn bestemd.

De belasting is thans verschuldigd door ieder volwassen persoon uit een gezin, tot den ouderdom van zestig jaren; de plaatselijke autoriteiten (cabezas de barangay), hunne vrouwen en oudste of een aangenomen zoon uitgezonderd. Een cabeza is belast met de inning van de belasting van zijne cabaceria, die gewoonlijk uit omstreeks vijftig personen bestaat. Er bestaan vele andere uitzonderingen, zoo als ontslagen soldaten en personen, die op bijzondere gronden ontheffing verzoeken, om niets te zeggen van de onzekere inningen van Indianen, die geen vaste verblijfplaats in steden of dorpen hebben en de zekere niet-inning van de wildere stammen. Buzeta rekent dat slechts 5 percent van de geheele bevolking de belasting betaalt. Buiten de geconcentreerde groepen van inlanders bestaat weinig contrôle; ook is de meest uitgebreide van de bestaande invloeden – de geestelijke – in het geheel niet geneigd den inner te helpen en daardoor het algemeen misnoegen op te wekken, vooral als de vorderingen van het klooster zijn erkend en in de behoeften van de Kerk voldoende is voorzien, hetgeen meestal het geval is. De monnik staat dikwijls tusschen de fiscale autoriteit en den Indiaanschen schuldenaar, en daar zijn voornaamste streven is populair onder zijne kudde te zijn, ondersteunt hij, wanneer zijne eigene verwachtingen zijn voldaan, natuurlijk zwak den inner der belasting. De monnik heeft een groot direct belang in de geldbelasting, zoowel in het sanctorum als in de tienden; maar de Indiaan heeft vele middelen om den pater tevreden te stellen, en laat die niet achterwege, terwijl de invloed van den geestelijke niet alleen domineert, maar voortdurend tegenwoordig en in gestadige werking is. Bij een besluit van 1835 is aan de Indianen vergund de belasting in goederen te betalen, doch tegen zoo ellendig lage prijzen, dat ik meen dat de betalingen thans naauwelijks anders dan in klinkend metaal geschieden. Het tegenwoordig geheven bedrag wordt geschat als volgt:



Tegen 54 stuivers per dollar maakt dit dus eene hoofdelijke belasting van ruim vijf gulden per hoofd.

De Sangleys (mestizen van Chineschen oorsprong) betalen 20 realen Gouvernements-belasting of 25 realen in het geheel, zijnde ongeveer 8½ gulden.

Er bestaan eenige bijzondere belastingen voor plaatselijke voorwerpen, doch het bedrag is niet groot.

De Chinezen werden bijzonder gekozen als de slagtoffers van den belasting-inner en, in aanmerking genomen het algemeen geringe bedrag der belasting, en dat de Chinezen op de Philippijnen werden uitgenoodigd onder verzekering van alle bescherming en als een zeer gewigtig element voor de ontwikkeling van het land, zal men toegeven dat het besluit van 1828 vrij ligt werkt. Het verdeelt Chinesche kolonisten in drie klassen:



Wanneer zij zich hieraan niet onderwerpen en ongehuwd zijn, mogen zij het land binnen zes maanden verlaten of de waarde der belasting in arbeid betalen, en na drie maanden in de betaling der belasting achterlijk te zijn gebleven, zijn zij aan eene boete van 2 realen per dag onderworpen. Tijdens de uitvaardiging van het besluit bevonden zich 5708 Chinezen in de hoofdstad, waarvan onmiddellijk 800 zich naar China begaven, terwijl 1083 naar de bergen vlugtten en heusch ontvangen en beschermd werden door de inlanders; 453 werden tot de openbare werken veroordeeld, terwijl de overigen in zulk een staat van ontevredenheid en ellende bleven, dat de intendant in 1831 een krachtig vertoog ten hunnen behoeve aan het gouvernement indiende en in 1834 magtiging werd verleend om de geheele fiscale wetgeving ten opzigte der Chinezen te wijzigen.

De Chinezen, die in Manilla aanlanden, hetzij als zeelieden of als kolonisten, zijn verpligt een publiek gebouw te bewonen, de Alcaiceria de San Fernando genaamd, waarvoor betaling wordt gevorderd en de voordeelen daaruit voortvloeijende komen aan den staat.

HOOFDSTUK XXIII.
OPENSTELLING VAN DE NIEUWE HAVENS VAN ILOILO, SUAL EN ZAMBOANGA

De openstelling van de havens van Sual, Iloilo en Zamboanga voor den vreemden handel, was natuurlijk bestemd om de locale belangen te ontwikkelen van de noordelijke, centrale en zuidelijke gedeelten van den Archipel; de gekozen plaatsen schenen de grootste aanmoediging aan te bieden, en toen het besluit van het Spaansche Gouvernement bekend werd, beval de Engelsche consul te Manilla de benoeming van Britsche vice-consuls te Sual en Iloilo aan, en zeker kon geene betere keus gedaan worden, dan men bij die gelegenheid deed, daar de meest geschikte heer in elk der havens werd gevestigd.

Het rapport van den heer Farren, dat aan het Parlement werd voorgelegd, geeft getrouw de eischen van de nieuwe havens en hare onderhoorigheden; ieder had zijne bijzondere aanbevelingen. De bevolking van de noordelijke afdeeling, Pangasinan, de beide Ilocos (noordelijk en zuidelijk), Abra en La Union omvattende, kan onder de nijverste, rijkste en intelligentste op de Philippijnen gerekend worden. Cagajan produceert de grootste hoeveelheid tabak van de fijnste kwaliteit.

De centrale afdeeling, die de digtst bevolkte van allen is, heeft sedert lang Manilla eene groote hoeveelheid van haren uitvoer verschaft, die in den loop der tijden ongetwijfeld direct uit de havens van productie naar die van consumptie zal gezonden worden; terwijl de zuidelijke, en de minst belovende op dit oogenblik, ieder element bevat dat grond en klimaat kunnen bijdragen om de kultuur aan te moedigen van groote plekken gronds, die tot hiertoe niet bereikt waren door de beschavende krachten van handel en kolonisatie.

De bevolking in de noordelijke afdeeling is talrijk. In Ilocos (noordelijk en zuidelijk) zijn 12 steden met 5000 à 8000 inwoners; 7 met 8 à 12,000; 7 met 12 à 20,000 en 3 met 20 à 33,000 inwoners. In Pangasinan vindt men 9 steden met 5 à 12,000, 7 met 12 à 20,000 en 3 met 20 à 26,000 inwoners. De hoofdstad (Cabazera) van Cagajan telt meer dan 15,000 inwoners. Het midden-gedeelte vertegenwoordigt een nog grooter aantal volkrijke plaatsen. Zebu telt 14 steden met 5000 à 10,000 inwoners en 9 steden met 10 à 12,000 inwoners, terwijl men in Iloilo 7 steden met 5 à 10,000 inwoners vindt; 14 steden met 10 à 20,000; 7 met 20 à 30,000; 2 met 30 à 40,000 en 1 (Haro) met 46,000 inwoners.

Deze statistiek voor 1857 toont eene belangrijke vermeerdering der bevolking aan sedert de opgaven van den heer Farren, en bewijst dat de opheffing van beperkende bepalingen gunstig op het algemeene welzijn heeft gewerkt, hoe onvoldoende de emancipatie moge geweest zijn. Er kan geen twijfel bestaan dat meer gunstige vooruitzigten tot de uitbreiding van eene vrijzinnige staatkunde zou leiden en dat mijnen van ongeëxploiteerde en niet-ontwikkelde schatten in de hulpbronnen van den landbouw en van den handel dezer streken zouden gevonden worden. Het belang van direct verkeer met vreemde landen wordt vergroot door het feit, dat gedurende verscheidene maanden van het jaar de moussons de communicatie van de meer afgelegene districten met de hoofdstad afbreken. De oude geest van monopolie weigerde den producent niet alleen het voordeel van hooge en den consument dat van lage prijzen, maar de handel zelf viel noodwendig in handen van niet-ondernemende en smokkelende kooplieden, wien die ondernemingsgeest geheel ontbrak, welke het primum mobile is van den vooruitgang van den handel. Het is toch het gevolg, de vloek en de veroordeeling van het monopolie, dat terwijl het het vooruitzien beperkt en den geest benevelt van den monopolist, het de groote handelsbelangen van den handel aan de hoede overlevert van eene lagere klasse van handelaren; terwijl het die hoogere klassen uitsluit, welke in handelsondernemingen gewikkeld zijn, als hij op den wijden oceaan van moedige en volhardende energie dobbert. Hoe kan de boom zijn vollen groei en ontwikkeling verkrijgen, wanneer zijne takken voortdurend worden afgehaald, tot dat de schaduw verdwijnt en zijne vruchten ten voordeele vallen van anderen, in plaats van den eigenaar?

Maar de waarde van de gunstige veranderingen, die ingevoerd werden, is grootendeels verminderd door den onvoldoenden aard van de concessiën. Zij hadden volledig moeten zijn; zij hadden, terwijl de havens voor den vreemden handel geopend werden, den handel los van alle banden en volle vrijheid moeten laten. De discussiën, die daarover intusschen hebben plaats gehad, zijn zeer nuttig geweest, en het aandeel dat ten opzigte van de handelsvrijheid is genomen door de heeren Bosch en Loney, beide Britsche vice-consuls, getuigen van hunnen ijver en van hunne bekwaamheid. Op de Philippijnen is de strekking van de algemeene opinie voorzeker in de juiste rigting. De tegenstand, die gedurende zoovele jaren, of zelfs eeuwen, zich verzette tegen de toelating van vreemdelingen in de koloniale havens, was ongetwijfeld gegrond op de theorie dat zij minder handel zouden aanbrengen dan wegvoeren, dat zij zouden deelen in de groote voordeelen van diegenen, welke het monopolie bezaten, maar deze daarentegen geene voordeelen zouden opleveren.

De heer Farren toont aan, dat in 1855 «de Britsche handel met de Philippijnen in waarde overtrof dien van Groot-Brittannië met verschillende Europesche landen, met dien van elken staat of elke haven in Afrika; dat hij grooter was dan die van den Britschen handel met Mexico, Columbia of Guatemala en bijna in de verdeeling tot de tweede klasse van den nationalen handel met Azië gebragt moest worden, daar de totale waarde van den in- en uitvoer bijna 3 millioen pond sterling bedroeg. De uitvoer van suiker naar Groot-Brittannië en zijne koloniën beliep in 1854 42,000 tonnen; die naar Groot-Brittannië alleen was langzamerhand van den uitvoer van 1852, die 5,061 tonnen bedroeg, tot 27,254 geklommen, hetgeen meer is dan de uitvoer naar de geheele wereld in 1852. De invoer van Britsche goederen en manufacturen, die in 1845 eene waarde van 427,020 p. st. beliep, bedroeg in 1855 meer dan een millioen pond.» De handel neemt nog steeds in bloei toe en de opheffing van alle beperkingen, de aanmoediging van alles wat bevorderlijk kan zijn, zal den vooruitgang doen toenemen en ongetwijfeld de algemeene welvaart vermeerderen.

Volgens de statistiek van het eiland Panay voor 1857 waren in de provincie Iloilo 527,970, in Capiz 143,713 en in de provincie Antique 77,639 inwoners, te zamen 749,322 of bijna drie vierde van een millioen inwoners. De lage landen van Capiz staan aan vele overstroomingen bloot. Men vindt er eene schoone rivier, waarop de scheepvaart door eene zandbank aan de monding wordt belemmerd. De provincie is productief en levert twee oogsten rijst per jaar op. De havens van Batan en Capiz (de cabacera) zijn veilig voor vaartuigen van tamelijke grootte. De inwoners van Antique, dat de geheele westkust van Panay inneemt, zijn de minst industriële van de bevolking van het eiland. De kust is gevaarlijk. Men vindt er twee pueblos, Bugason en Pandan, met meer dan 10,000 zielen. De cabacera San José telt minder dan de helft van dat getal. De wegen der provinciën zijn slecht en de communicatie met Iloilo moeijelijk. De landerijen zijn natuurlijk vruchtbaar, doch de Indianen hebben er niet veel voordeel van getrokken. Men vindt slechts twee-en-veertig mestizen in de provincie. Er bestaat eene kleine paarl- en schildpadvisscherij en sommige zee-slakken worden voor de Chinesche markt gevangen.

Iloilo is ongetwijfeld daarom aangewezen als de zetel van het gouvernement, omdat het vele gemakken aan de scheepvaart aanbiedt, doch het is kleiner, minder rijk en zelfs minder actief dan vele steden in den omtrek. De provincie Iloilo is, over het algemeen, misschien de meest gevorderde van eenige op de Philippijnen, uitgezonderd de onmiddellijke omstreken van de hoofdstad. Zij heeft schoone bergachtige landschappen, rijk versierd met bosschen, terwijl de vlakten zeer vruchtbaar zijn. Alle tropische producten schijnen er te bloeijen. De fabrieknijverheid der vrouwen is er karakteristiek en is in andere plaatsen overgebragt, vooral met betrekking tot de buitengewone schoonheid van het pina-fabrikaat. Mallat geeft de volgende beschrijving van de wijze van bereiding van het fabrikaat:

«Uit de bladen van den pijn-appel – de plant, die zulke uitmuntende vruchten oplevert – worden de witte en fijne draden getrokken, die de onbewerkte stof zijn van de nipis of pina-stoffen. De spruiten van ananassen worden geplant, die somtijds onder de vrucht tot een getal van twaalf groeijen; zij worden opgegraven en in een ligten grond geplaatst, zoo mogelijk beschermd en onmiddellijk na het planten bevochtigd. Na vier maanden wordt de kroon weggenomen, ten einde het uitbotten te beletten en te voorkomen dat de bladen breeder en langer worden. Na acht maanden zijn zij een el lang en zes duimen breed; alsdan worden zij afgehaald, op eene plank uitgestrekt en terwijl de Indiaan die met zijn’ voet vasthoudt, krabt hij met een stuk gebroken aardewerk het vleesch, totdat de vezel verschijnt. Deze worden in het midden vastgehouden en zorgvuldig van het eene einde tot het andere opgehaald; zij worden twee of drie maal in water gewasschen, in de lucht gedroogd en gezuiverd; later worden zij gesorteerd naarmate van de lengte en kwaliteit. Vrouwen binden de afzonderlijke draden te zamen in pakken en dan zijn zij gereed voor het gebruik van den wever. Bij het weven is het noodig eene te hooge of te lage temperatuur te vermijden; te zorgen dat het niet te droog en niet te vochtig is; en de fijnste draden worden onder beveiliging van een mosquito-net geweven. De weefster is zoo geduldig, dat zij somtijds niet meer dan een halven duim per dag produceert. De fijnste worden pinilian genoemd en alleen op aanvraag gemaakt. De ananassen worden alleen ten behoeve van den vezel gecultiveerd, die op de markt wordt gekocht. De meeste stoffen zijn zeer smal; als zij met zijde zijn gefigureerd, koopt men ze voor ongeveer zes gulden per el. De effen stof, die voor borduurwerk wordt gebruikt, gaat naar Manilla, waar de hoogste prijzen voor het voortreffelijk werk worden betaald.»

De vice-consul Bosch heeft een belangrijk rapport geschreven over de voordeden van de provincie Pangasinan en van Sual, hare voornaamste haven. De omtrek van de kust bedraagt 50 à 60 mijlen ten zuiden en oosten van de golf van Lingajen. In het binnenland vindt men een aantal gemakkelijke waterwegen en de belangrijkste rivier, de Agno, vloeit te St. Isidro in de zee, ongeveer anderhalve mijl van Sual. De Agno is omstreeks 70 à 80 mijlen in het binnenland bevaarbaar en brengt producten van de naburige provinciën van La Union en Nueva Ecija over. De uitvoer naar Manilla geschiedt meestal uit Sual, naar China uit Dagupan. Dagupan ligt aan de monding van een grooten zeearm, maar een dam belet het binnenzeilen van een groot vaartuig. Het gebrek aan eene veilige ankerplaats is het ongerief van de geheele kust in de provincie, met uitzondering van de haven van Sual. Deze haven, ofschoon klein, is veilig; zij is bijna geheel rond. Zij kan 12 à 15 groote vaartuigen en 30 à 40 kustvaarders bevatten en wordt van alle zijden goed beschermd, maar in de haven zelve bevindt zich eene eenigzins gevaarlijke bank.

Men vindt ongeveer 400 huizen in Sual; zij zijn op de vlakte tegenover de haven verspreid en van hout gebouwd. Bovendien heeft men er 100 Indiaansche hutten (chozas), die uit nipapalm zijn zamengesteld. De kerk is een armzalig hulpgebouw.

Sual vertoont eenige sporen van verbetering. De weg naar de naburige provincie Zambales wordt verbeterd. De geallieerde magten in Cochin-China hebben laatstelijk voorraad, vooral vee, uit Sual doen komen. De waarde van den uitvoer uit Sual over 1858 bedraagt 670,095 dollars; de invoer van buitenlandsche goederen en fabrikaten in de drie havens der provincie – Dagupan, Binmaley en Lingajen – beloopt meer dan 464,116 dollars, allen aangebragt door kustvaartuigen, waarvan 75 tot de provincie behooren. De grootste pueblo van de provincie is San Carlos met 26,376 inwoners; de tweede, Binmaley, met 24,911, en de derde, Lingajen, met 23,063 inwoners, maar de bevolking van Sual bedraagt slechts 3,451 zielen. Rijst en suiker zijn de voornaamste uitvoer-artikelen van productie, maar te Calasiao bestaat eene aanzienlijke fabrikatie van hoeden, cigarenkokers, matten en andere fabrikaten uit de vezelen van het land. Men vindt geene groote etablissementen of fabrieken op eene uitgebreide schaal. Alles wordt door kleine eigenaars en huiselijke industrie vervaardigd. Op vele plaatsen worden op geregelde tijden markten (tiangues genaamd) gehouden, waarop alle soorten van artikelen ter verkoop gebragt worden. Men berekent dat Pangasinan 20,000 vaten rijst voor den uitvoer kon opleveren, nadat het reeds in de plaatselijke behoeften heeft voorzien. Voor de bereiding van suiker wordt weinig zorg gedragen, ofschoon zij in overvloed kon worden geproduceerd. Er wordt veel hout gekapt voor den scheepsbouw en andere doeleinden. Bij het invallen van den N. – O. mousson beginnen de handelsondernemingen en hebben vele verschepingen plaats; de wegen zijn dan begaanbaar, de magazijnen met goederen gevuld; dit duurt tot het einde van Junij of Julij. Dan vallen de hevige regens in: de vaartuigen voor den kusthandel worden voor het saisoen weggedaan, de rivieren overstroomen, de meeste hulpbruggen worden door de vloeden weggespoeld; iedereen is bezig met hetgeen de Spanjaarden hun «inwendig leven» noemen; zij maken de berekeningen over het afgeloopen jaar op en maken zich gereed voor hetgeen komt, terwijl de kleine buitenlandsche handel van Sual het eenige spoor van handelsbeweging is.

De arbeid wordt matig betaald. Wanneer men vijftig scheepstimmerlieden neemt, die op eene plaats bezig zijn, is de minste bezoldiging 5, de hoogste 10 realen per week (dat is 3 à 6 sh.). Zij krijgen voorts twee maten rijst en een stukje vleesch of visch. Een veldarbeider (of peon) heeft eene reaal per dag en de kost. Een kar met een buffel en voerman kost 1½ reaal per dag.

Bijna alle aankoopen worden gedaan door makelaars (personeros), die voor eene commissie, meestal van 5 pCt. en eene guarantie van 2½ pCt., de producten van het land van de landbouwers inzamelen, aan wie zij voorschotten doen, altijd in zilver, en het gaat soms door vele handen, vóór dat de landbouwer-producent het krijgt.

In Pangasinan vindt men weinig Spanjaarden van geboorte. Een aantal mestizen wijden zich aan den handel. In Lingajen, met 23,000 inwoners, zijn meer dan 1,000 mestizen; in Binmaley, met 24,000 inwoners, slechts 22 mestizen. De eerste is eene handelsplaats, de tweede eene plaats van den landbouw. Slechts weinige Indianen hebben vermogen verkregen. Het Chinesche element is daar doorgedrongen en zij verkrijgen meer en meer invloed als active handelslieden. Geen Oostersch geslacht kan met hen wedijveren, waar van geduld, volharding en spaarzaamheid sprake is. Zij zijn niet bemind, maar zij verdragen gewillig vele lasten en vereenigen en versterken zich door eenheid van doel. In Calasiao zegt men dat zij in twee jaren bijna 80 winkels hebben opgerigt en dat zij langzamerhand alle winstgevende ondernemingen aanvatten, terwijl zij de markten bezochten als verkoopers zoowel als koopers en relatiën met het binnenland aanknoopten, waaraan geen inlandsche Indiaan ooit zou gedacht hebben. In de gewone handelszaken begaan zij ook het euvel niet om buitengewone winsten te eischen. Een Chinees zal, ja, een hoogen prijs vragen of een lagen prijs aanbieden in zijne verschillende relatiën, maar wanneer hij het uitzigt heeft op eene matige winst, zal hij die niet laten ontglippen. Er bestaat toenemende aanvraag naar Europesche koopwaren, waarvan de Chinezen de voornaamste invoerders zijn, terwijl zij, meer dan alle anderen, geneigd zijn nieuwe kanalen voor den handel te openen. De gewone interest is 10 pCt., ofschoon de kerkfondsen tegen 6 pCt. geleend worden aan diegenen, wie de geestelijkheid gunstig gezind is. Dit is dan ook de wettige prijs.

Volgens de opgaven van den heer Bosch over 1858 zijn in dat jaar acht groote vaartuigen, met 7,185 tonnen en 282 kustvaartuigen met 7,780 tonnen, de haven van Sual binnengeloopen. Slechts vier van de eerste voerden ladingen mede, twee hadden schade te herstellen, terwijl twee andere Spaansche gouvernements-stoombooten waren, die geld, ten bedrage van 210,000 dollars, naar Manilla overbragten.

Yaş sınırı:
12+
Litres'teki yayın tarihi:
28 ekim 2017
Hacim:
426 s. 28 illüstrasyon
Telif hakkı:
Public Domain
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre