Kitabı oku: «Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden», sayfa 18
HOOFDSTUK XXIV.
ZAMBOANGA
Wij stoomden den 20sten December uit Manilla. Wij hadden het voornemen opgevat Laboean te bezoeken, dat voor mij, als gouverneur van Hongkong, van eenig belang was geworden, daar het laatstelijk tot een strafverblijf voor een zeker aantal Chinesche misdadigers was gemaakt. Twee groepen, ieder van zestig, waren daarheen gezonden en de gouverneur wenschte dat hun aantal mogt worden vergroot. Ik zie niet in hoe de kolonisatie voordeelig of productief kan zijn. De kolen, die het eiland oplevert, worden niet gaarne door de Engelsche ingenieurs en zelden gebruikt als men Engelsche of Welsh-kolen kan krijgen. Men zeide mij dat eene belangrijke hoeveelheid op het strand was neêrgelegd en opgehoopt, doch zonder aanvraag, maar noch van de zijde der zeemagt, noch van die der kooplieden, was men naar mijn bevinding geneigd ze te koopen. Ik verwacht dat zoowel China als Japan dit zoo belangrijke artikel goedkooper en van beter qualiteit kan leveren dan Laboean of eenig gedeelte van Borneo. Ik had gaarne gelegenheid gehad een meening, op eigen opmerkingen gegrond, te vormen nopens de vooruitzigten van Sarawak. Ik meen dat het gouvernement goed gehandeld heeft met te weigeren om de kolonie te koopen en de schatkist met de lasten te bezwaren, die hare vestigingen onvermijdelijk zouden veroorzaken. De argumenten, die ik heb zien vooropstellen ten gunste der kolonie, door hen, die vóór den aankoop gestemd waren, zijn inderdaad van weinig waarde. Men moet al buitengewoon onbekend zijn met de geographie en den handel, wanneer men de plaats als eene eenigzins beduidende aanlegplaats tusschen Europa en China voorstelt; zij is honderde mijlen buiten den gewonen koers en biedt zelfs geene afleiding aan voor een vaartuig, om den tijd te verspillen die het bij een bezoek daar zou doorbrengen. Zij heeft eene vruchtbaren grond, hetgeen van alle omliggende streken, van bijna ieder eiland in de tropische archipels, kan gezegd worden; doch zij moet voornamelijk afhangen van ingevoerden arbeid, kostbaar en ongestadig in den aanvoer, want het klimaat is en zal lang blijven onvoordeelig voor de gezondheid van Europesche kolonisten. De inlandsche bevolking is te barbaarsch om te werken; met weinige behoeften, hebben zij weinig reden tot oefening. Ik heb het voordeel gehad veel te spreken met den katholieken apostolischen vicaris van Borneo, wiens kennis van de inlanders waarschijnlijk grooter is dan die bij eenigen Europeaan, daar hij langen tijd in hun midden heeft gewoond, tot volbrenging van de pligten zijner zending. Hij stelt de verschillende stammen voor als in voortdurenden oorlog met elkander levende, terwijl zij elke gelegenheid te baat nemen om hunne naburen te plunderen of kwaad te berokkenen, en door ons zelven in inlandsche twisten te wikkelen, door kwalijk begrepen partijdigheid, moet, naar zijne meening, veel wreedaardigheid en onregtvaardigheid ontstaan. Hij gaf mij vele bijzonderheden van de woeste handelingen, waarvan hij ooggetuige was geweest, vooral bij het ten toon stellen en het maken van omgangen met menschenhoofden als trofeën van zegepraal. Ofschoon mij de gelegenheid ontbrak Borneo te bezoeken en mij te overtuigen van de vorderingen, die onder Europeschen invloed daar zijn gemaakt, heb ik zoo vele middelen gehad het karakter te bestuderen van de inlandsche en niet-onderworpen stammen op het grondgebied van Spanje en Nederland, dat ik met regt de conclusie meen te mogen stellen, dat men weinig heeft te verwachten van hunne medewerking, hetzij als producenten van tropische, of als consumenten van Europesche artikelen. Het groote element dat nu in deze streken eene omwenteling brengt, is de invoering van Chineschen arbeid, die een niet gemakkelijk te overkomen schok heeft geleden door den ongelukkigen opstand in Sarawak, na de gebeurtenissen in Canton; maar de invoering van Chinezen moet van zelve komen en niet gedwongen worden. De Chinesche veldarbeider werkt ongaarne voor een meester, die de voordeelen van zijn arbeid trekt; maar geheel verschillend zijn zijne gevoelens, zijne werkzaamheid en zijne volharding, wanneer al de winsten voor zijne rekening komen. Dan wordt hij inderdaad een geschikt kolonist, waarvan men veel verwachten kan. Onze nieuwe tractaten, de tegenwoordigheid van Britsche schepen in zoo vele Chinesche havens, de vervanging van de zware jonken door de ra-vaartuigen van het Westen, waartoe de gewoonte van assurantie, die de Chinezen thans aannemen, niet anders dan bevorderlijk kan zijn – dat alles zal de overbrenging in de hand werken van de overbevolking van China naar streken, waar hunne industrie grooter prikkels en een voordeeliger veld zal vinden. De avontuurlijke geest in China wordt meer en meer opgewekt. De tienduizenden die naar Californië en Australië zijn geëmigreerd, en de duizenden die met spaarpenningen zijn teruggekeerd, welke zij voldoende achtten, hebben de emigratie tot prikkels verstrekt, die sterk en zegenrijk zal werken in alle landen, waarheen zij zich zal rigten. In den loop der tijden en met medewerking der mandarijnen, die wezenlijk belang hebben bij de verwijdering van een kwaad, somtijds gebrek lijdend en altijd ontevreden, maatschappelijk element, zullen de zwarigheden, aan de emigratie van vrouwen verbonden, overwonnen worden en de Chinezen zuilen, hetgeen zij tot nog toe niet hebben gedaan, eene Chinesche gemeente vereeuwigen in de landen, waar zij zich vestigen. Ongetwijfeld is de mestizen-vermenging van stammen – de nakomelingen van Chinesche vaders en Indiaansche moeders – thans zeer uitgebreid en eene groote verbetering van het zuiver Maleische of Indiaansche ras. De type van den vader blijft sterker bewaard dan die van de moeder; zijne grootere kracht doet die voorheerschen. De Chinesche mesties staat physiek boven den Indiaan, – hij heeft een schooner uiterlijk, is sterker gespierd, meer actief, meer volhardend in den arbeid en spaarzamer in zijne gewoonten. De wonderbaarlijke verhuizing van Chinezen uit hun land is eene van de merkwaardigste ethnologische omstandigheden van de nieuwere geschiedenis, levert buitengewone en duurzame resultaten op en zal dit steeds blijven doen. Ik geloof niet dat een der andere Oostersche stammen zal kunnen weêrstaan den geheimen en ver verspreiden invloed van Chinesche mededinging en superioriteit. Regtvaardig en getrouw behandeld, zijn de Chinezen de handelbaarste menschen, doch zij zijn gevaarlijk, waar despotisme hen tot wanhoop drijft.
Den zesden dag van onze reis kwamen wij te Zamboanga aan. De Indiaansche huizen waren door de plantaanboomen zigtbaar en in het midden van de boschlanden aan de kust en eene breede fortificatie, waarop de geele en scharlaken Spaansche vlag wapperde, kondigde de nabijheid van den zetel van het Gouvernement aan. Wij zonden naar het strand en bevonden dat de geweren en het garnizoen niet in staat waren onze groeten te beantwoorden, maar wij verkregen spoedig eene heusche mededeeling van den Gouverneur, kolonel Navarro, die ons uitnoodigde ons verblijf in zijne residentie te vestigen, waarop wij bij een behoorlijk houten havenhoofd aanlandden, dat zich op eenigen afstand van de haven bevindt. Een klein corps soldaten was ons daar te gemoet gezonden. Bij het doorwandelen zagen wij eene straat, die geheel door Chinesche winkels was ingenomen, wel voorzien van Europesche en Chinesche koopwaren; de bewoners schenen over het algemeen tevreden en welvarend en zullen voorzeker de middelen vinden om te voorzien in hetgeen de bevolking mogt vragen; zij zullen niets nalaten wat hunnen handel kan uitbreiden of hunne winsten vermeerderen. Te Zamboanga zijn ongeveer drie honderd Chinezen gevestigd, meest allen inwoners van Fokien. Wij begaven ons naar de fortificatie en ontmoetten op onzen weg verscheidene Mohammedaansche vrouwen, die onlangs in een strijd met de inlanders krijgsgevangen waren gemaakt; hare borsten waren naakt en zij droegen niet den sluijer, die bijna altijd het gelaat van de dochters van Islam bedekt. Wij vernamen dat deze vrouwen tot de arbeidende en lagere klassen behoorden, maar in de fortificatie zagen wij de vrouwen en kinderen der hoofden, die mede waren krijgsgevangen gemaakt; deze vertoonden het meest wonderbare contrast tusschen de buitengewone leelijkheid van de ouderen en de wezenlijke schoonheid van sommige jongeren. Eene moeder vooral, die een kind op hare heupen droeg, scheen mij bijzonder lieftallig en gracieus toe. De meeste gevangen genomen hoofden waren naar Manilla gezonden, maar in een ander gedeelte van het fort bevonden zich eenige groepen gevangenen, waaronder een het toezigt over de overigen scheen te hebben en die eenige formulieren van den Koran in Arabische woorden prevelde. De Spanjaarden stelden hen als een ruwen, ontrouwen en wreeden stam voor, maar zij hebben voortdurend met goed geluk aan hunne vijanden weêrstand geboden.
Na Luzon is Mindanao de grootste plaats op de Philippijnen. Ofschoon hare oppervlakte 3,200 vierkante mijlen in uitgestrektheid heeft, bezetten de Spanjaarden geen tiende gedeelte daarvan. Het aantal Mohammedanen (Moros) is groot in het binnenland en zij zijn de onderdanen van een onafhankelijken Sultan, wiens hoofdstad Selangan is en die vriendschappelijke relatiën met de Spaansche autoriteiten onderhoudt. Te oordeelen naar eenige hunner inlandsche fabrikaten, die ik te Zamboanga zag, moeten zij in lange niet als barbaren beschouwd worden. Het binnenland is bergachtig, maar er bevinden zich eenige schoone meren en rivieren, die weinig door vreemdelingen bezocht worden. Men vindt vele breede baaijen. Stormen en aardbevingen hebben dikwijls plaats. Men zegt dat de bosschen uitgestrekt en met reusachtige boomen gevuld zijn, maar reizigers zeggen dat het kreupelhout ondoordringbaar is. Goudmijnen, kwikzilver en zwavel moeten in overvloed aanwezig zijn. Behalve Zamboanga, hebben de Spanjaarden nederzettingen in Misamis, Caraga en Nieuw Guipuzcoa, maar deze streken moeten ongezond zijn door de zware uitwaseming van verrottende planten, die door een hoogst woesten grond, onder den invloed van eene tropische zon, voortgebragt worden. Buiten de Moros bevinden zich in de meest woeste gedeelten der bergen gekleurde rassen op den laagsten trap van onbeschaafdheid. Mindanao was eene der eerste veroveringen van Magalanes (1521). De Augustijner-monniken waren de eerste zendelingen en deze hebben bijna nog een monopolie van godsdienstig onderwijs, maar onder de Mohammedanen zijn zij slecht geslaagd. De Spanjaarden hebben meer dan eens pogingen aangewend om het binnenland te onderwerpen, maar hoe groot hun tijdelijk succes ook was, zij hebben het nooit lang kunnen volhouden tegen het fanatisme der Moros, tegen de gevaren en moeijelijkheden van het land en het klimaat, terwijl zij slechts door onevenredige militaire krachten werden ondersteund. Misamis wordt tot eene strafkolonie gebezigd. De Spanjaarden zijn niet ver in het binnenste van dit gedeelte van het eiland doorgedrongen, dat bevolkt is door een ras van Indianen dat wel niet vijandig moet zijn, maar daar zij voortdurend in oorlog leven met de meer krachtige Mohammedanen, worden zij door de Spanjaarden beschouwd als hun eenige bescherming aanbiedende, omdat hun land de Europesche koloniën van het grondgebied der Mooren scheidt. Hier ontwikkelen de landbouw en industrie zich intusschen weinig en niet een van de tien inwoners in de provincie betaalt belasting. De Jezuïten hadden vroeger veel succes in deze streken; toen zij verdreven werden, namen de Recoletos (barrevoet gaande Augustijners) hunne plaatsen in, doch naar het schijnt met geen goed gevolg. De kolonisten en de Indianen, die het Spaansche gezag erkennen, zijn zoo dikwijls door de Mooren aangevallen, dat hun aantal veel minder is dan het vroeger was, en men zegt dat de inkomsten geheel onevenredig zijn tot de uitgaven van de vestigingen, maar men zegt dat thans eenige vooruitgang merkbaar is en dat zoo alle hinderpalen tegen het handelsverkeer werden weggenomen, eene groote verbetering in den toestand en de uitzigten van de inlanders daaruit zou voortvloeijen. Caraga, waarvan Nieuw Guipuzcoa laatstelijk is losgemaakt, heeft Surigao tot hoofdstad en ligt aan den noord-oostelijken hoek van het eiland. Het grondgebied van den Sultan van Mindanao wijst de grenzen der provincie aan. Een ras van Indianen, dat merkwaardig is om de blankheid van hunnen huid, die men onderstelt dat van Japannesche afkomst zijn en Tago-balvoys genoemd worden, wonen aan de oevers van een meer in de nabijheid van eene stad, Bisig genaamd, eene verblijfplaats der Recoletos. Sommigen van dit ras betalen belasting en leven in een toestand van voortdurende vijandschap met de Moros. Zij zijn meer dan de nabij wonende stammen in beschaving gevorderd. Butuan, in deze provincie, was de laatste landingplaats van Magallanes; hij plantte daar een kruis en de Indianen namen aan de plegtigheid deel en belijden tot den huidigen dag het Christendom. De Moros hebben sommigen der vroegere etablissementen van de Spanjaarden vernield. Men vindt hier onmetelijke plekken onbebouwde en vruchtbare landen. Teak-hout moet in overvloed aanwezig zijn in de bosschen, die vlak aan de woningen der kolonisten liggen. De orang-oetan is algemeen en men heeft verscheidene soorten van apen, wilde beesten, vooral buffels en dassen, en verscheidene onbeschreven soorten van viervoetige dieren. De Spanjaarden zeggen dat de provincie Caraga de rijkste der Philippijnen is; zij is zeker eene van de minst geëxploiteerde. Een Franschman heeft zich bezig gehouden met het bewerken der goudmijnen; ik weet niet met welk succes. Eene geliefkoosde spijs van de inlanders is de wilde honig, die in belangrijke hoeveelheden wordt ingezameld en met vruchten en wortels wordt gegeten. De Butuan-rivier is bevaarbaar voor booten. Men vindt zeer vele afzonderlijke rassen van inlanders, waaronder de Mandajos schoon moeten zijn en Europesche gelaatstrekken hebben. Sommige stammen zijn geheel zwart, woest en niet te beheerschen. Kaneel en peper, zegt men, dat inlandsche producten zijn. Was, muskus en schildpad kan men mede hier verkrijgen, maar daar niet ver van de kust de Spaansche bezettingen gelegen zijn, wordt weinig gedaan tot aanmoediging der productive krachten van het binnenland. Goud intusschen is, ongetwijfeld door het gemakkelijke vervoer, een niet onbelangrijk artikel van uitvoer, en de Spanjaarden klagen dat de inlanders zich met niets anders bezig houden, zoodat dikwijls eene groote schaarschte bestaat, terwijl de ongezondheid van het klimaat vreemdelingen afschrikt zich hier te vestigen. Dit is te minder verwonderlijk, omdat de aanvallen der zeeroovers talrijk en de krachten van het gouvernement zwak zijn. Langs de kusten zijn torens met wapenen en ammunitie ter harer verdediging voorzien, maar de zeeroovers stremmen meermalen de communicatie ter zee, waarvan de inwoners bijna geheel afhangen, daar er geene begaanbare wegen zijn. Bij aankomst der zeerooversbooten verlaten de inlanders gewoonlijk de hunne en vlugten zij naar de bergen. Vele Mohammedaansche stammen nemen aan deze veroveringen geen deel, zooals de Bagobos, Cuamanes en anderen. Zelfs de mails worden door de zeeroovers gestremd en soms dagen lang op plaatsen opgehouden, waar zij eene schuilplaats zoeken. Niettegenstaande al deze hinderpalen, zegt men dat het aantal belasting betalenden zeer is vermeerderd en dat de invloed der monniken zich heeft uitgebreid. Ik heb verschillende statistieke opgaven vergeleken en daarin veel tegenspraak en onstandvastigheid gevonden19. Een bewijs van weinigen vooruitgang kan men vinden in het feit dat in de provincie Surigao, waar de census 18,848 Indianen geeft, slechts 148 mestizen zijn; in Misamis 266 mestizen op 46,517 Indianen; in Zamboanga, op 10,191 Indianen, 16 mestizen; Basilan, 447 Indianen en 4 mestizen; Bislig 12,718 Indianen en 21 mestizen; Davao, 800 Indianen en geen enkele mestizo. Deze staat van zaken bewijst maar al te zeer dat het eiland Mindanao, hoe vruchtbaar ook, weinig aantrekkelijks heeft voor vreemdelingen, anders zou de hoeveelheid van de gemengde rassen op de bevolking geheel verschillend zijn van hetgeen zij is. Pater Zuniga, die, in 1799, een verslag publiceerde van het bezoek aan generaal Alava, geeft vele bijzonderheden van den toenmaligen toestand van het eiland en geeft verscheidene plannen op tot uitbreiding van Spaanschen invloed.
Zamboanga kan niet ligt eene haven van eenig belang worden, dan vóórdat het geheel van fiscale bepalingen is losgemaakt. De oprigting van het tolhuis heeft de walvischvaarders verdreven, die vroeger de havens bezochten; er is weinig kapitaal en de handels-etablissementen zijn op zeer kleine schaal ingerigt. De wegen in de onmiddellijke nabijheid bevinden zich in een tamelijk goeden staat; de dorpen zien over het algemeen uit als Indiaansche pueblos; het land is rijk aan alle soorten van tropische gewassen, maar het binnenland, zelfs digt bij de cabaceras, is slechts onvoldoende bekend. Zijne productie is klein met het oog op de in het oog vallende vruchtbaarheid van den grond. Eenige compagniën troepen kwamen gedurende ons verblijf te Zamboanga, en het is waarschijnlijk dat eene poging gedaan zal worden om het gezag van het Spaansche Gouvernement te versterken en uit te breiden.
Van de door de Moros gebruikte wapenen heeft de gouverneur eene groote verzameling, bestaande uit lange speeren, zwaarden van verschillende vormen, schoon versierde krissen, dolken en messen, die veel fabriekskunst ten toon spreiden.
Beperkt als de Spanjaarden in eene naauwe plek lands langs de kust zijn, mag men veronderstellen dat er weinig gemakken voor vervoer aanwezig zijn; toch vonden wij een rijtuig en een paar paarden, benevens een harnas zoo als het was en een Indiaansche voerman, en zoo deden wij een zeer aangenaam avondridje door het land en werden wij in de gelegenheid gesteld zijne groote vruchtbaarheid en de verscheidenheid in producten te zien, hetgeen bij ons het natuurlijke gevoel van leedwezen deed opkomen, dat zoo vele gaven der Voorzienigheid ongenoten en onverbeterd bleven, vergezeld van de hoop, dat betere dagen mogen aanbreken. Maar de wereld is vol van onontwikkelde schatten en hare «onbekende duizendbladen» beloven eene heldere toekomst.
Het schijnt dat er eenige vermeerdering heeft plaats gehad in de bevolking van Zamboanga. In 1779 berigt Zuniga dat er zich 5,612 zielen bevonden, met de Indianen, Spanjaarden, soldaten en misdadigers; in 1818 wordt het aantal op 8,640 geschat; in 1847 op 7,190. De Guia van 1850 geeft 8,618; die van 1858, 10,191, waarvan 16 mestizen waren en 3,871 belasting-betalenden; maar ik weet niet of men veel vertrouwen kan schenken aan de statistieke opgaven. De laatste geeft op dat de huwelijken 55, de geboorten 429 en de sterfgevallen 956 bedroegen, hetgeen eene vreesselijke sterfte aantoont. In de provincie Misamis was in hetzelfde tijdvak de evenredigheid van de geboorten tot de sterfgevallen 2,155 tot 845.
Veel waarde wordt gehecht aan sommige rietsoorten, die men op het eiland Palawan of Paragua vindt, vooral waar zij gespikkeld, gekleurd, zuiver wit of zonder eenige bogt zijn, zoo als die welke tot wandelstokken dienen. Men zeide mij dat twee honderd dollars voor een fijn stuk waren betaald.
Een stok met een gouden knop, een zijden koord en een vederbos is het emblema van magt op de Philippijnen.
HOOFDSTUK XXV.
ILOILO EN PANAY
Van de drie laatstelijk voor den vreemden handel geopende havens is Iloilo de meest belovende. De provincie Iloilo is eene der meest bevolkte van de Philippijnen. Zij bevat meer dan een half millioen inwoners, en ofschoon gedeelten van de provincie zeer dun bevolkt zijn, is er eene gemiddelde bevolking van meer dan 2000 inwoners per vierk. mijl. Behalve de pueblos die ik bezocht en waarvan ik een korte beschrijving zal geven, heeft Cabatuan 23,000, Miagao 31,000, Dumangas 25,000, Janiuay 22,000, Pototan 34,600 en verschillende andere meer dan 10,000 zielen. De provincie is niet alleen eene van de meest bevolkte, maar welligt de meest productive in den landbouw, de meest active in het fabriekwezen en de industrie en behoort onder de meest beschaafde der Philippijnen20. Zij bezit uitgestrekte en bebouwde vlakten en met boschland begroeide bergen; hare wegen behooren onder de beste, die ik op den Archipel heb gezien. Aan den ingang van het kanaal bevindt zich een aantal eilanden, genaamd de zeven (dood)zonden (los Siete Pecados). Het groote eiland Giumaras grenst ten zuiden van het kanaal; sommigen onzer bezochten het en keerden terug, verrukt over de uitgestrekte dropsteenen holen, die zij doorgingen, nadat zij ze niet zonder moeite bereikt hadden over de rotsen, door de bosschen en over de stroomen, die hun voortgaan belemmerden. De bosschen zijn vol wild en de rivier Cabatuan vloeit over van krokodillen. Er zijn vele beekjes en rivieren, die den bebouwer tot groote hulp strekken en wij vonden eene groote hoeveelheid vee. De ponies van Iloilo behooren onder de beste in den Archipel en men heeft de aandacht gevestigd op de schapenfokkerij. Er wordt veel zout gemaakt en er bestaat eene belangrijke visscherij van tripang (zeeslakken) en schildpadden, wegens de schillen. Het eiland is voorts zeer beroemd om de pina-fabrikatie, nipas en sinamays genaamd, waarvan sommige uiterst fijn en schoon zijn; zij worden in groote hoeveelheid uitgevoerd en zij zijn zelfs in Europa zeer vermaard.
Bij de komst der Spanjaarden vonden zij het district bezet door beschilderde Indianen, vol bijgeloof, dat, niettegenstaande het onderrigt van de Augustijner-monniken, nog altijd voortheerscht, vooral ten tijde van openbare ongelukken. Zij behooren onder de best gevormde der Indianen, spreken een dialect van het Bisajaansch, dat zij Hiligueyna noemen, maar in de meer verwijderde gedeelten komt een andere tongval, het Halayo, meer voor. De Augustijnen bogen er op 50,000 familiën in 1566 te hebben bekeerd, maar zij konden hen niet bewegen hunne landen te bebouwen en hunne overproducten in te zamelen, en toen de sprinkhanen het district hadden verwoest, kwam meer dan de helft van de bevolking in de twee volgende jaren van honger om. Maar de zendelingen maakten geen vorderingen onder de Negritos, die in de woestere gedeelten van de bergachtige streken woonden en waarheen menigeen zich begaf, die zich aan de magt der vijanden wenschte te onttrekken. Deze wilden hebben niet zelden de dorpen aangevallen van de bekeerde Indianen, maar in latere jaren hebben zij het voorzigtiger en voordeeliger geacht daarheen hun was en pek te brengen en ze voor rijst en kleederen te ruilen. Zij hebben geen algemeenen bestuurder, maar iedere stam heeft zijn erkend hoofd, en men zegt, dat, wanneer zij tot de keus moeten overgaan van een opvolger voor een vertrokken hoofd, zij deputatiën naar de zendelingen zenden en deze hunnen raad en bijstand in hunne keus vragen. Vroeger werd het district dikwijls door zeeroovers aangevallen, die groote verwoestingen aanrigtten en verscheidene steden vernielden. In 1716 vielen de Hollanders de sterkte van Iloilo aan, doch werden gedwongen af te trekken na een belangrijk verlies aan dooden en gewonden. Er heeft eene groote vermeerdering in de bevolking plaats gehad, die in 1736 bedroeg, 67,708, in 1799, 176,901 en in 1845, 277,571 zielen; terwijl bij den laatsten census er 527,970 inwoners bleken te zijn, waarvan 174,874 belasting betalen. Er is een klein aantal Spanjaarden; daarentegen zijn er vele mestizen, waarvan de meesten sangleys zijn, de afstammelingen van Chinesche vaders en inlandsche moeders. De vermeerdering van de bevolking moet groot zijn, daar de census in 1857, 17,675 geboorten en slechts 9,231 sterfgevallen gaven.
Men komt naar Iloilo door een kanaal tusschen een zandbank (die bijna een mijl de grenzen overschreden heeft, in de kaarten aangegeven) en het eiland Guimaras. De stad schijnt nabij, als men ze nadert, maar de rivier, waardoor de vaartuigen komen, maakt eene belangrijke kronkeling en loopt rondom digt bij de stad. Wij ontdekten eene groote fortificatie, maar het kon voor ons geene salutschoten doen, en wij werden daardoor ontheven van den pligt om H. M. kruid te verschieten, maar zoo niet in den vorm van veel geraas makende groeten, betoonden de Spaansche autoriteiten toch de meeste hoffelijkheid jegens de officieren en het scheepsvolk van ons fregat, voor de dienst en het onderhoud waarvan al het mogelijke werd gedaan. Wij werden spoedig begroet door een heer van het Britsche vice-consulaat. De vice-consul keerde naar Iloilo terug, den dag na onze komst. Het zou inderdaad goed zijn, als alle Britsche ambtenaren zooveel bekwaamheid, kennis en geneigdheid om nuttig te zijn bezaten als wij in den heer Loney vonden, waaraan de handel van de Philippijnen in het algemeen en de haven van Iloilo in het bijzonder, groote verpligtingen heeft. Hem, meer dan een ander, is de ontwikkeling van den handel van Panay veel verschuldigd.
Vooral van den gouverneur van Iloilo, kolonel José Maria Carlès, ondervond ik zeer veel goedheid. Hij ging onder eene treurige ramp gebukt – rampen komen overal op de wereld voor – het verlies van een eenigen en veelbelovenden zoon, die hem als gouverneur van de provincie voorgegaan en zoo algemeen bemind was, dat het volk ernstig bij den Kapitein-Generaal er op aandrong, dat de vader hem mogt opvolgen, hetgeen werd toegestaan. Het was treffend de verschillende blijken van de sympathie en het leedwezen des volks te zien, die den dood en de begrafenis van Don Emilio Carlès vergezelden, wien niet minder dan 50 rijtuigen naar zijn graf in Arévalo volgden. Ik ging meer dan eens met den treurenden vader door het dorp; ten tijde dat ik zelf onder hevige smarten gebukt ging, vond ik dien troost bij het herdenken van en de herinnering aan anderen van de deugden des overledenen. Deze zijn de beste monumenten, hoezeer zij niet op steenen tafels zijn geschreven.
De principalia van Molo kwamen ons op een bal verzoeken, dat in het meeste genoegen afliep. De plaats is zeer nijver; zij was in oude tijden eene Chinesche kolonie en wordt nu bewoond door mestizen en hunne afstammelingen, waarvan de meeste met Chineesch bloed vermengd zijn. De pueblo telt 16,428 inwoners, waarvan 1,106 mestizen zijn. Het is eene der drukste steden van het eiland en alles ziet er voorspoedig en werkzaam uit. In sommige woningen vindt men in hetzelfde vertrek vele werktuigen, waarmede pina-stoffen worden vervaardigd. De plaats was bij gelegenheid van het bal schitterend geïllumineerd en de gobernadorcillo hield eene redevoering in het Spaansch, waarbij hij verklaarde dat de plaats zeer vereerd was door onze tegenwoordigheid, en dat de herinnering aan dezen dag hun lang zou bijblijven. Vele mestizen houden rijtuigen, die ter beschikking van onze vrienden werden gesteld en die zich bij den optogt voegden, toen wij met muziek en vuurwerk door de stad begeleid werden. Molo is een eiland, dat door twee beeken wordt gevormd en waarop men aan beide zijden over bruggen komt. Ik meen dat het eene der weinige plaatsen is, die door een wereldlijken geestelijke worden bediend. Zij ligt vier mijlen van Iloilo, de weg is goed en men ziet vele Indiaansche huizen aan beide zijden van den weg. Achter bijna al deze vindt men tuinen, waarin plantanen, kokosnoten, broodvruchten, cacao, betel en andere gewassen groeijen. De suikerkultuur scheen uitgestrekt te zijn en men heeft vele padievelden benevens eene groote maïs-kultuur.
De Gouverneur en Britsche vice-consul vergezelden ons op onze genoegelijke uitstapjes in het binnenland, waarbij wij sommige der meest bevolkte pueblos van de provinciën bezochten. Wij reisden in gemakkelijke rijtuigen, terwijl de monniken of de gobernadorcillos ons van versche paarden voorzagen; in de kloosters werden wij gewoonlijk ontvangen en wij vonden daar steeds het meest gastvrije onthaal. Wij hadden een dag bepaald om Janiuay te bezoeken en wij hielden eerst te Jaro, een pueblo van meer dan 22,000 zielen, halt. De wegen waren op de gewone wijze versierd; van de Indiaansche hutten wapperden de vlaggen, de principalia te paard kwamen tot ons geleide en de inlandsche muziekkorpsen vergezelden ons toen wij het volkrijke gedeelte der stad intraden en verlieten. Jaro wordt als de rijkste plaats op het eiland Panay geacht. Het werd in 1584 of 1585 gesticht. Op eenigen afstand rondom de plaats wordt veel verbouwd. Zij boogt op hare steenen brug, die meer dan 700 voet lang en 36 voet breed is. De bouw daarvan, even als de daarstelling van de uitmuntende wegen, die naar de pueblo geleiden, is men verschuldigd aan de milddadigheid van een’ geestelijke, die door zijn’ souverein wegens zijne vaderlandslievende opofferingen tot ridder werd gemaakt. Ofschoon het land vlak is, maakt het rijke gewas aan de oevers der stroomen en langs den hoogweg het landschap schilderachtig. Er worden vele fijne stoffen en katoen, pina en zijde vervaardigd. Deze fabrikaten worden te koop gebragt op eene wekelijksche markt, die donderdags gehouden en druk bezocht wordt door lieden uit alle deelen der provincie; zij is de grootste van de Iloilo-missen. Van Jaro begaven wij ons naar Santa Barbara, een pueblo van 23,000 zielen. Hier werden wij in het klooster der Augustijner-monniken ontvangen, in wier handen al de geestelijke ambten van Iloilo zich bevinden; aan een hunner hadden wij het genoegen om hem naar Manilla mede te nemen, waarheen hij zich moest begeven als afgevaardigde op de jaarlijksche vergadering van de broederschap. Hier bezochten ons andere Augustijner-monniken, die ons allen uitnoodigden van de gastvrijheid in hunne ruime kloosters gebruik te maken. Santa Barbara is eene nieuwerwetsche stad, die in 1759 is gebouwd en onder de speciale bescherming staat van den heilige, wiens naam zij draagt. Zij heeft in de algemeene welvaart der provincie gedeeld: in 1820 had zij geene fabrieken, maar zij heeft thans eene wekelijksche markt tot verkoop van de producten harer werktuigen, die hoofdzakelijk bestaan uit katoen, zeildoek, matrassen, dekens, enz. De bosschen leveren fijn timmerhout en materialen voor kabinetwerk en zijn gevuld met wilde bijen, wier was en honig een belangrijk artikel van trafiek vormen. De rijtuigen en paarden der monniken waren uitmuntend. Onze volgende pleisterplaats was Cabatuan, dat iets grooter dan Santa Barbara is. Cabatuan werd in 1732 gesticht. Zij ligt aan de oevers van de rivier Tiguin, die somtijds bijna droog is en op andere tijden het land sterk overstroomt. De talrijke krokodillen maken het visschen onveilig en de scheepvaart zelfs van kleine booten wordt dikwijls afgebroken, hetzij door den overvloed, hetzij door het gebrek aan water. Er is veel productie van rijst en van kokosnoten-olie tot verlichting. Van Cabatuan gingen wij naar Janiuay, waarmede wij onze dagreize en ons bezoek in het binnenland eindigden. Deze plaats wordt op de oude kaarten der provincie Matagul genoemd en telt ongeveer hetzelfde aantal inwoners als Santa Barbara. Het klooster en de kerk staan op een eenigzins hoogen grond en leveren een schoon gezigt op over de pueblo en het omringende land. Vele vrouwen houden zich met den arbeid aan de werktuigen bezig, maar de landbouw is de voornaamste industrie van den omtrek. Wij hadden gehoopt den Dingle-berg te bezoeken, waarvan een der holen of grotten het aanzien moet hebben van een tempel van schilderachtigen bouw, met rots-kristal en massa’s marmer en albast versierd, die de wanden vormen, terwijl een ander hol uit graniet bestaat, waarvan men veel op deze plaats vindt, – maar wij moesten naar Iloilo terugkeeren om met voorname personaadjes aan een diner deel te nemen, dat, als gewoonlijk, door een bal werd gevolgd. Daar het huis van den gouverneur zich op eenigen afstand van de stad bevond, werden wij beleefd onthaald in dat van een der inlandsche kooplieden, lief aan de kade van de rivier gelegen. Verscheidene monniken, die onze gastheeren geweest waren, vonden wij hier als gasten, en het gulle onthaal, dat wij hier ondervonden, regtvaardigde niet de voortdurende beleefde betuiging van leedwezen over het verschil in de ontvangst, de lompheden van de inlandsche bedienden (waarmede wij ons soms vermaakten) en het contrast tusschen de gemakken, die Europa en die welke eene afgelegene Spaansche kolonie op de Philippijnen konden aanbieden; maar er heerschten zulk eene gulheid, goed onthaal en vriendschappelijkheid, dat het onmogelijk was anders dan dankbaar en tevreden te zijn en wanneer wij op dit ondermaansche al doen wat wij kunnen, volbrengen wij ruim onzen pligt.