Kitabı oku: «Raji Boek Vier», sayfa 2
Van alle scenario's die ik me bij mijn terugkeer naar Birma had voorgesteld, was het kant-en-klare vaderschap zelfs niet bij me opgekomen. En ik maakte me zorgen over mijn prestatie tot nu toe.
"Wat moet ik schrijven in onze brief naar jullie grootmoeder?" Ik stelde mijn vraag aan Suu-Kyi, maar Marie antwoordde.
"We moeten haar vragen dat ze ons morgen komt bezoeken."
“Oh, Amerika is erg ver. Ik denk niet dat ze morgen kan komen. Maar ze zal van alles willen weten over jullie."
"Wat zoal, alstublieft?"
"Zoals waar je naar school gaat..."
“We hebben nooit naar school gegaat,” zei Marie.
Dit antwoord bracht me in de war, maar ik wist niet precies waarom.
"In welk soort huis woon je?"
"Wij kunnen niet in een huis wonen."
Het was Marie die al die antwoorden gaf en ik begon te denken dat ik misschien niet alles wilde weten. Hun omstandigheden waren waarschijnlijk moeilijk in het beste geval. Mijn hart brak al bij het idee alleen dat ik de afgelopen zeven jaar twee prachtige dochters had gehad zonder het te weten. Kayin had me natuurlijk niet kunnen contacteren waar ik was, maar toch voelde ik me onwaardig om hun vader te zijn.
"Jullie grootmoeder zal ook willen weten hoe oud jullie zijn."
"Zeven jaar..." begon Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar.
“Acht jaar,” zei Marie, “bijna.”
Wanneer verjaren jullie?
"11 juli."
Hm... juli min negen maanden - november. November 1933. Misschien scheelde het een paar weken, maar nee, het waren beslist mijn kinderen. Ik twijfelde er niet aan. Marie had de naam van mijn moeder en de beide meisjes hadden de blauwe ogen van hun moeder. En die oude vrouw aan mijn deur kende me. Wie was ze en wie had haar gezegd dat ik terug was in Mandalay?
"Jullie verjaren volgende maand. Zullen we een verjaardagsfeestje houden?"
“Oh, ja!” gilden de beide meisjes samen.
"Met taart en cadeautjes?" vroeg Suu-Kyi.
"Natuurlijk. Je kan toch geen feestje houden zonder taart en cadeautjes. Wanneer hadden jullie laatst een verjaardagsfeestje?"
"Toen we vijf werden," zei Marie.
"Wie heeft dat feestje voor jullie georganiseerd?"
"Moeder en..." zei Suu-Kyi, maar haar zus onderbrak haar weer.
"Alleen moeder." Marie keek even naar haar zus.
Suu-Kyi liet haar handen zakken en staarde naar het gele tafelkleed. Haar handen leken constant te bewegen als ze sprak, alsof ze haar woorden kracht wilde bijzetten.
"Waar is Kayin? Waar is jullie moeder heengegaan?"
"Twee mannen hebben haar meegenomen," zei Marie.
"Welke twee mannen?"
“Dezelfde net als die twee daar." Marie wees achter me.
Toen ik me omdraaide, zag ik twee tafeltjes verder twee mannen in identieke militaire uniformen. Ze waren fluisterend in gesprek terwijl ze kleine kopjes sake dronken. Alle angst en pijn van de voorbije acht jaar sloeg me plots weer om het hart - de twee mannen waren officieren van het Japans Keizerlijk Leger.
Hoofdstuk drie
De meisjes aten alles op, leegden hun colaflesjes en dronken zelfs al het water op. Ik betaalde de rekening, liet een fooi achter voor Po-Sin en de kok en vroeg dan aan Marie en Suu-Kyi of ze zin hadden in een wandeling. Ik moest de afschuwelijke gedachten die in me opborrelden van me afzetten.
Ze knikten aarzelend; misschien twijfelden ze over wat ik voor ogen had. Ik vroeg ik me af of de persoon die voor hen gezorgd had iets gelijkaardigs gezegd had voor ze hen naar mijn hotelkamer bracht.
Op straat liepen ze elk aan een kant van me; Suu-Kyi nam mijn hand, maar Marie niet. We liepen door de 62ste Straat en staken de drukke Theik Pan over, die ook wel de Birmastraat genoemd werd.
Net voorbij Theik Pan gingen we de wemelende Nyaung Pin Bazaar binnen, waar klanten nog snel de ingrediënten voor hun avondeten kwamen kopen. Ik herinnerde me al het lawaai, de bedrijvigheid en de overvloed aan felle kleuren. Ik herkende meteen de gele thanaka van de vrouwen.
Toen ik de eerste keer in Birma was, had ik er Kayin naar gevraagd en ze had verteld dat de vrouwen in Birma al honderden jaren de schors van de thanakaboom gebruiken en tot poeder vermalen om er dan met wat water een romige pasta mee te maken. Die pasta smeren ze dan in artistieke cirkels, strepen en spiralen, in dikke lagen op hun wangen en soms op hun voorhoofd en kin. De vrouwen beschouwen die pasta als fijne cosmetica die hun schoonheid bevordert en tegelijk hun huid beschermt en rimpels helpt voorkomen. Ze smeren het ook op het gezicht van hun jonge kinderen om hen te beschermen tegen de zon.
Kayin had de pasta altijd gebruikt tot ze in het hotel begon te werken. De Engelse manager had alle vrouwelijke personeelsleden verboden om thanaka te gebruiken. Hij had gezegd dat ze eruitzagen als onbeschaafde heidenen met die 'vieze troep' op hun gezicht.
De meisjes en ik bleven staan bij een kraam waar hoge stapels houten kooien stonden waarin eenden en ganzen zaten. De eigenaar hakte vrolijk de kop van drie vette vogels voor een klant - een oude dame in een blauwe longhi, die nauwelijks groter was dan Marie. Ze telde geconcentreerd haar munten terwijl een jong meisje de dode eenden voor haar van hun ingewanden ontdeed en schoonmaakte.
De tweeling keek toe, net als ik, maar ik kon niet zien of het tafereel hen stoorde of niet. Suu-Kyi schuifelde wat dichter naar me toe en vestigde haar aandacht op een groot, bruin ei op de bodem van de net leeggekomen kooi, terwijl Marie erg geïnteresseerd leek in de efficiëntie van het meisje met het mes.
Ik heb mensen vaak horen spreken over de koperachtige geur van bloed. Zelf heb ik er nooit op gelet dat bloed een geur heeft, maar misschien ben ik eraan gewoon geraakt. De sterke geur van de vogelpoep was echter overweldigend. We vertrokken toen het hakmes een schrille kreet smoorde voor een nieuwe klant.
Maar zelfs het gesnater van de verdoemde vogels stopte mijn op hol geslagen gedachten niet. Waarom hadden de soldaten Kayin meegenomen? Wat hebben ze gedaan met haar? Hoe kon ik haar vinden? Het enige wat ik had, waren vragen en geen enkel antwoord. Ik besefte dat mijn brein nog altijd wispelturig was en nauwelijks langer dan een paar minuten een gedachte kon vasthouden, waarschijnlijk doordat ik absoluut nog niet volledig hersteld was.
De dokter in Virginia had gezegd dat zo'n lange reis maken voor ik weer op krachten was, gekkenwerk was en dat ik mijn gezondheid in gevaar bracht als ik niet in zijn buurt bleef om nauwkeurig opgevolgd te worden. Raji had me hetzelfde gezegd, maar wat minder diplomatisch. Ze had minder woorden gebruikt; een ervan was 'domkop'. Ik luisterde naar geen van hen beiden, want mijn gebroken belofte aan Kayin dreef me veel meer dan mijn instinct tot zelfbehoud. Ik veronderstel dat dit ook een symptoom zou kunnen zijn van mijn verwarde geest.
Ik voelde iemand aan mijn hand trekken en keek neer naar Suu-Kyi.
"Heb je dat gezien?"
Ze wees naar een bruin aapje aan een ketting dat probeerde in een kokosnoot te bijten. Voor het aapje zat een zwart-witte puppy vol interesse naar de kokosnoot te kijken, alsof het wachtte op een gelegenheid om te proberen de noot open te breken. Het aapje sloeg de kokosnoot tegen de grond en hij stuiterde weg. De puppy zag zijn kans schoon, sprong op de kokosnoot en probeerde erin te bijten, maar zijn bek kon niet ver genoeg open om er grip op te krijgen met zijn tanden.
Het donderde in de verte toen we verder liepen. Ik wist dat de meisjes zich zorgen maakten om hun moeder, maar het zou geen van ons drieën goed doen om de hele dag te kniezen. Dus besloot ik iets te zoeken dat hen bezig zou houden terwijl ik bedacht wat ik kon doen.
Het zachte briesje bracht de sterke geur van gebakken vis en look met zich mee.
"Suu-Kyi en Marie," zei ik terwijl we ons een weg baanden door het volk, "willen jullie me helpen met winkelen?"
Ze stemden enthousiast toe.
In de hotelkamer was er geen keuken, maar ik dacht dat wat eten en misschien iets om te drinken wel goed zou zijn. En als we niet voor al onze maaltijden naar het restaurant moesten, zouden we nog wat geld besparen ook.
Marie en Suu-Kyi waren erg bedreven in rijp fruit, vers brood, kaas en andere dingen kiezen die niet in een koelkast bewaard moesten worden. Ik stelde voor een paar flessen cola te kopen.
"Niet mogelijk," zei Marie. "Kosten veel meer groter hier dan in eender welke winkel in Mandalay. Water van lavabo in je badkamer zal volstaan voor ons tot we weer leren rijk zijn."
Ik trok een wenkbrauw op naar haar en ze wierp me een erg strenge blik toe.
Ze waren niet verlegen als ze onderhandelden over de prijs en bleken een uitgebreide kennis te hebben van de producten en wat ze kostten. Ik hoorde de kleine Marie verschillende keren zeggen tegen een handelaar dat ze met veel plezier naar een concurrent zou gaan om een paar anna te sparen; de kleine bronzen munten waarvan er twaalf in een roepie gingen.
"We moeten heel goed op ons geld letten," zei ze tegen een vrouw die uiteindelijk akkoord ging met Maries aanbod om de helft te betalen van wat ze gewild had voor een stuk kaas. Ze spraken Birmaans en ik denk niet dat Marie wist dat ik hun gesprek begreep. Hoe meer ik de taal hoorde, hoe meer ik me ervan herinnerde en met elk woord dat ik hoorde, begreep ik meer van de taal.
"'t Is niet dat ik hier rijk van word, weet je," zei de vrouw tegen me toen ik haar het geld gaf en Marie de kaas in ontvangst nam. "Ik heb ook kleine kinderen die ik eten moet geven."
Aangezien ik een buitenlander was, sprak ze op een afgemeten en gecontroleerde manier en misschien een ietsje luider dan nodig was. Ik begreep haar Birmaans, maar ik kon niet op de woorden komen om haar een gepast antwoord te geven. Ik had medelijden met de arme vrouw en drukte nog twee munten in haar hand terwijl Marie en Suu-Kyi gele appels inspecteerden in het volgende kraam. De kaasdame gaf me een tandeloze grijns, wees naar Marie en tikte dan met haar wijsvinger tegen haar rechterslaap. Ja, had ik willen antwoorden, ze is erg slim, maar in de plaats daarvan bedankte ik haar en haastte me om de volgende handelaar te redden van het bankroet door toedoen van mijn nieuwe kinderen.
We bezochten verschillende kraampjes voor het begon te regenen. Niemand schonk veel aandacht aan de zware stortbui. Er verschenen een paar paraplu's en enkele handelaars pasten hun dekzeilen aan om de druipende regen weg te leiden van hun klanten.
Druppels tropische regen zijn groter dan druppels regen in andere delen van de wereld. In Virginia waren het daarbij vergeleken maar speldenkopjes en in Europa waren ze dubbel zo groot. Maar in de tropen groeien regendruppels voor ze uit de hemel vallen en met een plop en een plons neerspatten. Het geroffel op de vele dekzeilen groeide uit tot een luid gerommel en hield dan plots op. We stapten weg van onder een dekzeil en zetten onze weg verder.
De activiteiten op de markt hervatten zoals voor de regen en als enige reactie veegden de meisjes een paar natte haarlokken uit hun gezicht. Ze deden dit met exact dezelfde bewegingen en gebruikten hun beide handen om het haar uit hun gezicht en achter hun oren te duwen.
Nadat Suu-Kyi een bokaal ingelegde mango's gekocht had voor een fractie van de prijs die de man eerst gevraagd had, kwamen we aan op de plaats waar ik wilde zijn - een overdekte winkel met een ruime keuze aan kinderkleren. Ik wist dat de slaapmatjes van de meisjes niet veel meer dan een set kleren konden bevatten, dus dacht ik dat het handig zou zijn als ze wat meer hadden.
"Jullie mogen allebei twee complete sets kleren kiezen," zei ik. "En voor elk een paar sandalen."
Ze waren bijna uitzinnig van vreugde en raakten dan in een halve paniek over wat ze moesten kopen.
"Nee," zei Marie tegen haar zus in het Engels om mij een plezier te doen. "Ik vind het niet leuk als al onze kleren dezelfde zijn. Met vier verschillende T-shirts en vier verschillende rokken wisselen we hele tijd af. Hoeveel mensen zullen dan denken we zijn erg rijk met zoveel kleren?"
"Maar af en toe," zei Suu-Kyi terwijl ze twee feloranje rokken met groene en rode bloemen in de lucht stak, "wij willen twee zelfde uitzichten zijn." Haar verwachtingsvolle glimlach was erg lief en overtuigend volgens mij. Ik keek naar de eigenaar van de winkel, een grote vrouw van middelbare leeftijd met gele spiralen op haar beide wangen, die in onze buurt bleef rondhangen. Ze glimlachte niet.
"Oh, hou op, Suu-Kyi," zei Marie en ging dan verder in het Birmaans. "Zal jij eigenlijk altijd een klein kind blijven? Volgende maand word je acht jaar. Daar heb je waarschijnlijk niet aan gedacht, hé?"
"Jawel." Suu-Kyi hing de rokken terug in het rek. "Maar jij dacht niet dat onze vader misschien blij zou zijn met twee net dezelfde dochters."
De meisjes die zusterlijk, bijna als volwassen vrouwen, bekvechtten, hadden een kalmerend effect op me. Ze betrokken me bij elke stap van hun kleine strijd om dominantie over de ander te krijgen en probeerden me elk aan hun kant te krijgen. Maar het enige wat ik deed was glimlachen, knikken of het hoofd schudden wanneer dat paste en ik was vastberaden om geen van beiden voor te trekken; ondertussen gaf hun vrolijke uitbundigheid me steeds meer energie.
Na een half uur passen en me verschillende combinaties laten zien ter goedkeuring, kozen ze eindelijk twee dezelfde sets, plus twee sets die helemaal verschillende waren. Nadat dat gedeelte van de opdracht vervuld was, koos ik twee zachte, katoenen nachtjaponnen, roze van kleur en identiek. Daarvoor werd ik beloond met twee prachtige glimlachen die ook identiek waren.
Toen de dame onze rekening gemaakt had en verklaarde dat het "maar op negen roepie vijftig" kwam, speelde Marie een van de beste versies van ontzetting die ik ooit gezien heb. Ze zette haar handen in haar zij en opende haar mond, maar voor ze het gevecht aan kon gaan met de slanke dame die boven ons alle drie uittorende, zei ik: "Dank u wel" en betaalde het volledige bedrag. In Amerikaans geld was het minder dan twee dollar en ik vond dat ze het volledig verdiend had door ons zo lang te verdragen.
Toen Marie en ik wegliepen van de balie, zag ik dat Suu-Kyi een gele bokaal aan het bekijken was. Ze stond voor een kleine tafel waarop nog verschillende van die bokalen stonden.
"Wat is dat, Suu-Kyi?" vroeg ik.
"Het is thanakacrème."
Ze liet het me zien. Ik nam het uit haar hand en net als de rest in de winkel stond ook hier geen prijs op.
"Hoeveel kost dit, alstublieft?" vroeg ik aan de grote dame terwijl ik haar de bokaal liet zien.
"Zes anna." Ze keek even naar Marie. "Nee, vijf. Enkel voor speciale klanten."
Ik probeerde mijn glimlach te verbergen terwijl ik betaalde. Marie had de prijs waarschijnlijk tot vier kunnen verlagen.
* * * * *
Zowel Suu-Kyi als Marie gaven me een hand toen we naar het hotel terugliepen; Marie hield mijn hand net iets minder stevig vast dan haar zus. Hun nieuwe kleren en ons eten zaten verpakt in drie rugzakken. We hadden besloten de groene, zeildoeken rugzakken te kopen toen we beseften dat een plotse moessonregen alles wat we meehadden drijfnat zou maken.
De rugzakken bleken nog een extra voordeel te hebben. Ze hielden niet alleen alles droog en waren makkelijk te dragen, ze verborgen ons eten ook voor de nieuwsgierige blikken van de majordomus terwijl we ermee door de lobby passeerden.
Suu-Kyi vond dat ze hun nieuwe sandalen moesten dragen op de terugweg, maar Marie zei dat de plassen in de geplaveide straten ze zouden verknoeien.
In onze kamer legden we onze buit op het bed en dan stelden de meisjes een vraag waarbij ze samenspanden alsof het met voorbedachten rade was.
"Mogen we alstublieft toelating om te baden?" vroeg Marie.
"Voor het avondeten?" ging Suu-Kyi verder met een gebaar naar het eten op het bed. En voegde er voor alle zekerheid "Mr. Busetilear" aan toe.
"Dat lijkt me een goed idee. Daarna..."
Voor ik mijn zin kon afmaken met "...kunnen jullie je nieuwe kleren passen" grepen ze hun kleren en holden naar de badkamer. Toen ik de sleutel hoorde klikken in het slot van de badkamer moest ik glimlachen; dan hoorde ik het geluid van water dat in het bad liep.
Voorbij de balkondeuren zag ik dat de regenwolken weggeblazen waren en plaats gemaakt hadden voor een zonsondergang van roze, oker en goud in een zeeblauwe, gemarmerde lucht. Ik nam een van de stoelen, sloot de gordijnen achter me en maakte het me gemakkelijk in het koele briesje in het halfduister. Ik streek een lucifer tegen de ijzeren reling om mijn pijp aan te steken, schudde het vlammetje uit en dacht na over hoe mijn leven veranderd was in de voorbije tien uur. Ik was niet meer dezelfde man als ik die ochtend geweest was. Mijn dochters hadden me van een man van achtentwintig zonder carrière of geld veranderd in een vader voor de kinderen van Kayin. Toen ik in Mandalay aangekomen was, had ik maar een doel voor ogen gehad: Kayin vinden. Nu moest ik voor de tweeling zorgen en ook hun moeder vinden.
Om de een of andere reden vond ik die eerste verantwoordelijkheid een erg aantrekkelijk vooruitzicht, ook al wist ik niets van kinderen of hoe je ze moest opvoeden. De enige ervaring die ik had was mijn eigen jeugd en hoe mijn ouders me opgevoed hadden. Ik vond dat ze het goed gedaan hadden. Ze hadden me op het juiste pad gehouden tot ik afgestudeerd was aan de academie en naar de universiteit ging. Daarna had ik de rest van mijn leven bijna verwoest en Raji's ook. Het was erg jammer dat ze geen zeggenschap meer over me hadden gehad, toch minstens tot ik mijn studies geneeskunde beëindigd had. Maar dan zou mijn leven nooit gelopen zijn zoals nu en ik zou Kayin nooit ontmoet hebben - en dan zouden Suu-Kyi en Marie nu niet in mijn bad zitten en de controle over mijn leven overgenomen hebben.
Ik dacht terug aan het voorval met het scalpel die morgen en dan aan het karige avondmaal dat op het bed lag.
"Ben ik hiertegen opgewassen?" vroeg ik me luidop af.
Ik kon mijn eigen vraag niet beantwoorden, ofwel doordat mijn geest niet in staat was om meer dan een paar eenvoudige gebeurtenissen te volgen om tot een logisch besluit te komen, of doordat ik steeds weer aan Kayin moest denken.
Meegenomen door twee Japanse officieren. Wat kan dat betekenen?
Misschien hadden ze haar als 'troostmeisje' ingezet voor de Japanse soldaten. Of, Kayin kennende, was ze misschien gearresteerd om politieke redenen. In elk geval zat ze serieus in de problemen en ik moest een manier vinden om haar te helpen.
Er was iemand in Mandalay die me kende. Die persoon had uiteraard aan de oude vrouw laten weten dat ik in het hotel was en haar mijn kamernummer gegeven opdat ze de meisjes bij me af kon leveren. Hij of zij, wie het ook was, moest iets weten over wat er met Kayin gebeurd was. Maar wie kon het zijn?
Mijn koud geworden pijp kletterde op de grond toen iemand plots de gordijnen opentrok.
Hoofdstuk vier
Mijn hand greep naar het wapen dat ik al jarenlang niet meer droeg, maar dan hoorde ik de muzikale stem van een van mijn dochters.
De meisjes stonden voor me terwijl ze de gordijnen openhielden.
"Mag ik voorstellen, de nieuwe Marie en Suu-Kyi. Wat denkt u, meneer?"
Mijn bonzend hart kalmeerde terwijl ik hen bekeek. Ze waren schoongeschrobd, hun lange zwarte haar was netjes gekamd met een perfecte scheiding aan de zijkant en ze droegen hun nieuwe kokerrok en kleurrijk vest. De ene rok reikte tot op de lederen sandalen van het meisje en was overwegend marineblauw met een felgekleurde print. Haar vest was rood en haar blouse wit. Het andere meisje had een rok aan die bijna even lang was en diagonaal gestreept met rood en geel en haar vest was blauw. Ze droeg ook een witte blouse. Ze waren voordien al mooi, maar nu waren ze adembenemend.
Met veel moeite hield ik mijn gezicht in de plooi. In plaats van te glimlachen, fronste ik mijn wenkbrauwen in een poging Marie zo goed mogelijk te imiteren, ik krabde op mijn hoofd, nam mijn pijp beet, opende mijn mond om iets te zeggen, sloot hem weer en bekeek hen allebei kritisch van kop tot teen. Dan gebaarde ik dat ze rond moesten draaien, wat ze deden.
Toen ze naar me keken, zag ik dat de uitdrukking op het gezicht van het rechtermeisje - Suu-Kyi, vermoed ik - erg bezorgd was. Maar haar zus begon te glimlachen.
"Je vindt het mooi, je vindt het mooi, meneer papa," zei Marie. "Probeer niet kwaad gezicht te maken naar ons."
Ik kon niet langer doen alsof. Ik stopte de koude pijp in mijn zak en omhelsde ze allebei.
"Ja," fluisterde ik, "jullie twee zijn de..." ik kon mijn zin niet afmaken door de brok in mijn keel. Ik slikte en begon opnieuw. "De twee mooiste meisjes van de hele wereld."
Ze maakten zich los uit mijn omhelzing met wat gegiechel.
"Nee, dat zijn we niet," zei Suu-Kyi. Ze greep haar zus bij de hand en trok haar naar de badkamer. "Onmiddellijk een minuutje terug in het raam," zei ze terwijl ze wegrenden.
Kort nadien kreeg ik twee nog mooiere meisjes te zien. Dit keer droegen ze hun identieke kleren: lichtgroene rokken en gele blouses.
"Nu zijn we de twee meest mooiste van de hele wereld," zei het linkermeisje.
Ik glimlachte en zei dat dat klopte.
"Wij zijn twee dezelfde," zei het rechtermeisje. "Hoe weet je wie Marie is?"
"En wie is Suu-Kyi?" zei het ander meisje en ze strekte daarbij haar handen uit alsof ze er een lang voorwerp op liet balanceren. Ze giechelden allebei uitbundig.
Ik had geen flauw vermoeden. Ik had hun gezichtjes de hele dag bestudeerd, op zoek naar het allerkleinste trekje dat me zou helpen het verschil te zien. Een verloren sproetje, een kuiltje, de lengte van hun haar... om het even wat me zou helpen hen te herkennen, maar er was niets. Ze waren volstrekt identiek. Het enige wat ik kon doen was raden.
"Zij." Ik wees naar het meisje links, "is Suu-Kyi."
"Nee!" zei ze en ze lachte. "Ik ben Marie."
"En ik ben Suu-Kyi."
"Ik zal labeltjes maken met jullie namen en ze op jullie blouse spelden. Zo zal ik altijd weten wie Marie is en wie Suu-Kyi."
Ze lachten en zeiden dat ze me elke morgen zouden zeggen wie wie was en dat ik dat de hele dag zou moeten onthouden.
"Oké, maar vertel me nu eens wie ons avondeten zal maken."
"Ik, ik," riep Suu-Kyi en ze rende naar het bed waar ons eten op uitgestald was.
"Ik ook." Marie rende achter haar zus aan.
Ze maakten de bijzettafel leeg en legden er al het eten op dat we hadden. Het was een lekkere maaltijd met brood, bananen, kaas en water. Als dessert aten we ingelegde mango op crackers met geroosterde pinda's.
Het was even over negen toen we de tafel afgeruimd en de restjes ingepakt hadden om ze tot de volgende dag te bewaren. Nadat ze naar de badkamer gegaan waren om hun identieke nachtjaponnen aan te trekken, hing ik hun nieuwe kleren in de kast. Daarna maakte ik met het extra deken en kussens de twee uiteinden van de bank als bedden op voor hen.
Toen ik het deken tot onder de kin van het eerste meisje trok, omhelsde ze me en fluisterde ze 'goeienacht'. Ik wenste haar ook een goede nacht en fijne dromen. Toen ik het tweede meisjes onderstopte, wenste ze me een goede nacht, maar maakte geen aanstalten om me te omhelzen. Ik wist wie van de twee zij was.
"Slaap lekker, Marie."
Ik zag haar haar ogen opensperren. Maar dan glimlachte ze en gaf ze me een knuffel.
"Goeienacht, meneer Busetilear." Ze liet zich op haar kussen vallen.
Ik ging op de stoel tegenover de bank zitten om naar hen te kijken tot ze in slaap vielen. Rond tien uur trok ik mijn pyjama aan en ging stilletjes op het bed liggen.
Ik denk graag na in het donker, met de lamp uit en niets anders dan de gedempte geluiden van de late avond die van de straat beneden naar binnen dringen. 's Nachts kon ik mijn verleden overlopen, een link met het heden zoeken en de toekomst herbekijken.
Ik weet niet waarom ik aan Raji moest denken. Maar daar was ze, in al haar koppige elegantie en geestdrift. In 1928 tijdens onze studies geneeskunde wedijverden we nog om de beste van de klas te worden. Ik hoorde haar stem even helder als stond ze naast me.
"Schaakmat in drie zetten," zei ze van achter de schouder van mijn tegenstander. Dat was dertien jaar geleden.
Ik hield erg van schaken en had altijd gedacht dat ik best een goede speler was, maar ik haatte het als toeschouwers commentaar gaven terwijl ik aan het schaken was. Ik keek even naar haar en ving ondertussen een glimp op van de grijns van mijn tegenstander als reactie op Raji's opmerking.
Rajiani Navana Devaki, een Indiase uit Calcutta. Haar naam betekende 'donkere ogen' en terecht. Donkere, temperamentvolle ogen, een scherpe geest, tergend strijdvaardig, elegant en slank, mooi en een overtuigd communist.
Zij en ik waren lid geweest van de debatclub van de Theodore Rooseveltuniversiteit. We oefenden de hele tijd; we bepaalden onze positie en verdedigden die met kalme, gecontroleerde en meestal scherpzinnige argumenten. Communisme en kapitalisme waren vaak het onderwerp van onze discus...
Ik werd wakker. Een geluid, een beweging, ik weet niet wat, maar het leek erop dat ik maar heel even geslapen had. Ik keek naar het raam en zag de maansikkel laag boven de donkere stad hangen.
Misschien was het maar een droom.
Ik sloot mijn ogen om verder te slapen, maar plots ging ik geschrokken rechtop zitten - de meisjes!
Ik sprong uit het bed, knipte de lamp aan en haastte me naar de bank. Mijn adem stokte. Het deken was opzij gegooid - Marie en Suu-Kyi waren verdwenen!
Wat is er gebeurd? Waar zijn ze?
Ik rende naar de deur, maar die was van binnen gesloten. De badkamer was leeg toen ik het licht aanstak en achter de deur keek. Het raam! Nee, we zaten op de zevende verdieping. Ik liep toch maar naar het raam en toen zag ik hen liggen, opgerold op hun slaapmatjes naast mijn bed. Ze lagen aan de andere kant van waar ik uit bed gestapt was, anders had ik op hen getrapt. Ze waren zelfs niet gedekt; ze droegen alleen hun roze nachtjaponnen.
Mijn hart ging wild tekeer en ik trippelde naar hen en bleef even kijken om zeker te zijn dat ze nog ademden. Alles was oké, ze sliepen vredig.
Ik nam het deken van de bank om het over hen te spreiden en daarna kroop ik weer in bed, waar ik met mijn hoofd op mijn hand bleef liggen kijken naar hen en de trage bewegingen van hun adem. Ik dacht aan de enorme verantwoordelijkheid die ik droeg. Ik voelde een verplichting tegenover de kinderen, maar ook nogal wat angst en ik had het heerlijke gevoel een gezin te hebben. Na een tijdje sloot ik mijn ogen, maar voor ik in slaap viel, nam ik me voor de bank de volgende avond bij mijn bed te plaatsen.
* * * * *
De volgende morgen werd ik vroeg wakker door beweging op het bed en de geur van verse sinaasappels. Ik opende een oog en zag twee lachende gezichtjes naast me. Ik opende het andere oog en zag twee sinaasappels die gepeld werden met mijn scalpel en mijn scheermes. Als ik rechtsprong en schreeuwde dat ze moesten stoppen, zou een van hen misschien haar duim eraf snijden.
"Marie en Suu-Kyi," zei ik rustig en voorzichtig, "weten jullie hoe scherp die instrumenten zijn?"
Ze knikten en gingen verder met de sinaasappels pellen.
"Zijn jullie heel erg voorzichtig?"
Ze grinnikten naar me.
Met extreem veel zelfbeheersing ging ik langzaam rechtop zitten en hield mijn adem in terwijl zij verder stukken pel van de sinaasappels sneden en af en toe een groot, sappige stuk van het druipende vlees.
"O wee. Au!" schreeuwde een van hen en liet de sinaasappel vallen.
Ik greep het scheermes en trok haar hand naar me toe om de gapende, bloedende wonde te bekijken die ik verwachtte.
Maar haar hand was alleen nat van het sinaasappelsap en verder was hij perfect in orde. Ze lachte om de uitdrukking op mijn gezicht.
"Marie!" zei ik, overtuigd dat Suu-Kyi nooit zo'n stunt zou uithalen. "Jij kleine deugniet. Zal ik je maar meteen je eerste pak slaag van de dag geven?"
Suu-Kyi keek even naar me met een brede glimlach. "O wee. Au!" schreeuwde ze net als Marie gedaan had. Ze liet haar sinaasappel vallen.
Ze lachten terwijl ik het scalpel van Suu-Kyi afpakte en schoonveegde. Ik maakte het scheermes ook schoon, klapte het dicht en duwde beide instrumenten dan onder het kussen.
"Zo, kent een van jullie het woord 'stout'?"
Ze schudden het hoofd.
"Wel, dat is het woord voor kleine meisjes die zich niet goed gedragen en hun vader de stuipen op het lijf jagen."
"Staupen?" zei eentje.
"Stijpen," zei haar zus.
"Stuipen." Ik zwaaide mijn voeten tot op de vloer. Ik rekte me uit op de rand van het bed. "Waar is ons ontbijt? Waar is mijn koffie?"
Ze pakten de sinaasappels beet en renden naar de tafel waar de rest van het eten al was uitgestald.
"Hier is je koffie, meneer Stuipen," zei een van de meisjes en ze gaf me een glas water.
"Hm... da's wel erg slappe koffie." Ik nam een slokje. "Wie ben jij?"
"Marie, natuurlijk."
"Natuurlijk." Ik doopte mijn vinger in het water en raakte haar neus aan. "Nu zal ik je de rest van de dag kunnen herkennen."
Ze keek scheel in een poging het puntje van haar neus te zien.
Toen we ons ontbijt, dat bestond uit sinaasappels, kaas en ingelegde mango, ophadden, ging ik naar het bureau en haalde er een envelop en een vel papier uit. Ik schroefde het dopje van mijn vulpen en begon aan een brief; ik zei de woorden hardop terwijl ik schreef.
"13 juni 1941. Lieve grootmoeder Marie, onze namen zijn Suu-Kyi en Marie."
De meisjes stonden aan weerskanten van mijn stoel te kijken terwijl ik schreef. Ik schreef verder, maar zei niets meer:
De naam van onze vader is...
Begon ik, maar aarzelde dan en vroeg me af of dat de beste manier was om de brief mee te beginnen.