Kitabı oku: «Brieven uit en over Amerika», sayfa 7
Op de afdeeling 1e klasse is bovendien op het eind der gang, waarop alle kamers uitkomen, een groote ovale recreatiekamer, waarin aan beide zijden, drie groote vensters lucht en licht naar binnen werpen. Voor de vensters stonden potten begonia’s, een groote ficus, reseda, rozen en andere kamerplanten. Vier of vijf vogelkooien met kanaries, een sprekende papegaai, tal van mooie schilderijen, vele easy-chairs, een tafel met plaatwerken, tijdschriften, novellen, damspel en andere spelen gaven aan het geheel een karakter van huiselijkheid en gezelligheid, waardoor men meer ging denken aan een prettige conversatiekamer in een goed geleid en zindelijk onderhouden pension, dan aan een vertrek in een gevangenis.
Des Zondagsmiddags en een paar avonden in de week mogen de bewoonsters der 1e klasse dit vertrek bezoeken. Natuurlijk bevindt zich er dan steeds een opzichteres, doch de vrouwen zijn geheel vrij in de wijze waarop zij haar tijd aldaar willen besteden. Het gebruiken van ruwe en onkiesche woorden of uitdrukkingen is hier, evenals in het geheele gebouw, streng verboden. Den eersten keer wordt het ongeoorloofde er van onder ’t oog gebracht, de tweede overtreding wordt met een slecht punt bestraft, doch herhaalde overtreding heeft één of meer dagen afzondering en degradatie tengevolge.
Van ziekelijke sentimentaliteit is hier in geen enkele afdeeling, in geen enkele lokaliteit, sprake; overal krijgt men den indruk dat men in een groote werkinrichting is, waar de grootste mate van netheid en ordelijkheid heerscht en elkeen opgeruimd haar taak vervult. Allen (de zieken natuurlijk uitgezonderd) moeten in deze inrichting werken en bij de keuze van werk wordt zooveel mogelijk in aanmerking genomen, wat voor de betreffende vrouw de nuttigste arbeid is.
Alles wat voor een inrichting als deze noodig is, het zindelijk houden van het gebouw, de wasch, het bereiden van het eten, het bakken van het brood, het maken van boter en kaas, naaien van nieuwe onder- en bovenkleederen, weven van witgoederen, het melken der koeien, het verzorgen van de 85 koeien, 300 varkens en 1000 kippen, het bebouwen van het land, onderhouden van den tuin en nog een menigte andere zaken worden alle door de bewoonsters verricht. Daarbij zijn de werkzaamheden zóó geregeld, dat zij die ’s morgens zwaar werk verricht hebben, bijv. wasschen, schrobben, landbouw- of tuinwerk, des middags naar de naaikamer gaan.
In den regel begint de directrice de vrouwen elke week bij ander werk in te deelen, opdat zij al het te verrichten werk, voor een groot deel toch tot het huishoud-werk behoorende, goed en netjes leeren uitvoeren. Zoodra zij evenwel ziet dat er in een of ander meisje of vrouw een goede naaister, een goede kookster, een tuinierster of iets anders steekt, dan wordt zoo iemand in hoofdzaak voor dat soort werk aangewezen en het vak haar in alle finesses geleerd.
Doordat ook alle kleederen van de directrice, dokter, predikant, apotheker, verpleegsters en alle opzichteressen, gezamenlijk 35 dames, in de inrichting gemaakt mogen worden, kan een naaister het vak aldaar geheel leeren. Dit kunnen ook de waschvrouwen en strijksters, want daar in dit gebouw des winters, als er niet veel buitenshuis gewerkt kan worden, ook de fijne wasch verricht wordt van de nabijgelegen mannengevangenissen in Massachusetts, zoo leeren de vrouwen er ook overhemden, boorden en manchetten der mannen strijken en in orde houden.
Aan de inrichting is verder een kook- en huishoudschool verbonden, waar 12 meisjes tegelijk, door een van buiten komende leerares, 2 keer in de week een uur les krijgen. Bij de keuze der leerlingen wordt natuurlijk door de directrice met aanleg en geschiktheid rekening gehouden, ook kiest zij daarvoor meestal de jongere personen. Van af den leeftijd van 16 jaar komen de veroordeelden reeds in deze inrichting. Door oudere vrouwen zag ik er zittingen voor rieten stoelen maken, een vak wat hier nog veel huisindustrie is; als deze vrouwen dit vak dus goed leeren, kunnen zij gemakkelijk later hiermee den kost voor zich zelf verdienen.
Aan vijf weeftoestellen leeren of onderhouden de veroordeelde meisjes uit weverijen haar vak, zoodat zij bij het verlaten van dit gebouw een beter werkster zijn en dus meer kunnen verdienen dan toen zij er in kwamen.
Van alles en nog wat wordt er gewerkt en geleerd, doch zou ik dit alles opsommen dan kwam ik nooit aan het eind.
Om een indruk te krijgen van den geest, die in deze inrichting heerscht, komt ’t mij belangrijk voor thans te vertellen wat er gedaan wordt voor de geestelijke ontwikkeling van de bewoonsters. Aan de inrichting is een predikant verbonden, die ook in het gebouw woont en die, evenals alle ambtenaren, een vrouw is. Zij heeft niet alleen den kerkdienst te leiden, maar zij is tevens hoofd der school. Alle analphabeten beneden de 45 jaar zijn verplicht elken namiddag, van 1 tot 3 uur, de school te bezoeken. Daar leeren zij lezen, schrijven, rekenen. Bovendien is er drie keer in de week ’s avonds van 6½ tot 8 uur school voor de meer gevorderden. Daar mogen allen heen gaan, doch niemand is verplicht er heen te gaan. De lessen schijnen daar echter nog al aantrekkelijk gegeven te worden, want verreweg de meesten laten zich als leerlingen voor de avondklasse inschrijven en volgen die, zoolang zij in de inrichting moeten vertoeven.
Met den kerk- en schooldienst is evenwel de taak der predikante nog niet afgeloopen. De bibliotheek van de inrichting, die 1350 boekdeelen bevat, staat ook onder haar leiding. Een mooie collectie goede boeken, waaronder natuurlijk ook kleine, eenvoudige novellen, doch ook de werken van Dickens, Walter Scott, en vele Amerikaansche bekende auteurs, waren aanwezig. Op dezelfde wijze als in elke publieke leesbibliotheek worden ook hier de boeken uitgegeven, aan de 2e klasse vrouwen eenmaal ’s weeks. Deze boeken mogen zij mede naar haar kamer nemen en er elk vrij oogenblik in lezen. Ook is het geoorloofd ze mede naar de naaikamer te nemen en er in te lezen als zij op werk moeten wachten.
Zijn de veroordeelden steeds in kerk, in school, in werk- en ontspanningkamer onder toezicht van een of meer opzichteressen, anders is dit, wanneer zij twee keer in de week, des Woensdags- en Zaterdagsmiddags van 3 tot 4 uur, bijeenkomen en de directrice dan een toespraak tot hen houdt.
Des winters wordt daarvoor de vergaderzaal, des zomers bij goed weder meestal een beschutte plek in den tuin genomen. Voor die gelegenheid wasschen zij zich altijd eerst goed, kappen het haar netjes en schikken de kleeren, zoodat zij er op ’t voordeeligst uitzien. Zij stappen dan allen vrij en frank uit hun kamers naar de plek, die als verzamelplaats is aangenomen.
Mevr. Morton wist niet goed hoe zij mij zou definieeren wat zij dan deed. “Ik houd geen lezing”, zei ze, “o, hemel neen, noem het ook geen toespraak, ik zou het liefst willen, dat gij begreep, dat ik dan tot mijn kinderen van hart tot hart spreek, dat ik mij dan gevoel als moeder van zooveel dochters, die ik heb op te voeden tot goede vrouwen, goede moeders, deugdzame menschen”.
Zij vertelt ze dan in den regel eerst de bijzonderheden die in de wereld plaats grepen gedurende de laatste dagen: bijv. de verkiezing van een nieuwen gouverneur voor een of ander Amerikaanschen Staat, den dood of de kroning van een of ander staatshoofd in Europa of een ander werelddeel, groote maatschappelijke ongelukken, bijvoorbeeld een overstrooming, een grooten brand, den stand van den oorlog tusschen Rusland en Japan, of iets, waarin ”’t algemeen” belang stelt, opdat, wanneer de vrouwen uit de gevangenis ontslagen worden, zij met de groote wereldgebeurtenissen op de hoogte zijn.
Na dat praatje gaat zij over tot een of ander afgerond onderwerp. Dan eens spreekt zij over de taak van moeders, of over maatschappelijke plichten, dan weder vertelt zij wat uit dieren- of plantenwereld, of iets uit de geschiedenis van Amerika. Steeds varieert zij van onderwerp en laat soms door de vrouwen opgeven, waarover zij praten zullen. Mevr. Morton wil, als zij bij of met de vrouwen is, van geen opzichteressen weten, zij is dan alleen met die ruim 200 veroordeelden. “Als ik bij haar ben, zullen zij zich als vrije menschen voelen, anders kan er geen ware vriendschap, geen openhartigheid bestaan. Hoe kan ik eischen dat zij mij vertrouwen, als ik toon haar niet te vertrouwen”, zeide zij mij.
Op mijn vraag of dit vertrouwen nooit beschaamd werd, antwoordde zij: “neen, zóó verdorven is niet één onder haar of zij voelen zich vereerd door dit vertrouwen. Nooit nog heb ik op één dier middagbijeenkomsten eenige moeite gehad”.
Hoe wordt hier beschaamd het nog bij ons heerschende idee, dat vrouwen ongeschikt zijn vrouwelijke veroordeelden te regeeren. Onder al die dames-beambten in Sherborn was er geen enkele robuste vrouw, en de directrice, ’n lieve, vriendelijke verschijning van 55 jaren ongeveer, was eer tenger en lichamelijk zwak te noemen. Toen zij in haar wit geborduurde japon voor mij uitliep, kon ik mij niet voorstellen, dat zij het hoofd van een groote strafinrichting is. In de strijkkamer was zij even bij een der strijksters blijven staan, en op haar japon wijzende, zeide zij: “Suzan, wat hebt gij de vorige week mijn japon mooi gestreken, dank u wel, hoor; ik zal er erg voorzichtig mede zijn”.
Laat mij thans nog even van een deel der gevangenis spreken, dat mijn bijzondere belangstelling trok. Het was dat deel der inrichting, waarover Dr. Potter den scepter voert. Het hospitaal is, wat bouw en inrichting betreft, niet op de hoogte van den tijd, vooral niet, wanneer men in aanmerking neemt, dat de nieuwste hospitalen in Amerika bijna allen een volmaaktheid bereikt hebben.
Als punt I op het lijstje der wenschen voor Sherborn staat dan ook een nieuw hospitaal; een wensch, die hoogstwaarschijnlijk het volgende jaar ingewilligd zal worden. Als evenwel het ziektecijfer zoo gering is als bij mijn bezoek, hetgeen trouwens in overeenstemming was met de ziektestaten der vorige jaren, dan kan de bouw van een nieuw hospitaal wel als een weeldeuitgave beschouwd worden. Vier zieken lagen er in het geheel, allen in een eigen kamer.
De kamers lieten voor een ziekenkamer, wat geriefelijkheid betreft, te wenschen over, doch lucht en licht was er voldoende. Behalve de zieken lag er nog een der veroordeelden, die dienzelfden morgen van een gezonden jongen bevallen was, en die nu een vijfde kamer in beslag nam.
Bij de kraamvrouw deed een veroordeelde den bakerdienst, terwijl de vier overige patiënten ook door een veroordeelde bediend werden. Boven allen stond evenwel de opzichteres-verpleegster, die over allen en alles het oog liet gaan.
Waarom ik evenwel met voorliefde van dit deel van het gebouw gewaag? Annex aan het hospitaal en ook onder Dr. Potter’s beheer is een nursery, een kinderkamer, waar op het oogenblik van mijn bezoek 22 kindertjes verpleegd werden.
Al de kinderen, die in de inrichting geboren worden en de kleintjes, beneden 2 jaar, van veroordeelde moeders, kunnen tot en met hun 2e jaar aldaar blijven. Zoowel in het belang der zuigelingen, als in het belang van vele der veroordeelde meisjes, heeft Dr. Potter van deze nursery een soort van school gemaakt tot opleiding van kindermeisjes. Hier wordt het a.s. kindermeisje geleerd een gezond kind gezond te houden en een ziek kind te verplegen. Alleen daarvoor geschikte meisjes, wier gedrag buitengewoon goed is en wier misdrijf van dien aard was, dat er geen gevaar voor de kinderen kan zijn in geval van recidive, worden daarvoor gekozen.
Ook in deze afdeeling stond een verpleegster van beroep, tevens opzichteres, aan het hoofd.
Laat mij hier nog even bij vermelden, dat de moeders der kinderen twee keer daags gelegenheid krijgen hare kinderen te zien, en zij die het kind zelf kunnen voeden, gaan zoo vaak naar de kinderkamer als het zoogen dit noodig maakt. Ook des Zondagsmiddags mogen de moeders bij haar kind zijn of het mede naar eigen kamer nemen.
Ik zal uit vrees te lang te worden, niet meer uitweiden over het zangkoor, de gymnastieklessen, over de zoogenaamde recreatie-avonden, waarop verschillende dames-vereenigingen zorgen dat er muziek gemaakt of voordrachten gehouden worden, over de bloemen die van de verschillende buitens voor de gevangenen gezonden worden en die men er op den grootsten prijs stelt; elke gevangene krijgt een klein vaasje met eenige bloemen voor haar kamertje en het is een lust te zien met hoeveel zorg zoo’n bloempje tot het eind verzorgd wordt.
Ik zal ook niet spreken van de vele vrouwen, die als ernstige geheel-onthoudsters de gevangenis verlaten en nog vóór zij de intrede in het openbare leven opnieuw beginnen, lid der geheel-onthouders-vereeniging worden, en van zoovele andere goede en nuttige zaken meer. De geheele inrichting beantwoordt, naar het mij voorkomt, geheel aan het doel dat zij beoogt. Dat is: het verbeteren, verheffen der menschen, die er in gebracht worden.
En de resultaten, zullen de lezers vragen? Als men zooveel kosten maakt om overtreders der ingestelde wetten te verbeteren; het denkbeeld, dat de maatschappij recht heeft wraak te nemen op hen, die zich vergrijpen tegen haar voorschriften, opgeeft; zelfs de meening, dat een strenge straf angstig maakt voor nieuwe overtreding, laat varen; de wetsovertreders enkel voor een tijdlang van hunne vrijheid berooft, doch hun tegelijkertijd een beter, mooier leven geeft dan waaraan zij gewend zijn; dan wil men in de oude wereld, met zijn oude wetten en instellingen, toch wel eerst vast overtuigd zijn dat de nieuwe wereld goed doet en niet bedrogen uitkomt, alvorens men dat voorbeeld durft volgen.
Men heeft hierin gelijk. Doch als men bedenkt dat de eerste indruk, die elkeen krijgt wanneer hij zijn voet op Amerikaanschen bodem zet, is, dat Amerika practisch is; dat die indruk later, bij elken stap dien men verder doet, versterkt wordt; als men ziet en voelt dat er in het openbare leven van sentimentaliteit geen sprake is, doch dat elke openbare handeling getoetst wordt aan het nut, die zij voor het algemeen afwerpt, dan moet men toch aannemen dat de resultaten gunstig zijn, nu langzamerhand alle Staten van Amerika er toe overgaan van hunne gevangenissen reformatories te maken en dat sommige Staten zeer groote sommen besteden om het snelst en het best dat doel te bereiken. Dit feit spreekt, mijns inziens, meer dan tal van cijfers, die ik uit de verschillende rapporten zou kunnen aanhalen.
Ik hoop later, zoodra ik gelegenheid heb gehad, Elmira te bezoeken en over deze gevangenis-reformatory voor mannen ga schrijven, nog uitvoerig op dit punt terug te komen. Van dit opstel verwacht ik alleen dit resultaat, dat men in ons land zal beginnen in te zien dat er nog een andere methode bestaat om met wetsovertreders te handelen, dan het geijkte systeem, van zooveel maanden of zooveel jaar opsluiting, zonder meer.
Zijn dan de resultaten die wij van deze wijze van handelen krijgen zóó gunstig, dat wij tegen een proef van het Amerikaansche systeem moeten opzien?
Ik hoop ook nog iets anders met het schrijven van dit opstel te bereiken. Dat men eindelijk bij ons zal gaan inzien, dat vrouwen, die men van haar vrijheid berooft, onder vrouwen-toezicht gesteld moeten worden.
De vrouwen-gevangenis te Sherborn staat in heel Amerika bekend als een inrichting waar de beste discipline heerscht, en waar bovendien de vriendschappelijke verhouding van de ambtenaren onderling en van hen tot de gevangenen niets te wenschen overlaat.
De vrees, dat vrouwen ongeschikt zouden zijn tot opzichteressen en directrices van gevangenissen wordt in Amerika overal gelogenstraft. Alleen het feit, dat weerlooze vrouwen volkomen in de macht van mannelijke beambten geplaatst zijn, moet op beide partijen een verlagenden invloed uitoefenen, waarvan de gevolgen toch ook maar al te dikwijls blijk geven.
Algemeene indrukken
Oct. 1904.
In een gemakkelijk voortrollenden wagon van de Southern Pacific Spoorweglijn, die mij van Utah naar Californië voert, of om mij juister uit te drukken, waarin ik van Ogden naar San Francisco en van daar naar Los Angeles ga, wil ik eenige indrukken wedergeven, die ik in de 4 laatst door mij bezochte Staten van Amerika opdeed. Deze vier vlak aan elkaar grenzende westersche Staten zijn Colorado, Wyoming, Idaho en Utah. Hoezeer deze vier Staten ook van elkaar mogen verschillen in geologische wording en maatschappelijke ontwikkeling, in één opzicht worden zij in Amerika steeds in één adem genoemd. Het zijn n.l. de vier Staten in Amerika die vrouwen en mannen gelijke politieke rechten verleenen; waarin de vrouwen niet alleen het kiesrecht in zijn volle uitgebreidheid uitoefenen, maar ook zelf verkiesbaar zijn en voor alle ambten en betrekkingen in aanmerking kunnen komen.
Wie nu zou meenen dat vele hooge staatsbetrekkingen door vrouwen vervuld worden, komt bedrogen uit. Niettegenstaande de vrouwen, wanneer zij eensgezind optreden, over een meerderheid van stemmen kunnen beschikken en elke staats- en gemeenteambtenaar door de kiezers gekozen wordt, zijn toch de hooge verantwoordelijke posten bijna overal door mannen bezet. Alleen in Colorado is de Minister van Onderwijs een vrouw en evenzoo is aldaar de Staatssecretaris bij het Departement van Land- en Tuinbouw een vrouw. Op mijn vraag in verschillende Staten en aan vele vrouwen gedaan, waarom zij niet trachten meer hooge posten door vrouwen bezet te krijgen, werd mij steeds geantwoord, dat de vrouwen nooit stemmen voor een vrouw, indien de man-candidaat meer rechten kan doen gelden, indien hij inderdaad bekwamer en geschikter is voor een zeker ambt dan zij. Bovendien zijn de vrouwen er overal bij de bestaande politieke partijen ingedeeld en onderscheiden zich politiek evenals de mannen, in republikeinen, democraten, populisten, sociaal-democraten en de onderafdeelingen hiervan. Zij stemmen voor de candidaten van de politieke partij waartoe zij behooren, en zorgen alleen dat de vrouwen niet voorbijgezien worden bij het vervullen van betrekkingen als zij daarop aanspraak kunnen maken. Alleen in enkele gevallen treden de vrouwen eensgezind op en dan handelen de politieke partijen waarlijk politiek, als zij aan den drang der vrouwen gehoor geven, omdat zij anders gevaar loopen vele vrouwen-leden te verliezen. Dit geschiedt steeds waar het geldt een candidaat te weren voor een staats- of gemeentebetrekking, op wiens zedelijk gedrag gegronde aanmerking bestaat. Zoo hebben de vrouwen in Colorado bij de verkiezingen, nu 2 jaar geleden, een candidaat geweerd, die een rijke vrouw gehuwd had en met haar geld een vroegere maîtresse onderhield. De vrouw had echtscheiding aangevraagd en verkregen, doch boette daarbij een groot deel van haar vermogen in. Daarop hebben de vrouwen aangedrongen en verkregen dat er een wet werd ingevoerd, waarbij in geval van echtscheiding elke echtgenoot het door hem of haar aangebrachte kapitaal terug ontvangt.
Ook steeds wanneer het geldt de behartiging van de belangen der kinderen, kan men zeker zijn dat de vrouwen één lijn trekken. Openbare kinderzorg is dan ook overal buitengewoon goed geregeld. Voor bepaalde vrouwenrechten treden zij zelden krachtig op en dit wel vooral daarom, omdat wat bijv. de democraten of populisten als een recht beschouwen, door de republikeinen bijv. niet altijd als zoodanig beaamd wordt, en ook omdat bij de verschillende partijen de vrouwenbelangen vrijwel veilig zijn, wijl elke partij sterk rekening moet houden met zijn vrouwenleden.
In Amerika zijn thans overal de groote verkiezingen in vollen gang en ik had dus volop gelegenheid de vrouwen-kiezers gade te slaan in politieke vergaderingen. Eerst waren het de vergaderingen waarin de candidaten voor elken post gesteld werden en thans zijn het de vergaderingen, waarin de verschillende candidaten voor de kiezers optreden. Ik was tegenwoordig in de vergadering van de democratische partij in Colorado, de zoogenaamde State-convention, waarin de candidaten dier partij door afgevaardigden uit den geheelen Staat openlijk gewikt en gewogen werden, en waarin ten slotte gestemd werd wie hunner als officiëele candidaat op de lijst der democratische partij geplaatst zou worden.
Mevr. Grenfell, de Minister van Onderwijs, die reeds 8 jaren deze hooge positie had ingenomen, moest o.a. ook aftreden. Haar candidatuur werd ingeleid en verdedigd door een onderwijzer, die dit op zoo meesterlijke wijze deed, dat er door de voorstanders van de candidatuur van mevrouw Grenfell niets aan toegevoegd behoefde te worden. Hij zette uiteen wat zij voor het onderwijs in Colorado had gedaan en welke groote verbeteringen zij in haar 8-jarig Ministerschap had tot stand gebracht, terwijl zij tegelijkertijd daarvoor minder geld besteed had uit de staatskas dan haar voorgangers. In elk opzicht vorderde dus het algemeen belang, dat men deze vrouw opnieuw voor dezen hoogen post benoemde.
Na deze met overtuiging uitgesproken rede volgde een warm applaus en daarna een tijd van stilte, zoodat de voorzitter der vergadering reeds vroeg, indien niemand meer het woord verlangt, of dan de candidatuur van mevr. Grenfell met algemeene stemmen vastgesteld kon worden, toen een man met een zeer gewichtigen trek op zijn onbeduidend gelaat naar het podium schreed en het woord vroeg. Hij wilde niets op de capaciteiten van mevr. Grenfell afdingen, niets inbrengen tegen den lof haar toegezwaaid, maar toch had hij bedenking tegen haar candidatuur in deze vergadering en wel omdat mevr. Grenfell zich niet bij de democratische partij had aangesloten en men niet wist tot welke politieke partij zij behoorde. Een zeer zwakke instemming met deze woorden volgde en van enkele banken kwam de roep: “Laat mevr. Grenfell hier komen en zich uitspreken tot welke partij zij behoort.” Een oorverdoovend rumoer volgde op dezen eisch, waarbij de voor- en tegenstanders elkander trachten te overtuigen van het al of niet behoorlijke er van, totdat mr. Adams, vroeger gouverneur van Colorado en thans weder de met algemeene stemmen gekozen candidaat der democraten, optrad en met feiten aantoonde, dat gedurende het Ministerschap van mevr. Grenfell nooit een harer daden in strijd was geweest met de politieke beginselen der democraten, dat zij het onderwijs gediend had op een wijze, die door geen hunner verbeterd kon worden, en dat hij op alle bedenkingen, door den vorigen spreker tegen haar ingevoerd, slechts dit wilde antwoorden, dat mevr. Grenfell was “the most womanly woman and at the same time as big as all you men together”.
Sedert ongeveer 14 dagen zijn nu overal in Amerika de candidaten der verschillende partijen gesteld en treden dezen avond na avond voor de kiezers op. In zulke vergaderingen in de Staten met vrouwenkiesrecht vergeten de candidaten nimmer een deel van hun rede geheel te wijden aan de belangen der vrouwen of aan de belangen, die de vrouwen-kiezers in den regel voorstaan. Zoo hoorde ik hen steeds getuigen wanneer een hunner het woord tot de vrouwen richtte, hoezeer dezen op zijn steun konden rekenen bij voorstellen tot verhooging van den leeftijd voor verbod tot kinderarbeid; bij voorstellen tot oprichting van staatsinstellingen voor ouden van dagen; voor verbetering van het lot der gevangenen; voor verbod van verkoop van sterken drank in het klein. Opmerkelijk is dat in Utah vooral beloofd werd, hoe men zou bevorderen alles wat kunstzin bij het volk kan wekken. Dit was alweder omdat de vrouwen van Utah zich daarvoor in den laatsten tijd bijzonder geïnteresseerd hebben.
Maar laat mij niet doorgaan over vrouwenkiesrecht en verkiezingen te schrijven, nu ik met dezen van alle gemakken voorzienen trein door een zoo merkwaardig deel van Amerika reis. Alleen wil ik het hoofdbestuur der Liberale Unie in overweging geven één of meer zijner leden naar de vier door mij genoemde Staten van Amerika te zenden om den invloed te bestudeeren, dien vrouwenkiesrecht uitoefent op den socialen toestand van een land in het algemeen en op de vrouwen in het bijzonder, alvorens het opnieuw een rapport uitbrengt, waarin het beweert dat men omtrent dien invloed nog in het onzekere verkeert.
Merkwaardig is de weg zeker, dien ik al schrijvende afleg. Door de ruim een uur kortere lijn, die de Southern Pacific dezen zomer in gebruik nam, hadden wij gedurende de eerste uren steeds een prachtig uitzicht op het Salt Lake en gingen wij zelfs over een brug van bijna 25 K.M. lang, dwars door dit eigenaardig meer. Hoe sterk zouthoudend dit meer is had ik reeds ondervonden in Salt Lake City, waar ik mij om der curiositeitswille te water begaf. Van zwemmen is in dit meer geen sprake, zelfs de meest geoefende zwemmer kan er geen slag slaan: hij drijft op het water.
Reeds spoedig nadat Salt Lake achter den rug ligt, begint de weg te stijgen en vertoonen zich de Indianen, die nog niet zoo heel lang geleden de alleenheerschers in deze streken waren, aan elk station. Door de goede zorgen van het Gouvernement zijn velen hunner reeds voor een deel geciviliseerd, zou ik willen zeggen, maar dit klinkt te sterk, vermenschelijkt is misschien beter van toepassing. Velen spreken een paar woorden Engelsch en allen verstaan de taal van klinkende munt. Eén man kon gebrekkig Engelsch spreken. Op mijn vraag hoe oud hij was gaf hij ten antwoord: “Dat weet ik niet, ’t mag zijn 40; ’t mag zijn meer”. Werken deed hij niet, de vrouwen zochten het voedsel in de bosschen en bereidden het, maakten mandjes en andere snuisterijen die zij aan de voorbijtrekkende reizigers trachten te verkoopen, en daarvan kunnen zij aan al hun levensbehoeften voldoen. Op sommige plaatsen zag ik de Indiaansche vrouwen, die door haar bontgekleurde kleeding reeds op een afstand te herkennen zijn, met zwaar beladen manden op den rug bergafwaarts komen, soms met een zuigeling nog bovendien belast, terwijl de mannen, pijpjes rookend, ledig daarnaast slenterden.
Gaat de vermenschelijking van deze natuurmenschen nog een graad verder, dan beginnen de mannen te werken; in den regel worden zij dan houthakkers; de vrouwen gaan dan luieren. In dit stadium van menschwording heeft whiskey de grootste aantrekkingskracht. Wel is waar bestaat er in heel Amerika een wet, waarbij het verboden is sterken drank aan Indianen te verkoopen, maar ook in dit “land van onbegrensde mogelijkheden”, zooals het door Goldberger genoemd is, schijnen de wetten er te zijn om ontdoken te worden. De Indianen weten ten minste overal aan whiskey, wat zij black-water noemen, te komen en maken er ruimschoots gebruik van. Ontmoet men een dronken Indiaan, dan kan men zeker zijn ’t hoogst geciviliceerde specimen vóór zich te zien.
Het speet mij dat het langzamerhand avond geworden was en ik mij te bed moest begeven. Hoe vreemd het voor ons, Europeanen, ook is om in een compartiment, waarin voor minstens 24 medereizigers, mannen zoowel als vrouwen, de bedden gespreid worden, zich ter ruste te begeven, men gewent daaraan spoedig en het duurt niet lang of men slaapt er en droomt er even kalm als in een bed in moeder’s woning. Een groote gerustheid is het dat alles er door en door zindelijk is; het bed wordt elken avond van helder, schoon linnen voorzien en de bediende van zoo’n wagon ziet er altijd even zindelijk uit. In de toiletkamers, – een voor mannen en een voor vrouwen – heerscht inderdaad groote luxe. De koud- en warmwatertoevoer, de vernikkelde waschbassins, toiletspiegels ten voeten uit, een paar dozijn handdoeken, maken ’t mogelijk, dat men zich ’s ochtends even frisch kan wasschen en even goed kan kleeden als in het beste hôtel.
Den geheelen nacht was de trein nog gestegen, het verwonderde mij dus niet bij het ontwaken in een hooge bergstreek te zijn, waar de temperatuur eenige tientallen graden lager was dan waarbij ik mij den vorigen avond ter ruste had begeven. Spoedig was ik gekleed en na het ontbijt, in de uitstekende dining-cars, bevonden wij ons bijna plotseling rondom in de eeuwige sneeuwbergen. Gedurende ruim twee uren gaat de tocht door de Sierra Nevada. Alles lag onder de versch gevallen sneeuw. Het groen der boomen was nog even door de sneeuw zichtbaar. Hield de trein een oogenblik stil, dan vlogen spoedig eenige jongelui den wagon uit om elkaar een paar sneeuwballen om de ooren te gooien. Een aardige kleine deern van 12 à 14 jaar was daarbij steeds de eerste.
Al te spoedig gingen de uren voorbij in deze schilderachtige omgeving. Was de stijging tot op een hoogte van bijna 8000 voet langzaam en geleidelijk gegaan, de daling ging verrassend snel. Nog geen uur geleden verlustigde ik mij in een heerlijk wintergezicht en reeds begonnen bosch en tuinen er uit te zien als waren wij in het midden van den zomer. Groen en bloemen overal. Eerst hier en daar een enkele oranjeboom vol vruchten, weldra geheele oranjerieën en wijngaarden en overvloed van allerlei tropische planten. Jongens en meisjes met mandjes vol prachtig fruit verdringen zich bij elk station om deze den reizigers voor tien (Amerikaansche) centen aan te bieden. Als men het niet reeds wist, dan zou men het hierdoor weten, dat wij ons binnen de grenzen van het heerlijke Californië bevinden.
Het begon reeds te schemeren toen ik in Sacramento, de hoofdstad van Californië, aankwam en liever wilde ik daar een nacht overblijven dan het verdere van de reis tot San Francisco in duisternis door te reizen. Dat nachtje overblijven is tot een paar dagen aangegroeid, want het bleek mij al spoedig, dat Sacramento een langer verblijf overwaard was. Het is niet alleen het klimaat, dat Californië van de andere Staten van Amerika onderscheidt; het is of de altijd schijnende zon niet enkel de plantenwereld bezielt tot een opgewekt leven, maar ook dat de menschen dien invloed ondervinden. In Sacramento, het stadje van ongeveer 30.000 inwoners, heerschen eene drukte en levendigheid als in een wereldstad. ’s Avonds drie of meer theatervoorstellingen, alle met volle zalen, het Leger des Heils met trom en gezang in de straten, hier en daar bijbellezingen en kerkgezang met open deuren, groote winkels en magazijnen, zoo groot bijna als ’t “Louvre” in Parijs, en daarbij onophoudelijk voorbijrollende electrische trams, doen vergeten, dat men zich in zoo’n klein stadje bevindt.