Kitabı oku: «Alles op alles », sayfa 16
Hoofdstuk 42
23:17 uur
Fairfax County, Virginia – een buitenwijk van Washington DC
“Hoi, dit is Becca. Ik kan nu even niet opnemen maar laat een berichtje achter na de piep, dan bel ik zo snel mogelijk terug.”
Luke hing op. Het had geen zin om een berichtje achter te laten.
Hij was naar beneden gegaan. Het huis had een deels ondergrondse kelder. Het kwam uit aan de voet van de heuvel, tussen zijn huis en het huis van zijn buurman. De kelderdeur was een zwakke plek en om die reden ging Luke ernaartoe. Luke bukte bij de deur, in het donker, en staarde naar het huis van zijn buurman. Het bracht hem op een idee.
De vraag was: waagde hij het echt uit te voeren?
Zijn hele carrière had hij alles gedaan om Becca en Gunner te beschermen van de realiteit van zijn werk. Becca wist wat hij voor werk deed, maar ze wist niet wat dat werk inhield. Gunner, op zijn eigen manier, wist het eigenlijk beter. Hij dacht dat zijn pappa James Bond was.
Luke kreunde. Hij zag, in een flits van inzicht, dat hij degene was die het niet begrepen had. Al die jaren had hij zijn leven in verschillende hokjes gestopt; privéleven in één, werk in een ander. Als een goede agent hield hij alles netjes gescheiden. Dat is wat hij geleerd had. Enerzijds had je het werk en alles wat daarbij hoorde. De geheimen die je van je geheugen moest wissen. De mensen die je ontmoette, arresteerde of doodde. Anderzijds had je het echte leven met familie en vrienden. Die twee hield je zo ver mogelijk uit elkaar.
Maar het was een leugen. Het werk was gevaarlijk en smerig. Luke had regelmatig te maken met de slechtste mensen op aarde. Zij maakten geen onderscheid tussen werk en privéleven. Voor hen was het allemaal hetzelfde. In liefde en oorlog is alles geoorloofd. Hoe had hij dat tot nu toe kunnen missen? Of wist hij het ergens wel maar wilde hij het niet zien?
Hij dacht een vreselijke gedachte, iets waar hij eigenlijk niet aan wilde denken. Maar hij wist hoe het eraantoe ging. Mensen die ontvoerd waren, werden meestal vermoord. Ze laten gaan was te risicovol. Ze wisten teveel. Ze hadden teveel gezien. Het was gemakkelijker en verstandiger om ze gewoon te vermoorden.
Deze branche zat vol met mensen die anderen vermoorden als broodwinning. Voor hen was het gewoon werk dat gedaan moest worden. Ze konden iemand in de ochtend vermoorden en daarna een tien-dollar-lunch eten in Applebee.
Luke beet op zijn tong om een schreeuw te onderdrukken. Plotseling barstte hij in tranen uit, tot zijn grote verrassing. Maar het deed pijn, ongelooflijk veel pijn en dit was nog maar het begin. Hij wist het. Hij wist dat het nog veel erger zou worden. Hij had het al zo vaak gezien. Onschuldige mensen abrupt uit dit leven gerukt. De overlevenden werden een schaduw, leeg, levend en dood tegelijkertijd. Zijn lichaam werd geteisterd door snikken.
Zijn mobieltje piepte. Hij keek op het schermpje en hoopte dat het Becca was. Maar het was Becca niet, het was David Delliger.
Ik wil je ontmoeten. Annapolis?
Oké. Luke nam een beslissing.
Tegenover de kelderdeur bevond zich het huis van buurman Mort. Mort was een grappige kerel, midden vijftig, alleenstaand. Hij was een lobbyist voor de casino-industrie. Niet de gevestigde gokindustrie van Las Vegas. Maar de bizarre casino-industrie, met gokautomaten in oude vervallen hippodromen en verlaten rivierboten die voor anker liggen in kunstmatig aangelegde meren in the middle of Nowhere, Indiana.
Mort was in Washington gestationeerd maar het merendeel van zijn tijd vloog hij het land rond om wetgevers te vleien. Hij was niet vaak thuis.
Zoals deze avond. Luke wist altijd wanneer Mort op reis was door de automatische timers op zijn verlichting. Het was elke avond hetzelfde. Niet erg afschrikwekkend voor inbrekers maar het stelde Mort gerust. Dat was het belangrijkste voor een man als Mort.
Mort was rijk. Hij was zo rijk dat hij vorig jaar zijn huis had laten uitbouwen. De uitbouw was groot en schreeuwlelijk. Het was een post-moderne tumor, een mengeling van verschillende architectonische stijlen dat uit de zijkant van Mort’s statige, koloniale huis groeide. En het stond slechts een paar centimeter van Luke’s grondstuk verwijderd. Luke mocht Mort echt, maar deze uitbouw was aanstootgevend. Het liep de spuigaten uit.
Mort was niet thuis.
Luke zat gebukt en duwde de kelderdeur half open. Morts huis was dichtbij, een steenworp afstand. Luke trok de pin uit een handgranaat en gooide het de kleine helling af, richting het huis van Mort. De granaat stuiterde twee keer en landde perfect tegen de muur van het huis.
Luke gooide zichzelf naar achteren op de grond.
BOEM!
De flits van het licht en het geluid van de explosie doorbrak de stilte van de avond. Na een paar seconden stond Luke op en kroop weer naar de deur. De granaat had een groot gat in de zijkant van Morts huis gemaakt. Een kleine brand was uitgebroken aan de rand van het gat. Luke deed de de deur dit keer wijd open. Hij liep naar buiten en gokte erop dat er geen scherpschutters waren. Hij trok de pin uit een tweede granaat en gooide het als een honkbal door het midden van het brandende gat. Hij rende terug naar binnen.
Het licht was anders dit keer en het geluid gedempt. Luke keek ernaar. De hele zijkant van Morts uitbouw was ingestort. Op het gazon tussen de twee huizen lag overal puin. De brand begon zich nu snel te verspreiden. Wanneer de meubels, paperassen, vloerkleden en andere rommel eenmaal in brand zouden staan, dan zou het lekker warm worden.
Nog eentje? Oké. Nog eentje zou het mooi afronden. Luke stapte naar buiten en gooide de laatste granaat in het brandende huis. In de verte hoorde hij al sirenes steeds dichterbij komen. De politie, brandweer, ambulances, over een paar minuten zouden ze allemaal hier zijn. Ook zouden alle buren zometeen naar buiten komen in hun ochtendjas en pantoffels om vanaf hun gazon te kijken wat er gebeurd was. De buurt zou een groot spektakel zijn. Met zoveel toeschouwers zou het moeilijk zijn om iemand te laten verdwijnen.
Luke ging terug naar boven terwijl de laatste explosie het huis van Mort liet schudden. Hij keek door het raam naar buiten. Gloeiende sintels vlogen door de lucht, zwarte rook slingerde omhoog naar de hemel tegen een roodoranje gloed.
De twee donkere patrouilleauto’s reden stilletjes weg. Het busje was al weg. Het was tijd voor Luke om ook te gaan. Hij keek nog even naar het brandende huis en schudde zijn hoofd.
“Sorry, Mort.”
Hoofdstuk 43
23:19 uur
Queen Anne’s County, Maryland – oostkust Chesapeake Bay
De grote man was uitgeschakeld. Hij kronkelde op de grond van de pijn. Die stond niet meer op. Becca pakte Gunners hand. Ze bracht hem naar het raam en duwde het raamhor eruit. Het viel met veel lawaai op het dak. Achter haar hoorde ze zware voetstappen de trap opkomen. Ze ging op haar hurken voor Gunner zitten. “Schatje, klim uit het raam, ren naar de andere kant, voorzichtig, en glij langs de regenpijp naar beneden. Net zoals we doen bij een brandoefening, goed? Ik kom achter je aan. Als je beneden bent dan moet je zo snel mogelijk wegrennen. Ren zo snel als je kunt naar het huis van de familie Thompson. Oké?”
Ze dacht aan de Thompsons, een oud stel dat minstens vijfentachtig moesten zijn.
“Wie was die man, mam?”
“Ik weet het niet. Het maakt niet uit. Nu eruit!”
Gunner klom met zijn hoofd naar voren het raam uit, sprong op en rende.
Nu was het haar beurt. Ze keek naar de deur en zag twee mannen de kamer binnenstormen en naar haar toe rennen. Ze dook door het raam, maar het lukte een van de mannen haar been te pakken. Ze was bijna helemaal uit het raam, maar de mannen pakten haar benen en begonnen haar terug te trekken.
Ze schopte als een gek, zo hard als ze kon. Ze hoorde zichzelf geluiden maken. “Aahh! Argh!” Ze schopte zich los en rolde achterwaarts. Nu was ze op het schuine dak. Een seconde later dook een van de mannen door het raam. Hij kwam op haar terecht waardoor ze naar de rand van het dak rolden. Hij probeerde haar te vast te pinnen, maar ze krabde en kraste in zijn ogen. Hij rolde van haar af om te ontsnappen, maar hij rolde te ver en viel over de dakrand heen. Ze hoorde hem met een doffe plof op de betonnen oprit vallen.
Ze sprong op en begon te rennen. De andere man klom nu ook het dak op. Voor haar was Gunner al bij de regenpijp. Hij zat aan de rand van het dak, zijn benen bengelden in de lucht, hij greep de pijp, duwde zichzelf het dak af naar links en verdween.
Becca was nu ook bij de rand aangekomen.
Gunner gleed langs de regenpijp naar beneden en landde op z’n billen in het gras en viel achterover. Een seconde lang lag hij stil op de grond.
“Opstaan Gunner! Ren!”
Hij trok zichzelf op en rende de heuvel af richting het huis van de Thompsons.
Becca keek achter zich. De man kwam dichterbij. Achter hem was er nog een man die bezig was het raam uit te klimmen. Beneden en links van haar zag ze mannen om de hoek van het huis naar haar toe rennen.
Er was geen tijd om langs de regenpijp naar beneden te glijden. Ze draaide zich om en sprong.
Ze viel hard op de grond en voelde een scherpe steek in haar enkel. Ze maakte een salto voorover en kwam overeind. Hinkend rende ze zo snel mogelijk weg. Bij iedere stap schoot een pijnscheut door haar been. Ze rende door. Voor haar rende Gunner, zijn armen en benen gingen hard op en neer. Ze begon dichterbij te komen.
“Ren, Gunner!” Schreeuwde ze. “Ren!”
Achter haar hoorde ze de bonkende voetstappen van de mannen. Ze hoorde hun zware ademhaling. Ze rende en rende. Ze zag hun lange schaduwen in het gras voor haar. Ze kwamen steeds dichterbij totdat ze haar hadden ingehaald. Armen probeerden haar vast te pakken. Ze sloeg ze van zich af.
“Nee!”
Een man dook op haar. Ze voelde het gewicht van zijn lichaam. Ze vielen op de grond en gleden over het gras. Ze vocht zo hard als ze kon, krabbend en klauwend. Toen kwam er nog een man en toen nog eentje. Ze hielden haar op de grond vast.
Twee mannen renden voorbij achter de jongen aan.
“Ren!” gilde ze. “Ren!”
Ze stak haar hals uit om te kunnen zien wat er gebeurde. Ongeveer honderd meter voor hen was Gunner bijna bij het huis van de Thompsons. Er gingen lichten aan in het huis. Het licht op de veranda floepte ook aan. Gunner stampte de trap op terwijl de deur openging.
De twee mannen waren vlak achter Gunner. Ze stopten met rennen en liepen naar de veranda. Zachtjes liepen ze de trap op.
Becca kon meneer en mevrouw Thompson in de deuropening zien staan, omgeven door het licht. Plotseling was er een lichtflits, toen nog een. Flitsen van de loop van een pistool maar ze kon geen geluid horen. Ze was zo dichtbij maar toch hoorde ze de pistolen niet.
Meneer en mevrouw Thompson vielen op de vloer. Er was nog een flits en toen nog een, ze maakten het werk af.
“Oh nee,” zei Becca.
De mannen kwamen terug gelopen met Gunner in het midden, ieder hield een pols vast. Er lag een man boven op haar met een stoppelbaard en zijn adem stonk naar koffie.
“Zag je dat?” zei hij. “Zag je dat? Dat is jouw schuld, niet die van ons. Als je rustig met ons was meegegaan dan was dit nooit gebeurd.”
Becca kon niets meer doen, ze spuugde in zijn gezicht.
Hoofdstuk 44
23:27 uur
Mount Weather Emergency Operations Center – Bluemont, Virginia
Chuck Berg zweefde urenlang tussen bewustzijn en bewusteloosheid totdat een nieuwe explosie hem wakker schrok. Het was een dof geluid net als een donder die in de verte rommelt. De explosie veroorzaakte een luchtdrukverschil, als een golf in de oceaan. Het leek alsof hij lange tijd onder water zwom, totdat hij de oppervlakte bereikte.
Hij brak erdoorheen en opende zijn ogen. Chuck was zevenendertig jaar oud en werkte al bijna twaalf jaar voor de Geheime Dienst. Twee ervan achter een bureau en negen ervan als deel van een elite veiligheidsteam. Zes maanden geleden kreeg hij de kans van zijn leven, een baan als bodyguard van de vice-president. Maar op dit moment had het zijn charme verloren.
Chuck probeerde zich te herinneren wat er gebeurd was. Ze waren uit de lift gekomen en liepen door de nauwe gang naar de TV-studio. Ze liepen snel want ze waren een paar minuten te laat. Hij liep achter de vice-president. Twee mannen, Smith en Erickson, liepen voorop.
Plotseling explodeerde de stalen deur van de studio van binnenuit in hun richting. Erickson stierf onmiddellijk. Smith draaide zich om en probeerde terug de gang in te komen. Chucks gezicht werd verlicht door de vlammen die door de verwoeste deur barstten. Hij zag een schaduw door de feloranje en gele vlammen wankelen. Het was Smith, brandend als een fakkel. Hij schreeuwde heel even en viel toen dood neer. Berg stelde zich voor hoe Smith de vlammen had ingeademd. De vlammen hadden zijn keel verbrand en de schreeuw verstikt voordat het begonnen was.
Chuck had zich boven op de vice-president gegooid en op de grond. Hij hield haar vast op de vloer. Toen vulde een enorme schokgolf de gang. Het hele complex leek te schudden. Het hoofd van Berg werd door iets geraakt. Hij herinnerde zich wat hij op dat moment dacht: Oké, ik ben dood. Oké.
Maar hij was niet dood. Hij was nog steeds in de gang, die nu pikdonker was, en lag nog steeds bovenop de vice-president. Zijn hoofd deed erg veel pijn. Hij wreef met zijn hand over zijn schedel en vond een grote snee vol kleverig, opgedroogd bloed. Als hij een gebroken schedel had dan zou de pijn erger worden als hij erop drukte, maar dat was niet het geval.
Hij leefde nog en hij leek nog te functioneren. Dat betekende dat hij aan de slag moest.
“Mevrouw Hopkins?” zei hij. Ze was heel erg klein, vooral in vergelijking met hemzelf. Het was vreemd om boven op haar te liggen.
“Mevrouw, bent u er nog?”
“Noem me alstublieft Susan,” kwam haar veerkrachtige stem. “Ik haat al dat mevrouw-gezeur.”
“Bent u gewond?”
“Ik heb pijn,” zei ze. “Maar ik weet niet hoe erg het is.”
“Kunt u uw armen en benen bewegen?”
Ze kronkelde onder hem. “Ja, maar mijn rechterarm doet heel veel pijn.” Haar stem beefde. “De huid op mijn gezicht doet pijn. Ik denk dat het verbrand is.”
Chuck knikte. “Oké.” Hij vatte het voor zichzelf samen. Ze kon haar ledematen bewegen, dus er waren geen belangrijke zenuwen beschadigd. Ze hadden al een lange tijd op de vloer gelegen, dus als ze inwendige verwondingen of ernstige brandwonden had gehad dan was ze allang gestorven. Dus haar verwondingen, ook al waren ze pijnlijk, waren waarschijnlijk niet levensbedreigend.
“Mevrouw, we gaan kijken of u kan staan maar nu nog niet. Ik zal eerst wegkruipen om iets te proberen te halen en kom dan meteen terug. Ik wil dat u doodstil blijft liggen. Ik wil dat u op deze plek blijft en in deze positie. Het is donker en ik moet weten dat u hier blijft. Heeft u mij begrepen? Zeg ja of nee.”
“Ja,” zei ze met een kleine meisjesstem. “Ik begrijp het.”
Hij liet haar achter en bewoog als een slang over de vloer. Hij had gezien dat direct tegenover de liftdeuren, in een glazen kastje, een overlevingskit hing. Als dat gedeelte van de gang nog intact was, dan kon hij aan de slag gaan. Hij kroop voorzichtig door de gang, alles aftastend met zijn handen. Het was de enige manier om scherpe kanten of mogelijke valkuilen te ontdekken. Overal lag puin op de vloer. Hij voelde zijn weg langs de muur. Na een tijdje voelde zijn hand een gleuf in de muur; hij was aangekomen bij de liftdeur.
Chuck ging op zijn knieën zitten. Een meter boven de grond was de lucht een dikke rokerige walm. Hij dook terug naar de vloer.
“Mevrouw Hopkins?” riep hij. “Bent u er nog?”
“Ik ben er. Alles is goed.”
“Blijf op de vloer liggen, alstublieft. Sta om geen enkele reden op, goed?”
“Oké.”
Chuck nam een diepe ademteug en stond op. Zijn knieën kraakten bij het opstaan. Zijn handen bewogen langs de muur totdat ze het glazen kastje vonden. Hij had geen idee hoe hij het kon openen dus hij gaf er een harde klap ertegenaan. Het was splintervrij glas en het brak direct. Het kastje was diep. Zijn handen voelden in het rond, hij voelde bekende vormen. In het kastje lagen gasmaskers, die had hij nodig. Er lag ook een pistool, op dit moment niet nuttig. En hij vond een zaklamp die tegen de muur vastgebonden was. Hij maakte het los en pakte de zaklamp eruit. Hij klikte hem aan en hij werkte.
Oh mijn god. Licht.
Nu kon hij snel te werk gaan, hij vond water en een stapel kant-en-klaar maaltijden. Een EHBO-trommel. Een bijl en een multitool. Hij liet zich weer vallen net voordat hij buiten adem was.
Hij leunde tegen de muur. Ze leefden nog, ze hadden de meest noodzakelijke spullen. Het ging steeds ietsje beter en het werd tijd om over de volgende stap na te denken. Er was een aanslag op het gebouw gepleegd. Het was een extra beveiligd gebouw, bestand tegen raketten en bommen. Dat betekende dat deze aanval van binnen kwam. En dat betekende weer dat Chuck een weg naar buiten moest vinden.
Maar…
Hij moest voorzichtig zijn. Hij dacht aan de tijd dat hij voor het eerst veldwerk ging doen als agent, bijna tien jaar geleden. Hij werd toen bij een ouwe rot in het vak gezet, Walt Brenna. Walt zou bijna met pensioen gaan en het was een vreemde vogel. De andere agenten vonden hem een zuurpruim en raadden Chuck aan om niet naar hem te luisteren. Maar Chuck en Walt brachten veel tijd met elkaar door. En sommige dagen was er niet veel te doen, op die dagen luisterde hij naar Walt.
Walt was bezeten van een concept wat hij “Wit op Wit” noemde.
“Ze proberen je wijs te maken dat dit werk bedoeld is om uit te kijken voor islamitische terroristen of Russische huurmoordenaars of wie dan ook,” zei Walt altijd. “Maar in werkelijkheid hebben deze mannen geen kans om dicht bij de president van de Verenigde Staten te komen. Denk eens na. De enige taak die wij hebben is het neutraliseren van een Wit op Wit-aanval.”
Chuck Berg nam het gebrabbel van Walt altijd met een enorme korrel zout. Maar door de jaren heen, dacht hij er soms aan. Volgens Walt was een Wit op Wit-aanval een interne aanval. De overheid valt zichzelf aan. De liquidaties van de Kennedys waren voorbeelden. Ook de poging tot moord op Ronald Reagan in 1981 was een voorbeeld.
Walt Brenna over Reagan: “De vice-president, eerste in lijn van opvolging, is de voormalige directeur van de CIA. De vader van de man die de president probeert te vermoorden, is hoofd van de hulporganisatie World Vision, een dekmantel van de CIA. De familie van de vice-president is bevriend met de familie van de vermeende moordenaar. De broer van de vice-president en de broer van de moordenaar zouden gaan lunchen op het moment dat de moord gepland was. Je hoort hier niets van in de kranten. Er wordt geen onderzoek gedaan. Waarom? Omdat de moordenaar een gek is en dat het enige is wat we hoeven te weten? Nee, omdat Wit op Wit een geaccepteerd onderdeel is van het hele spel. Het is hun taak om het te proberen, het is onze taak om het te stoppen. Aanval en verdediging, dat is alles.”
Door de jaren heen heeft Chuck gemerkt dat Walt niet de enige was binnen de Geheime Dienst die zo dacht. Niemand sprak er open over, maar hij had het gefluister gehoord. Hoe kon je Wit op Wit identificeren? Hoe zou het eruit zien?
Chuck knikte en dacht, dit is hoe het eruit ziet. Een bom die afging binnen in een beveiligd gebouw, slechts enkele uren na een aanslag op het Witte Huis. De explosies in het Witte Huis kwamen ook van binnenuit, of in ieder geval de meeste. Buitenstaanders hadden deze bommen nooit kunnen planten, zeker niet op beide plaatsen. De enigen die het hadden kunnen doen was het leger, de inlichtingendienst of de Geheime Dienst zelf.
Met behulp van het licht van de zaklamp, liep hij gebukt snel terug naar de vice-president. Ze had zich niet bewogen.
“Mevrouw? U mag nu gaan zitten, als het u lukt. Ik heb eten, water en een EHBO-trommel. We zullen deze gasmaskers moeten dragen als we naar buiten gaan en ik zal u laten zien hoe. Het zal eerst zwaar en beklemmend aanvoelen maar ik beloof u dat u eraan gewend raakt.”
Ze ging langzaam rechtop zitten. Ze kermde van de pijn in haar arm. De huid op haar gezicht was op verscheidene plekken losgekomen. Berg meende dat de brandwonden er oppervlakkig uitzagen en misschien hield ze er littekens aan over of een verkleurde huid op die plekken. Maar als dat het ergste was wat haar overkomen was, dan zou hij zeggen dat ze geluk heeft gehad.
“Zullen we iemand proberen te bellen?” vroeg ze.
Hij schudde zijn hoofd. “Nee, we kunnen niemand bellen. We weten niet wie de vijand is. We zullen zolang in het geheim te werk gaan.”
Ze dacht er even over na. “Goed.”
“De weg naar buiten kan moeilijk zijn,” zei Chuck. “We zullen moeten klimmen, het kan eng zijn en pijnvol. Dus ik wil dat u iets voor me doet. Probeer uw overlevingsinstinct naar boven te halen diep in uzelf. Wees zo sterk mogelijk. Vind die persoon in uzelf. Ik weet dat ze zich daarbinnen bevindt. Kunt u haar vinden?”
De vrouw keek hem aan en plotseling werden haar ogen hard. “Geen probleem, ik heb in de mode-industrie gewerkt, omgeven door haaien, toen ik nog een jong meisje was. Ik woonde op mijn zestiende al in New York, Parijs en Milaan, alleen. Ik ben sterk, ik kan dit aan.”
Chuck knikte. Dat was precies wat hij wilde horen.