Kitabı oku: «Slaaf, Krijger, Koningin », sayfa 4
HOOFDSTUK VIJF
Ceres rende door de straten tot ze voelde dat haar benen haar niet langer konden dragen, tot haar longen zo hard brandden dat ze dacht dat ze zouden barsten, en tot ze zeker wist dat de slavendrijver haar nooit zou vinden.
Uiteindelijk stortte ze in op de grond in een achterafsteegje, tussen afval en ratten. Ze sloeg haar armen om haar benen heen en de tranen stroomden over haar verhitte wangen. Nu haar vader weg was en haar moeder haar wilde verkopen, had ze niemand meer. Als ze op straat bleef en in de steegjes sliep, zou ze uiteindelijk sterven van de honger of doodvriezen als de winter kwam. Misschien zou dat wel het beste zijn.
Ze bleef daar urenlang zitten huilen, haar ogen opgezwollen, haar geest vertroebeld door wanhoop. Waar moest ze nu heen? Hoe moest ze geld verdienen om te overleven?
De zon stond al laag aan de hemel toen ze uiteindelijk besloot om terug naar huis te gaan, de schuur in te sluipen, de paar zwaarden mee te nemen die er nog lagen, en ze aan het paleis te verkopen. Ze verwachtten haar vandaag toch al. Op die manier zou ze ten minste voor een paar dagen geld hebben, tot ze een beter plan had bedacht.
Ze zou ook het zwaard meenemen dat haar vader haar had gegeven, en ze onder de vloerplanken had verstopt. Maar dat zou ze niet verkopen, nee. Ze zou haar vaders geschenk niet opgeven tot ze de dood in de ogen keek.
Ze rende naar huis, op haar hoede voor bekende gezichten of de wagen van de slavendrijver. Toen ze de laatste heuvel bereikte sloop ze achter de rij huizen het veld in, haar schoenen knarsend over de uitgedroogde aarde, haar ogen op zoek naar haar moeder.
Ze voelde een steek van schuldgevoel toen ze zich herinnerde hoe ze haar moeder had geslagen. Ze had haar nooit pijn willen doen, zelfs niet na hoe wreed haar moeder was geweest. Zelfs niet nu haar hart gebroken en niet meer te lijmen was.
Ze kwam bij de achterkant van hun schuur en tuurde door een spleet in de muur. Ze zag dat de schuur verlaten was, stapte de schemerige ruimte in en verzamelde de zwaarden. Maar net toen ze op het punt stond om de vloerplank op te tillen waar ze het zwaard had verborgen, hoorde ze stemmen buiten.
Toen ze opstond en door een klein gat in de muur tuurde, zag ze tot haar afschuw haar moeder en Sartes naar de schuur toe lopen. Haar moeder had een blauw oog en een blauwe plek op haar wang. Nu ze zag dat haar moeder levend en wel was, deed de wetenschap dat zij verantwoordelijk was voor die blauwe plek Ceres bijna glimlachen. Terwijl ze dacht aan hoe haar moeder haar had willen verkopen, welde de woede weer in haar op.
“Als ik je erop betrap dat je voedsel voor Ceres mee naar buiten smokkelt, krijg je er van langs, begrijp je me?” beet haar moeder terwijl zij en Sartes langs haar grootmoeders boom liepen.
Toen Sartes geen antwoord gaf, sloeg haar moeder hem in zijn gezicht.
“Begrijp je me, jongen?” zei ze.
“Ja,” zei Sartes. Hij keek naar beneden, een traan in zijn oog.
“En als je haar ooit ziet, breng haar dan thuis zodat ik haar een afranseling kan geven die ze nooit meer vergeet.”
Ze begonnen weer naar de schuur te lopen, en Ceres’ hart begon hevig te kloppen. Ze greep de zwaarden en schoot zo snel en stil als ze kon naar de achterdeur. Net toen ze naar buiten ging zwaaide de voordeur open, en ze leunde tegen de buitenmuur en luisterde. De wonden van de klauwen van de omnicat prikten in haar rug.
“Wie is daar?” zei haar moeder.
Ceres hield haar adem in en kneep haar ogen dicht.
“Ik weet dat je daar bent,” zei haar moeder, en ze wachtte. “Sartes, controleer de achterdeur. Hij staat open.”
Ceres drukte de zwaarden tegen haar borst. Ze hoorde Sartes’ voetstappen terwijl hij naar haar toe liep, en toen ging de deur krakend open.
Sartes’ ogen werden groot toen hij haar zag, en hij snakte naar adem.
“Is daar iemand?” vroeg haar moeder.
“Um… nee,” zei Sartes. Zijn ogen vulden zich met tranen terwijl hij in die van Ceres keek.
Ceres fluisterde een geruisloos “dank je,” en Sartes gebaarde met zijn hand dat ze moest gaan.
Ze knikte, en met een zwaar hart sloop ze terug het veld in, terwijl de achterdeur van de schuur werd dicht geslagen. Ze zou later wel voor haar zwaard terugkomen.
*
Ceres stopte bezweet bij de poorten van het paleis, uitgehongerd en uitgeput, de zwaarden in haar handen. De soldaten van het Rijk die op wacht stonden herkenden haar onmiddellijk als het meisje dat haar vaders zwaarden altijd afleverde, en lieten haar door zonder haar te ondervragen.
Ze haastte zich over de geplaveide binnenplaats richting naar het stenen huisje van de wapensmid achter één van de vier torens. Ze ging naar binnen.
Bij het aambeeld voor het knetterende vuur stond de wapensmid op een roodgloeiend mes te hameren, zijn kleding beschermd door een lederen schort. De bezorgde uitdrukking op zijn gezicht zorgde dat Ceres zich afvroeg wat er mis was. Als een joviale, energieke man van middelbare leeftijd maakte hij zich nauwelijks zorgen.
Zijn kale, bezweten hoofd begroette haar voor hij doorhad dat ze binnen was gekomen.
“Goedemorgen,” zei hij toen hij haar zag, en hij gebaarde dat ze de zwaarden op de werktafel kon leggen.
Ze liep door de hete, rokerige ruimte en legde ze neer, het metaal kletterend tegen het verbrande, gehavende houten oppervlak.
Hij schudde zijn hoofd, duidelijk verontrust.
“Wat is er?” vroeg ze.
Hij keek op met een bezorgde blik in zijn ogen.
“Van alle dagen om ziek te worden,” mompelde hij.
“Bartholomew?” vroeg ze. Ze zag dat de jonge wapenhouder van de krijgsheren niet aanwezig was, terwijl hij normaal gesproken verwoed bezig zou zijn geweest met het voorbereiden van de laatste paar wapens voor de training.
De wapensmid stopte met hameren en keek met een gekwelde uitdrukking op, zijn borstelige wenkbrauwen gekreukeld.
Hij schudde zijn hoofd.
“En nog wel op de sparring dag,” zei hij. “En niet zomaar een sparring dag.” Hij stak het mes in de gloeiende kolen in het vuur en veegde zijn druipende voorhoofd af met de mouw van zijn tuniek. “Vandaag sparren de aristocraten met de krijgsheren. De koning heeft twaalf aristocraten uitgekozen om voor de Killings te trainen. Drie van hen zullen uiteindelijk deelnemen.”
Ze begreep zijn bezorgdheid. Het was zijn verantwoordelijkheid om de wapenhouders van voorraad te voorzien, en als hem dat niet lukte stond zijn baan op het spel. Honderden wapensmeden zouden maar wat blij zijn om zijn plek in te nemen.
“De koning zal niet blij zijn als we een wapenhouder tekort komen,” zei ze.
Hij leunde op zijn forse dijbenen en schudde zijn hoofd. Op dat moment kwamen er twee soldaten van het Rijk binnen.
“We zijn hier om de wapens op te halen,” zei één van hen. Hij wierp Ceres een dreigende blik toe.
Hoewel het niet verboden was, wist ze dat er met minachting werd gekeken naar meisjes die werkzaam waren in de wapensmederij—het vakgebied van een man. Maar ze was gewend geraakt aan de sarcastische opmerkingen en hatelijke blikken die ze kreeg als ze bestellingen bij het paleis afleverde.
De wapensmid stond op en liep naar de drie houten emmers die gevuld waren met wapens, allemaal klaar voor de vechtpartijen.
“Hier is de rest van de wapens waar de koning voor vandaag om had verzocht,” zei de wapensmid tegen de soldaten van het Rijk.
“En de wapenhouder?” wilde de soldaat weten.
Net toen de wapensmid zijn mond opendeed om te spreken, kreeg Ceres een idee.
“Dat ben ik,” zei ze, terwijl de opwinding opwelde. “Ik ben vandaag de vervanger van Bartholomew, tot hij weer terug is.”
De soldaten van het Rijk keken haar even verbaasd aan.
Ceres drukte haar lippen op elkaar en deed een stap naar voren.
“Ik werk mijn hele leven al samen met mijn vader en met het paleis, ik maak zwaarden, schilden, en allerlei andere soorten wapens,” zei ze.
Ze wist niet waar haar moed vandaan kwam, maar ze stond met rechte rug voor de soldaten en staarde hen aan.
“Ceres…” zei de wapensmid, terwijl hij haar meelijdend aankeek.
“Probeer me maar,” zei ze vastberaden. Ze wilde dat ze haar op de proef zouden stellen. “Er is niemand die Bartholomews plaats kan innemen behalve ik. En als je vandaag een wapenhouder tekort komt, zou dat de koning dan niet kwaad maken?”
Ze wist het niet zeker, maar ze dacht dat de soldaten en de wapensmid bijna alles zouden doen om de koning tevreden te houden. Zeker vandaag.
De soldaten van het Rijk keken naar de wapensmid, en de wapensmid weer naar hen. De wapensmid dacht even na. En nog even. Toen knikte hij. Hij legde een overvloed aan wapens op de tafel, waarna hij naar haar gebaarde.
“Laat maar zien, Ceres,” zei de wapensmid met een glinstering in zijn ogen. “Jouw vader kennende heeft hij je waarschijnlijk alles geleerd wat je niet zou moeten weten.”
“En meer,” zei Ceres terwijl ze glimlachte van binnen.
Ze ging elk wapen langs en legde tot in detail uit waar ze voor gebruikt werden en wat de voordelen waren, hoe een wapen wellicht beter geschikt was voor bepaalde soorten gevechten dan anderen.
Toen ze klaar was, keken de soldaten van het Rijk naar de wapensmid.
“Ik geloof dat het beter is om een meisje als wapenhouder te hebben dan helemaal geen wapenhouder,” zei de wapensmid. “Laten we met de koning overleggen. Misschien staat hij het toe, gezien het feit dat er niemand anders is.”
Ceres was zo opgewonden dat ze bijna haar armen om de wapensmid heen gooide toen hij naar haar knikte. De soldaten leken nog altijd terughoudend, maar zonder een andere keus voor ogen, gingen ze akkoord.
Ze volgde de soldaten van het Rijk de achterdeur uit en liep het trainingsveld op. Ceres was gewend aan het geluid van kletterde zwaarden, grommende krijgsheren die aan het sparren waren, en de geur van zweet, leer en metaal die de lucht vulde. Maar wat nu anders was, waren de aristocraten die in het midden van het veld stonden te oefenen, gekleed in hun chique, gepoetste wapenrustingen. Ze zagen eruit alsof ze wel een lesje—of honderd—in de kunst van het zwaardvechten konden gebruiken. Ceres had niet het gevoel dat ze hier thuishoorden. Nee, ze walgde ervan om hen op het trainingsveld te zien. Alle heren, graven en hoogwaardigheidsbekleders keken toe terwijl ze aten van bergen met voedsel en dronken uit gouden kelken. Ze moesten terug naar hun overvloedige feesten, dacht ze. Niet moed en eer proberen te veinzen.
Eén van de aristocraten viel echter op tussen de rest: Thanos. Ze zag hem sparren, en bemerkte dat hij bewoog met snelheid, elegantie en behendigheid. Tot haar verrassing leek hij bijna net zo vaardig als Brennius; en hij droeg geen wapenrusting zoals de andere aristocraten. Ook zijn haar was anders dan dat van zijn leeftijdsgenoten; niet netjes en bijeengebonden in een lage paardenstaart, maar krullend, onhandelbare donker haar dat bij elke beweging in zijn gezicht viel.
Ceres fronste. Hij mocht dan het één en ander weten over vechten, maar hij was de meest arrogante van de aristocraten, en keek altijd neer op iets of iemand. Hij leek nooit ergens aan mee te willen doen.
De wachters leidden haar naar de troon, en toen de wapensmid Ceres aan de koning voorstelde als de invallende wapenhouder, pauzeerde de koning even. Hij grinnikte zachtjes terwijl hij zijn adviseurs blikken toewierp. Het beviel Ceres niet hoe hij naar haar keek, alsof ze een ergernis was waar hij vanaf wilde. Maar ineens veranderde de uitdrukking van de koning, en zijn ogen lichtten op alsof hij net het meest geweldige idee ooit had bedacht.
“Aangezien we niemand anders hebben, moet het maar zo zijn,” zei de koning tegen de wapensmid. “Ceres, jij assisteert Prins Thanos.”
De koning zei het op een toon die Ceres deed denken dat het een straf was, of een manier om Prins Thanos ten schande te maken, maar het kon haar niet schelen. Hoewel ze niet bijzonder gelukkig was dat ze Thanos’ wapenhouder moest zijn, was ze wel toegewezen, en nu kon ze haar vaardigheden in het koninklijk hof laten zien. Het was meer dan een meisje kon verwachten.
Ze boog naar de koning en wierp de wapensmid een blik toe terwijl ze langsliep. De wapensmid knikte, met een bijna trotse uitdrukking op zijn gezicht, en liep toen weer terug naar het huisje.
De soldaat van het Rijk escorteerde Ceres naar Thanos, die bij een tafel stond, en toen Thanos Ceres zag, werd de chagrijnige blik in zijn ogen nog intenser.
“Goed dan,” mompelde hij, starend naar zijn oom aan de andere kant van het veld, alsof er dolken uit zijn ogen schoten. De koning wierp Thanos een achterbakse grijns toe, wat voor Ceres de bevestiging was dat haar toewijzing aan Thanos inderdaad een soort straf was.
Thanos ging voor Ceres staan, en ze merkte op dat de hals van zijn shirt open was. Ze zag kleine krullende, donkere haartjes op zijn gespierde borstkas. Haar adem stokte even in haar keel. Hij keek haar aan, en toen hun ogen elkaar ontmoetten, vond ze zijn intense blik—irissen donkerder dan het zwartste roet. Toch intimideerde hij haar niet. Sterker nog, zijn bodemloze ogen trokken haar naar hem toe, en maakten het onmogelijk om weg te kijken.
Zodra hij het oogcontact verbrak, kon Ceres weer ademhalen en helder nadenken; weer nam ze zich voor om hem te laten zien dat ze wist wat ze deed.
“Ik denk dat ik je moet vertrouwen als de wapensmid zo goed over je spreekt,” zei Thanos terwijl ze de wapens één voor één op de houten tafel klaarlegde.
Ondanks het feit dat ze een meisje was, ondanks het feit dat Thanos ongetwijfeld slim genoeg was om te weten dat wat zijn oom had gedaan een soort van wrede grap was, verraste het haar dat hij haar het voordeel van de twijfel gaf.
“Ik zal mijn best doen, hoogheid,” zei ze, terwijl ze nog een zwaard op het hout legde.
Hij keek naar haar, en zijn smeulende ogen bestudeerden haar op een veel te intieme manier. Ze voelde zich ongemakkelijk.
“Er is hier geen noodzaak voor dergelijke formaliteiten. Thanos is goed,” zei hij.
Weer was ze verrast door zijn ongedwongen benadering. Had ze hem verkeerd beoordeeld? Was hij niet de arrogante, zelfingenomen, ondankbare jongeman die ze had gedacht dat hij was?
Zodra ze alle wapens had klaargelegd, nam een soldaat van het Rijk de regels van de strijd door. Eerst keken ze toe hoe een paar van de krijgsheren sparden, en toen was het de beurt aan de aristocraten. De soldaat van het Rijk riep Lucious naar voren, een blonde, gespierde, maar enigszins slungelige jonge man, die naar een krijgsheer toe liep. Thanos leunde voorover.
“Ik betwijfel dat Lucious het lang zal volhouden,” fluisterde hij.
“Waarom denk je dat?” vroeg Ceres. Ze vroeg zich af waarom hij zoiets zou zeggen tegen haar—een vreemde—over een lid van de koninklijke familie.
“Dat zie je wel.”
Er speelde een glimlachje om Thanos’ lippen, en Ceres vond het fijn hoe hij tegen haar praatte alsof ze zijn gelijke was.
Zelfs nog voor het gevecht begon wist Ceres dat Thanos gelijk had. Lucious’ voeten stonden te dicht bij elkaar, zijn grip om het heft van zijn zwaard was te slap, en zijn ogen waren niet gefocust. Het zou op zijn zachtst gezegd een vernedering zijn, om hem te zien verliezen tegen de krijger voor hem.
Bij de eerste botsing van zwaarden keek Ceres op. Ze hield haar blik op de bewolkte lucht gericht terwijl het gegrom en gekletter van zwaarden oprees. Het vechten ging een tijdje door, en Ceres vroeg zich af of ze Lucious wellicht te hard had beoordeeld. Hij hield het in ieder geval nog vol.
Maar toen Lucious een paar minuten na de start van het gevecht begin te schreeuwen en de toeschouwers begonnen te mompelen, kon ze niet anders dan haar ogen weer op het gevecht richten.
Lucious lag op de grond, het mes van zijn zwaard in zijn ene hand, het heft in zijn andere, en had al zijn kracht nodig om het zwaard van de krijgsheer bij zijn gezicht vandaan te houden. Bloed liep over zijn arm, en hij piepte, smekend om het einde van de ronde.
“Genoeg!” zei de koning, en de krijgsheer trok zich terug.
Lucious’ wapenhouder rende naar hem toe en stak zijn hand uit, maar Lucious sloeg hem weg.
“Ik kan zelf wel opstaan!” schreeuwde hij tussen zijn tanden door. Hij hijgde en vloekte.
Lucious hield zijn gewonde hand met de andere vast en rolde op zijn buik voor hij overeind krabbelde.
“Ik zei dat ik dit niet wilde doen!” schreeuwde hij naar de koning. “Kijk nu wat er is gebeurd! U heeft me ten schande gemaakt!”
Hij stormde over het veld en verdween door de gewelfde deuropening het paleis in. De meesten van de hoogwaardigheidsbekleders zwegen, maar sommigen van hen lachten.
“Altijd zoveel drama met Lucious,” zei Thanos terwijl hij met zijn ogen rolde.
“Nu is de beurt aan Thanos en Oedifus,” verkondigde een soldaat van het Rijk.
“Ben je klaar?” vroeg Thanos aan Ceres.
“Ja. Jij?” antwoordde ze.
Hij zweeg even en gaf haar een zijdelingse blik voor hij zei, “Altijd. Ik wil graag beginnen met de drietand en het schild.”
Ze overhandigde hem het schild, en nadat hij het aan zijn arm had bevestigd, gaf ze hem de drietand. Haar polsslag versnelde terwijl ze hem naar het midden van de oefenarena zag lopen. Ze hoopte dat hij zou winnen, maar bereidde zich voor op het zeer waarschijnlijke geval dat hij zou verliezen. Je won niet zomaar van een krijgsheer, en zeker niet met zo weinig training als Ceres veronderstelde dat deze aristocraten hadden gehad.
De krijgsheer was ongeveer net zo groot als Thanos, maar zijn spieren waren voller, bijna monsterlijk, observeerde Ceres. Zijn armen waren bedekt met littekens, zijn gezicht verminkt door oude wonden die onregelmatig waren genezen. Hij gromde naar Thanos nog voor het gevecht was begonnen.
Met Thanos’ eerste aanval kon Ceres zien dat hij een geweldige krijger was, en terwijl het gevecht zich voortzette kon de krijgsheer, hoe hard hij ook zijn best deed, niet bij hem in de buurt komen. Thanos ontweek hem razendsnel en viel aan als een ratelslang, maar bezat ook de kracht van een omnicat. Hij leek niet alleen de gedachten van zijn tegenstander te kunnen lezen, zijn voeten bewogen met het gemak van een getrainde danser.
Gedurende het hele gevecht was Thanos de krijgsheer steeds één stap voor, en de toeschouwers juichten van opwinding. Ceres vond de drietand een uitstekende keus voor hem, maar afgaande op de manier waarop hij bewoog, dacht ze dat een lang zwaard hem naar de overwinning zou brengen.
Ineens dook de krijgsheer en haalde hij één been in een circulaire beweging over het zand, waardoor hij Thanos’ voeten onder hem vandaag veegde en hij op zijn rug viel. Hij sprong weer overeind, maar zijn drietand lag een paar meter verderop.
Sneller dan ze kon nadenken griste Ceres het lange zwaard van de tafel en riep, “Thanos!”
Hij wierp een blik op haar en ze gooide het zwaard naar hem toe. Thanos ving het uit de lucht en verspilde geen seconde; hij ging met volle overgave op de krijgsheer af. De vonken spatten in het rond terwijl metaal tegen metaal sloeg. Ceres zag de spieren in Thanos’ gezicht en hals zich aanspannen, en ze kneep met ingehouden adem in haar vuisten.
De krijgsheer ging grommend en hijgend achteruit terwijl het speeksel uit zijn mond droop, maar Thanos trok zich niet terug. In plaats daarvan sloeg hij het zwaard van de krijgsheer uit zijn hand en duwde hem tegen de grond. Thanos ging boven op hem staan, met het punt van zijn zwaard op de hals van zijn tegenstander gericht.
Met wijd open ogen en een hart dat hevig tekeer ging juichte Ceres met de rest van de menigte mee.
Thanos keek met een stenen uitdrukking op naar de koning, en de koning kneep zijn ogen samen terwijl hij naar voren leunde en iets naar zijn adviseur rechts van hem fluisterde. Zijn oom knikte, en Thanos liet zijn zwaard zakken, waarna hij het veld verliep.
Hij liep naar haar toe met een blik van ontzag en verwondering in zijn ogen. Hij keek haar een aantal seconden aandachtig aan, hijgend. Toen sprak hij.
“Hoe wist je welk wapen je me moest geven?” vroeg hij terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde met een zakdoek.
“De manier waarop je bewoog,” zei ze. “Het leek me dat een lang zwaard wel bij je paste.”
Hij knikte, nog steeds hijgend, en bestudeerde haar.
Toen liep hij het trainingsveld over en ging hij het paleis in. Even wist Ceres niet wat ze moest maken van zijn vreemde gedrag en zijn gebrek aan verdere instructies. Moest ze blijven? Moest ze vertrekken? Ze besloot te wachten tot haar toestemming werd gegeven om te gaan.
Een paar minuten later, toen de volgende ronde al bezig was, kwam er een tussenpersoon naar haar toe.
“Voor u, mijn vrouwe,” zei hij, terwijl hij een buideltje omhoog hield. “Een voorschot van Prins Thanos. Als u het accepteert, bent u bij deze aangenomen als de nieuwe wapenhouder van de prins. Hij verzoekt u om morgen, een uur na zonsopkomst, hier terug te komen.”
Ceres stak haar hand uit. Nadat hij haar de buidel had overhandigd, deed ze hem open, en ze zag vijf goudstukken. In de eerste instantie was ze overspoeld door vreugde en niet in staat om te spreken. Maar toen de tussenpersoon haar weer vroeg of ze het wilde accepteren, zei ze ja.
“U bent vrij om te vertrekken, mijn vrouwe,” zei hij, en toen draaide hij zich om en liep hij terug het paleis in.
“Dank je,” zei ze, en ze besefte dat ze tegen niemand sprak. Ze wierp een bik op de oostelijke toren en zag Thanos vanaf het balkon naar haar kijken. Hij knikte naar haar en glimlachte, waarna hij weer naar binnen liep.
Met een licht hart rende ze het paleis uit, richting huis om haar zwaard op te halen. Ze was van plan om het geld stiekem aan haar broers te geven, zonder dat hun moeder erachter zou komen, en om afscheid van hen te nemen.
Eindelijk was ze gewenst.
Eindelijk had ze een thuis.