Kitabı oku: «Verloofd », sayfa 2

Yazı tipi:

HOOFDSTUK DRIE

Caitlin zat rechtop in de sarcofaag en staarde de man die voor haar stond aan. Ze wist dat ze hem van ergens herkende, maar kon niet plaatsen van waar. Ze staarde naar zijn grote, bruine, bezorgde ogen, zijn perfect gebeeldhouwde gezicht, zijn jukbeenderen, zijn zachte huid, zijn dik golvend haar. Hij was knap en ze kon voelen hoe erg hij met haar begaan was. Diep vanbinnen voelde ze dat dit iemand was die belangrijk voor haar was, maar ze kon zich helemaal niet meer herinneren wie het was.

Caitlin voelde iets nats in haar handpalm en keek naar beneden. Ze zag dat er een wolf zat die haar likte. Ze was verrast om te zien hoe goed het dier voor haar zorgde, alsof het haar altijd gekend had. Het had mooie witte pels, met een enkele grijze streep die door het midden van het hoofd en rug liep. Caitlin voelde aan dat ze dit dier ook kende en dat ze op een bepaald punt in haar leven, er een goede band mee gehad had.

Maar wat ze ook probeerde, ze kon het zich nu niet herinneren.

Ze keek rond in de kamer en probeerde haar omgeving in zich op te nemen. Ze hoopte dat dit haar geheugen op gang zou brengen. Langzaam werd de kamer het middelpunt van haar belangstelling. Het was er duister, alleen maar verlicht door een fakkel, en in de verte zag ze aanpalende kamers die gevuld waren met sarcofagen. De kamer had een laag, versterkt plafond en de stenen zagen er oud uit. Het zag eruit als een crypte. Ze vroeg zich af hoe ze hier gekomen was—en wie de mensen om haar heen waren. Ze voelde zich alsof ze wakker werd uit een eindeloze droom.

Caitlin sloot even de ogen en ademde diep. Terwijl ze dat deed, flitsten een heleboel herinneringen tegelijk door haar hoofd. Ze zag zichzelf in het Romeinse Colosseum staan, terwijl ze meerdere soldaten van zich afsloeg op de hete stoffige vloer. Ze zag zichzelf over een eiland in de rivier de Hudson vliegen en keek neer op een sprankelend kasteel. Ze zag zichzelf in Venetië op een gondel met een jongen die ze niet herkende, maar hij was wel knap. Ze zag zichzelf in Parijs, terwijl ze wandelde langs een rivier met een man die ze herkende als dezelfde man die nu tegenover haar zat. Ze probeerde zich te concentreren op dat beeld om het vast te houden. Misschien kon het haar helpen om dingen te herinneren.

Ze zag hen beiden opnieuw, deze keer in zijn kasteel, op het Franse platteland. Ze zag hen beiden paardrijden op het strand, en zag dan een valk, die over hen cirkelde en een brief afleverde.

Ze probeerde in te zoomen op zijn gezicht om zijn naam te herinneren. Het leek of het haar terug begon te dagen. Het was zo dichtbij. In haar geest kwamen steeds meer flitsen door en het was zo moeilijk om iets vast te houden. Leven na leven flitste aan haar voorbij in een eindeloze fotoshoot van beelden. Haar geheugen leek zich te herstellen.

"Caleb," zei een stem.

Caitlin opende haar ogen. Hij was dichtbij en leunde over haar. Hij reikte haar de hand en hield haar schouder vast.

"Mijn naam is Caleb. Van de Witte Coven. Herinner je je dat niet?"

Caitlin sloot haar ogen terug, omdat haar geest wakker geschud werd door zijn woorden, zijn stem. Caleb. De naam deed ergens in haar achterhoofd. Het voelde aan als een naam die belangrijk voor haar was.

Witte Coven. Dat deed ook een belletje rinkelen. Plotseling zag ze zichzelf in een stad waarvan ze wist dat het de stad New York was, in een klooster aan de noordelijke kant van het eiland. Ze zag zichzelf staan op een groot terras vanwaar ze uitkeek. Ze zag zichzelf ruzie maken met een vrouw die Sera heette.

"Caitlin," ze hoorde de stem terug, nadrukkelijker. "Herinner je je het niet?"

Caitlin. Ja. Dat was haar naam. Ze was er nu zeker van.

En Caleb. Ja. Hij was belangrijk voor haar. Hij was haar…vriend? Hij leek belangrijker dan dat. Verloofde? Echtgenoot?

Ze opende haar ogen en staarde hem aan, en het kwam stilaan allemaal terug. Ze vervulde zich met hoop, toen ze zich langzaam, alles begon te herinneren.

"Caleb," zei ze zachtjes terug

Zijn ogen vulden zich plots met hoop en werden vochtig. De wolf naast huilde en likte haar wang, alsof ze aangemoedigd werd. Ze keek haar aan en plotseling herinnerde ze zich haar naam.

"Rose,” zei ze en dan realiseerde ze zich dat het niet juist was. “Nee. Ruth. Je naam is Ruth."

Ruth leunde dichter tegen haar aan en likte haar gezicht. Caitlin kon haar glimlach niet onderdrukken en streelde haar kop. Caleb begon opgelucht te glimlachen.

"Ja. Ruth. En ik ben Caleb. En jij bent Caitlin. Weet je het nu?”

Ze knikte. "Het is allemaal aan het terugkomen," zei ze. "Je bent mijn …echtgenoot?"

Ze zag hoe zijn gezicht plotseling helemaal rood werd, alsof hij verlegen was, of beschaamd. En op dat moment herinnerde ze zich het. Nee. Ze waren niet getrouwd.

"We zijn niet getrouwd," zei hij verontschuldigend, "maar we zijn samen."

Ze voelde zich ook in verlegenheid gebracht omdat ze zich alles begon te herinneren. Het begon haar allemaal te dagen.

Plotseling herinnerde ze zich de sleutels. De sleutels van haar vader. Ze tastte naar beneden in haar zak en voelde dat ze daar zeker nog zaten. Ze tastte in een andere zak en vond daar een dagboek dat ook nog altijd daar zat. Ze was opgelucht.

Caleb stak een hand uit.

Ze nam ze aanen liet zich door hem uit de sarcofaag trekken.

Het voelde zo goed aan om op te staan, om haar pijnlijke spieren te strekken.

Caleb stak zijn hand uit en borstelde het haar uit haar gezicht. Zijn zachte vingers voelden zo goed aan terwijl haar slapen erdoor gestreeld werden.

"Ik ben zo blij dat je leeft," zei hij.

Hij omhelsde haar en knuffelde haar stevig. Ze knuffelde hem terug en terwijl ze dat deed, kwamen nog meer herinneringen terug. Ja, dit was de man van wie ze hield. De man die ze op een dag hoopte te huwen. Ze kon zijn liefde door haar heen voelen lopen en ze herinnerde zich dat ze samen terug in de tijd waren gereisd. De laatste keer waren ze in Parijs in Frankrijk geweest en ze had de tweede sleutel gevonden. Ze waren alle twee teruggestuurd in de tijd. Ze had gebeden dat ze deze keer samen zouden terugkomen. Terwijl ze hem steviger vasthield, besefte ze dat haar gebeden waarheid waren geworden.

Eindelijk waren ze deze keer samen.

HOOFDSTUK VIER

"Ik merk dat jullie elkaar hebben gevonden," zei een stem.

Caitlin en Caleb werden gestoord in het midden van hun omhelzing waarin ze met hun beiden gewikkeld zaten. Caitlin was geschrokken dat gelijk wie zo vlug tot bij hen kon sluipen, zeker omdat hun vampierzintuigen zo scherp waren.

Maar, toen ze terugstaarde naar de vrouw die voor hen stond, besefte ze waarom: deze vrouw was ook een vampier. Ze was helemaal gekleed in het wit en droeg een kap. De vrouw deed haar kin omhoog en staarde met priemende blauwe ogen terug. Caitlin werd gewaar dat de vrouw een gevoel van vrede en harmonie uitstraalde en ze stelde zich minder verdedigend op. Ze voelde dat Caleb ook rustiger werd.

De vrouw zette een brede glimlach op.

"We hebben een hele tijd op jou gewacht," zei ze met een vriendelijke stem.

"Waar zijn we?" vroeg Caitlin. “In welk jaar zijn we?"

De vrouw glimlachte alleen terug.

"Kom maar mee," zei ze, en ze draaide haar rug en ging terug door de lage, gebogen deuropening.

Caitlin en Caleb keken elkaar aan en volgden haar dan door het deurgat. Ruth ging met hen mee.

Ze wandelden door een stenen gang die draaide en keerde. Ze werden tot een smalle trap geleid die enkel door een fakkel verlicht werd. Ze volgden dicht achter de vrouw die gewoonweg doorwandelde alsof ze er van uit ging dat ze zouden volgen.

Caitlin wilde nog meer vragen stellen om van haar te horen waar ze waren, maar toen ze de top van de trap bereikten, ging de kamer open en kregen ze fantastisch uitzicht te zien. Het was adembenemend en ze realiseerde zich dat ze in een enorme kerk waren. Dat gedeelte van de vraag was op zijn minst al beantwoord.

Caitlin had er weer eens spijt van dat ze niet beter opgelet had in de geschiedenisles of tijdens architectuur en ze had er spijt van omdat ze op het eerste zicht niet kon zeggen welke kerk dit precies was. Ze dacht terug aan al de geweldige kerken die ze al had bezocht—de Notre Dame in Parijs, de Duomo in Florence—en ze kon alleen maar bedenken dat die kerken hieraan deden denken.

Het schip van de kerk strekte zich honderden meter uit en had een betegelde marmeren vloer en muren die versierd waren met tientallen uitgebeitelde stenen standbeelden. Dit gedeelte had opgaande versterkte plafonds die wel honderd meter hoog waren. Hoog bovenaan waren rijen en rijen van gebogen glasramen die de kerk deden baden in een zacht, veelkleurig licht. Op het uiteinde bevond zich een enorm rond stuk uit glas-in-lood dat het licht filterde op een enorm verguld altaar. Hiervoor verspreid stonden honderden kleine houten stoelen voor de gelovigen.

Maar nu was de kerk leeg. Het was alsof ze de plek helemaal voor zich alleen hadden.

Ze liepen door de ruimte en volgden de vampier. Hun voetstappen echoden en trilden na in de enorme lege hal.

"Welke kerk is dit?" vroeg Caitlin eindelijk.

"Westminster Abbey," zei de stem van de vrouw, terwijl ze doorging met wandelen. "Hier staat de troon waarop gedurende duizenden jaren koningen en koninginnen gekroond werden."

Westminster Abbey, dacht Caitlin. Ze wist dat dat in Engeland was. In Londen, trouwens.

Londen.

Het idee dat ze hier was, deed haar duizelen. Het was overweldigend, verbazingwekkend. Ze was nooit eerder hier geweest en ze had hier altijd al willen zijn. Ze had vrienden die hier geweest waren en had online foto’s gezien. Het was voor haar niet te vatten dat ze hier waren, ook al omwille van de lange middeleeuwse geschiedenis van de stad. De kerk alleen al was duizenden jaren oud—en ze wist dat er nog meer zoals deze waren in deze stad. Maar ze wist nog altijd in welk jaar ze zich bevonden.

"En in welk jaar zijn we?" vroeg Caitlin nerveus.

Maar hun gids liep zo snel dat ze de grote kapel al door was en onder een andere deur met bogen doorliep, waardoor Caitlin en Caleb gedwongen werden om zich te haasten om het tempo te kunnen volgen.

Toen ze binnen gingen, was Caitlin verbaasd dat ze zich in een klooster bevond. Er was een lange stenen gang met stenen muren en standbeelden aan de ene kant, en open bogen aan de andere. Deze bogen waren blootgesteld aan het weer en er doorheen kon ze een kleine, vredige tuin zien. Het deed haar denken aan de vele andere kloosters waar ze geweest was; ze begon het patroon van hun eenvoud te zien, hun leegte, de muren met bogen, de zuilen, de goed onderhouden tuinen. Dit alles voelde aan als een plek om te schuilen voor de wereld, als een plaats voor gebed en stille bezinning.

De vampier stopte eindelijk en keek hen aan. Ze staarde terug naar Caitlin met haar grote, medelevende ogen en leek vanuit een andere wereld te komen.

"We zijn dicht bij de eeuwwisseling," zei ze.

Caitlin dacht een ogenblik na. "Welke eeuw?" vroeg ze.

"De zestiende natuurlijk. Het is 1599.”

1599, Caitlin dacht na. Het idee overdonderde haar. Eens te meer, wenste ze dat ze de geschiedenis wat beter bestudeerd had. Voordien was ze van 1791 naar 1789 gegaan. Maar nu was ze in 1599. Bijna een sprong van 200 jaar.

Ze kon zich voor de geest halen hoe vele dingen er primitief hadden uitgezien, zelfs in 1789—het gemis aan sanitair, dat de straten van zand waren, mensen die bijna nooit een bad namen. Ze kon zich zelfs niet voorstellen hoe die dingen tweehonderd jaar geleden nog primitief waren. Natuurlijk kon ze minder herkennen hier dan in gelijk welk ander tijdperk. Zelfs Londen zou amper te herkennen zijn. Het maakte dat ze zich geïsoleerd en alleen voelde in een verre wereld en afgelegen plek. Wanneer Caleb hier niet bij haar zou zijn, zou ze zich compleet verlaten gevoeld hebben.

Maar tezelfdertijd, kwamen deze architectuur, deze kerk, deze kloosters—haar allemaal zo bekend voor. Trouwens, ze wandelde door precies dezelfde Westminster Abbey als diegene die nu nog bestond in de 21ste eeuw. Dat niet alleen, zelfs nu, was het gebouw al oud, het stond er al eeuwen. En dat stelde haar een beetje gerust.

Maar waarom werd ze teruggestuurd naar dit tijdperk? Naar deze plek? Duidelijk was dit van grote betekenis voor haar missie.

Londen. 1599.

Was dit het tijdperk waarin Shakespeare geleefd had? Ze vroeg het zich af, haar hart klopte plotseling sneller, terwijl ze zich inbeeldde, dat misschien, alleen misschien, dat ze een glimp van hem zou kunnen opvangen, in levende lijve.

Ze wandelden stilletjes en gingen door gang na gang.

"Londen in 1599 is niet zo primitief als je zou denken," zei hun gids, terwijl ze met een glimlach naar hen keek.

Caitlin voelde zich beschaamd, alsof haar gedachten gelezen werden. Zoals altijd wist dat ze beter had moeten opletten, om ze te beschermen. Ze hoopte dat ze deze vampier niet beledigd had.

"Het geeft niet," antwoordde ze, terwijl ze haar gedachten opnieuw las. "Ons tijdperk is op veel gebieden die jullie nu gewoon vinden, primitief in technologisch opzicht. Maar op andere gebieden zijn we gesofisticeerder dan in jullie moderne tijd. We zijn extreem goed op de hoogte en belezen. Boeken maken hier de dienst uit. Misschien zijn we een volk met primitieve middelen, maar we beschikken wel over een zeer scherp intellect.

“Nog belangrijker is dat dit een tijdperk is dat van cruciaal belang is voor het vampierras. We bevinden ons hier op een kruispunt. Je bent met reden tijdens de eeuwwisseling hier terechtgekomen.”

"Waarom?" vroeg Caleb.

De vrouw glimlachte naar hen voor ze nog door een volgende deur naar binnen gingen.

"Dit antwoord zul je zelf moeten vinden.”

Ze gingen een volgende al even magnifieke kamer binnen, met hoge plafonds, glasramen, marmeren vloeren, versierd met enorme kandelaars, en uitgesneden beelden van koningen en heiligen. Maar deze kamer was anders dan de anderen. Ze stond vol sarcofagen en beelden die overal zorgvuldig geplaatst waren en in het midden was er een enorme tombe van een tiental meter hoog die helemaal bedekt was met goud.

Terwijl ze volgden, ging hun gids er recht op af. Ze stopte ervoor en richtte zich tot hen.

Caitlin keek op naar de magnifieke tombe: ze was groot en imposant. Het was zelf een magnifiek kunstwerk dat belegd met was goud en versierd met verfijnd snijwerk. Ze voelde dat er een belangrijke energie van uitging.

"De tombe van Sint Eduard de Belijder," zei de vampier. "Het is een heilige plaats, een plaats voor pelgrimstochten voor ons ras en dat al gedurende honderden jaren. Er wordt gezegd dat als iemand hier bidt dat die persoon dan in geval van ziekte wonderbaarlijke genezingen zal ontvangen. Kijk naar de steen aan jullie voeten: hij werd uitgesleten door alle mensen die hier doorheen de tijd geknield hebben.”

Caitlin keek naar beneden en zag inderdaad dat de hoeken van het marmeren platform lichtjes ingedrukt waren. Ze was opgetogen bij de gedachte dat zoveel mensen doorheen de eeuwen hier geknield hadden.

“Maar in jouw geval," zo ging ze verder, "is het zelfs nog belangrijker.”

Ze keerde zich om, en keek Caitlin direct aan.

"Je sleutel," zei ze tegen Caitlin.

Caitlin stond versteld. Over welke sleutel had ze het? Ze tastte in haar zakken, en voelde opnieuw de twee sleutels die ze tot dusver gevonden had. Ze was niet zeker welke de vrouw nodig had.

Ze schudde haar hoofd. "Nee. Je andere sleutel.”

Caitlin was in de war en dacht na. Was ze een andere sleutel vergeten?

Toen ze onderaan haar hals probeerde te kijken, besefte ze het. Haar halssnoer.

Caitlin tastte naar beneden en was verbaasd te ontdekken dat het nog daar was. Ze verwijderde het voorzichtig en hield het delicate, antieken zilveren kruis in haar handpalm.

De vampier schudde haar hoofd.

“Alleen jij kunt het gebruiken.”

Ze kwam dichterbij en nam voorzichtig Caitlins pols, die ze in de richting leidde van het kleinste sleutelgat dat aan de basis van de pedestal zat.

Caitlin was verbaasd. Ze zou anders nooit dat sleutelgat opgemerkt hebben. Ze stak de sleutel erin en draaide hem om. Er volgde een zachte klik.

Ze keek op en zag dat er een minuscuul compartimentje geopend was aan de zijkant van de tombe. Ze keek naar de vampier en knikte plechtig terug.

Caitlin tastte naar boven, en haalde er langzaam een lange, smalle lade uit. Ze was verrast er binnenin een lange gouden scepter, waarvan de bol versierd was met robijnen en smaragden, te ontdekken.

Ze voelde erin en was verbaasd hoe zwaar hij aanvoelde en hoe glad het goud in haar handen was. De scepter leek wel een meter lang en gemaakt van massief goud.

"De heilige scepter," zei de non. "Hij was eens van je vader.”

Caitlin keek ernaar met een nieuw gevoel van verbazing en respect. Ze voelde alsof er elektriciteit door haar heen ging terwijl ze hem vasthield, en voelde zich meer dan ooit dicht bij haar vader.

"Zal dit me naar mijn vader leiden?” vroeg ze.

Hun gids draaide zich simpelweg om en ging de kamer uit. "Deze kant op," zei ze.

Caitlin en Caleb volgden haar door een andere deur, vervolgens door verschillende andere gangen, om dan langs de middeleeuwse tuin van een ander klooster te passeren. Terwijl ze aan het wandelen was, was Caitlin verrast om verschillende andere vampiers te zien die gekleed waren in witte gewaden en kappen en door de gangen wandelden. De meesten keken naar beneden, alsof ze verzonken waren in gebeden. Andere zwaaiden met wierrookverstuivers. Er waren er een paar die knikten toen ze voorbijkwamen en ze gingen in stilte verder.

Caitlin vroeg zich af hoeveel vampiers hier woonden en of zij tot de coven van haar vader behoorden. Ze had nooit beseft dat Westminster Abbey een klooster was en niet alleen een kerk. Of dat het een rustplaats was voor haar ras.

Eindelijk kwamen ze een andere kamer binnen die kleiner was dan de anderen, maar hoge, versterkte plafonds had en natuurlijk licht dat binnenviel. Deze kamer had kale, stenen vloeren, en in het midden stond een opmerkelijk meubelstuk: een troon. De houten troon stond hoog op een pedestal, op zijn minst vijf meter hoog, met een brede stoel en armleuningen die naar boven toe helden en een driehoekige rug die in een punt uitmondde in het midden. Eronder, op de hoeken, zaten twee gouden leeuwen die ontworpen waren om er uit te zien alsof ze de stoel vasthielden.

Caitlin bestudeerde de stoel vol bewondering.

"De stoel van Koning Eduard," zei de vampier. “De troon voor de kroning van koningen en koninginnen gedurende duizenden jaren. Een zeer bijzonder meubelstuk—niet alleen omwille van de plaats die het inneemt in de geschiedenis, maar omdat het een van de sleutels tot ons ras bevat.”

Ze draaide zich om en keek naar Caitlin. "We hebben deze troon gedurende duizenden jaren bewaakt. Nu dat je hier bent en dat je de scepter ontsloten hebt, is het tijd dat je de plaats inneemt die je toekomt.”

Ze gebaarde dat Caitlin de troon moest bestijgen.

Caitlin keek haar in shock terug aan. Welk recht had ze om als eenvoudig meisje zulk een Koninklijke troon te bestijgen—een troon waarop gedurende duizenden jaren koningen hadden op gezeten? Het voelde voor haar niet goed aan dat ze er zo dichtbij in de buurt kwam en dan vergat ze nog het bestijgen van de pedestal, en dat ze erop zou zitten.

"Alsjeblief," drong de vampier aan. "Je hebt het recht. Je bent de Ware.”

Caleb knikte naar haar, Caitlin klom langzaam op de enorme pedestal, en droeg de scepter. Wanneer ze de top bereikte, draaide ze zich om, en zette zichzelf met gemak op de troon.

Hij was gemaakt van hardhout en dit was erg stevig. Toen ze er zich liet inzakken, liet ze haar armen rusten om de armleuningen en kon ze de kracht ervan voelen. Ze kon zo duizenden jaren van Koninklijke familie voelen die op deze plek gekroond waren. Het voelde alsof de plek elektrisch geladen was.

Toen ze uit de kamer keek die zo’n vijf meter hoger was dan alle anderen, voelde ze zich alsof ze boven over de wereld uittorende. Het was een verbazingwekkend inspirerend gevoel.

"De scepter," zei de vampier.

Caitlin keek op haar neer. Ze was in de war en onzeker over wat ze wilde dat ze ermee zou doen.

"In de armleuning van de troon zul je een klein gaatje vinden. Het is bedoeld om hem in te zetten.”

Caitlin keek naar beneden en deze keer zag ze een klein gaatje, net breed genoeg om de exacte omtrek van de scepter te omvatten. Ze reikte naar boven en zette de scepter langzaam in het gaatje.

Hij zakte helemaal naar beneden totdat zijn kop boven de armleuning uitkwam. Plotseling was er een zachte klik.

Caitlin keek naar beneden en was verbaasd om een kleine nis te zien aan de basis van een van de leeuwenhoofden. Binnenin zat een kleine gouden ring. Ze tastte er beneden in en nam hem eruit.

Ze hield hem vast en staarde ernaar.

"De ring van het lot," zei de vampier. "Hij is alleen maar voor jou bedoeld. Een geschenk van je vader.”

Caitlin staarde vol bewondering en hield hem omhoog in het licht. Ze zag de juwelen schitteren terwijl ze hem bewoog.

"Doe hem om de ringvinger van je rechterhand.”

Caitlin deed hem aan en toen ze het koele metaal voelde, ging er een trilling door haar heen. Ze kon de kracht voelen die er vanuit ging.

"Hij zal de weg tonen.”

Caitlin bekeek hem. "Maar hoe?" vroeg ze.

"Je hoeft hem alleen maar te inspecteren," zei de vampier.

Caitlin was in het begin in de war, maar inspecteerde de ring dan wat meer van nabij. Terwijl ze dat deed, ontdekte ze een fijne, delicate inscriptie, helemaal rond de ring. Haar hart begon sneller te slaan terwijl ze begon te lezen. Ze voelde onmiddellijk aan dat het een bericht van haar vader was.

Over de Brug, Achter de Beer,

Met de Winden van de Zon, laten we Londen achter ons liggen.

Caitlin las de rebus opnieuw, en las hem dan hardop, zodat Caleb het kon horen.

"Wat betekent het?" vroeg ze.

Hun gids glimlachte alleen terug.

"Ik mag jullie niet verder meenemen. De rest van de trip moet je zelf ontdekken." Dan leunde ze dicht tegen hen aan. “We rekenen op jou. Wat je ook doet, stel ons niet teleur.”

₺135,70