Kitabı oku: «Gedragen door de tijd zien licht inzien», sayfa 2
GETAL 243
KLEUR GEELKOPER
GETAL. 243 = 9. Deze 9 is barmhartig en vol van liefde die hetgeen dat in de cirkel verborgen zit in liefde en eenvoud wil aarden.
KLEUR. Geelkoper wil het bestaande dat in de aarde aanwezig is ten volle eren en bewonderen.
Ik ben op de geboorteplek van Isr. Het land dat zijn vader Faisal, die ik al jaren ken, gemaakt heeft tot een prachtige bloeiende oase met dadelpalmbomen, tamarisken, olijfbomen, groot en klein, oud en jong, die bewaterd worden met zwarte gummislangen van een centimeter dik en greppels waar het water als een minirivier van de ene boom naar de andere stroomt. Genoeg om te overleven, te groeien, vrucht te dragen, schaduw te bieden en de temperatuur te dempen.
Nu zit ik op de troon van genade die ik vond nadat ik Isr gezegd had dat ik om vijf uur, een uur voor donker, weer terug zou zijn. Hij vroeg welke kant ik opging, of ik water bij me had en zei dat hij mij gaat zoeken, als ik niet om die tijd terug ben. Dit houdt een verwijzing in waar ik me op dit moment wel iets van aantrek en toen hij het zei niet, toen voelde ik me ietwat gekwetst. Mocht hij denken dat ik tussen deze zand- en kalksteenbergen zou verdwalen? Ik ben weer hier voor de misschien wel zestigste keer sinds de vijfentwintig jaar dat ik in de Sinaï kom. Hij is nu dertig jaar en kwam hier als baby, net als zijn kleine Houssein van nu zeven maanden, maar misschien kwam hij hier minder vaak dan ik omdat hij in Ras Gazala woont.
Mijn troon is een meter hoog, met een vlak ter grootte van het zitvlak en een breedte van zo’n tachtig centimeter. Het zitvlak helt iets naar voren net zoals de kerkbanken in de protestantse kerk op het Korte Voorhout in Den Haag destijds. Daar gleed ik ook altijd naar voren, omdat de bank zo glad was door de zondagse kleren van de kerkgangers. Hier geen achterhoofden en een donkerbruine preekstoel met een aarzelend lichtje om een donderpreek voor te lezen en de zegen van de Heer uit te spreken. Hier spreekt de Heer zelf die alom vertegenwoordigd is in alles en al in het Heel-Al.
Deze zetel is van veelkleurig zandsteen en het uitzicht hier laat mij de totale glorie van de schepping zien waar de hemel de aarde raakt en het licht uiteenvalt in kleur. Hier een veelvoud van sporen van de tijd, van de eeuwigheid. De tijd heeft ingenieuze sporen achtergelaten die de lichte zandkleuren doet uiteenvallen in onvoorstelbaar veel verschillende tinten, licht, donker, gelig, rozig, paarsig, wittig en oneindig veel ontelbaar verschillende structuren. Niets is gelijk aan iets anders zoals geen mens, geen dier, geen blad aan de boom, geen haar, geen oog hetzelfde is. Terwijl ik dit waarneem en weet, word ik stil, heel stil, diep bewogen.
Ik wil mijzelf ook niet meer bewegen, want door mij te bewegen, verandert de kleur en de structuur. Dit spijt me in wezen, dat bij elke voetstap die ik zet, de kleur en de structuur van het zand, het spoor, al dat ik zo bewonder, verandert. Dit is een wetmatigheid. Als er iets verandert, verandert alles. Dan vraagt het nieuwe om ook bewonderd te worden en dat doe ik dan ook. De stem van mijn geweten laat zich horen en zegt ‘jij maakt het kapot’. Ik adem diep en leg deze stem het zwijgen op.
Ik besef dat slechts de tijd, de elementen vuur, water, aarde, lucht, het toppunt van het wezenlijke zijn en niets van de mens dit hoogtepunt van schoonheid en volmaaktheid kan neerzetten. Zodoende ben ik gestopt met schilderen. Het besef dat mijn werk een aftreksel is van de werkelijkheid, heeft mij mijn penselen doen neerleggen.
Ik kon het niet meer aanzien en schaamde mij dat ik dacht dat ik het licht in materie, ruimte, tijd kon overbrengen op doek. De elementen werken zonder ego en ik ben in dit leven op weg om het ego los te laten. Ik dank de elementen. Ik dank de schepping. Ik voel hun energie even van top tot teen door mij heen stromen en voel dat mijn ogen en mijn mond glimlachen.
In mijn linkerooghoek schiet een hagedisje in zandkleurige schutkleur onder de grote steen vandaan. Ja vriendje, als jij je niet bewogen had, ja dan had ik je ook niet opgemerkt. Jij schrok en vluchtte richting mijn rode rugzak, terwijl ik je waarschuwde er niet in te gaan, snelde je onder een kleine steen, waar je gelede staartje nog onderuit kwam. In jouw vlucht zag ik je beide kraaloogjes schitteren in het zonlicht. Ik zag twee sterretjes oplichten. Mijn rugzak is nu gesloten. Ga gewoon daar waar je minihartje je naartoe voert. Mijn rode broek is aan de onderkant te nauw en mijn hoge auberginekleurige wandelschoenen dicht. Behalve je oogjes vind ik je totale uitstraling niet bepaald denderend. Misschien was het jouw schrik van mijn kleurige gestalte, dat je spontaan verbleekte tot nietszeggend en behoud jij je kleurige verandering voor later. Wellicht zit ik boven op jouw eeuwenoude woning. Sorry nogmaals.
Alles, alles om mij heen is zacht. De ontelbare veelheid aan variatie van kleuren van de bergen en rotsen zijn pastel, met heel af en toe een donker accentje van de schaduw of van een zwarte leistenen richel. De zon staat hoog. De vormen van de hoge, lage bergen, van grote, kleine stenen zijn zacht. Rond gemaakt, zacht gemaakt en gepolijst door de tijd. Net als ik. Mijn ziele-opdracht. Mijn ogen dwalen langs en op en neer en heen en weer en ik word zacht van binnen, heel zacht.
Nu wil ik mijn huid, mijn blote lijf echt aanraken, voelen, zien. Ik kan niet wachten om te voelen hoe het warme, koele, zachte windje mijn huid zal strelen. Huid, huid, lijf, lijf, mooie huid, mooi lijf, oud lijf, wat voel je goed. Wat vind ik jou mooi. Zo mooi met al je rimpels, je honderdduizend verschillende kleuren, precies zoals de aarde waar ik op sta en nu ga liggen. Ik zie jou prachtige aarde en jouw lief, mooi lijf net zo mooi als de aarde, met heel veel tekens van de tijd. Zal ik net zo oud zijn als jij? Ik weet van veel vorige levens van mezelf van Mongolië en Peru, China en Kenia, Tsjechië en hier in de Sinaī, waar overal mijn ego de grote baas was, uit frustratie om mijn wil uit naam van God te moeten neerzetten.
Nu ben ik hier om mijn ego om te zetten naar goddelijke wil en het voor altijd, in dankbaarheid aan mijn Schepper af te geven en de eenheid te voelen en te leven. Mijn bidden, mijn smeken, mijn overgave, mijn wil en verlangen, mijn vallen en opstaan. Hier ben ik, mijn slaan en schoppen, mijn huilen en lachen. Hier ben ik. Ik weet dat ik een geliefd kind van de Schepper ben, anders was ik nooit geschapen.
Hier, temidden van zachte hoge bergen, de frêle kleuren en vormen, de strelende wind tussen warm en fris. Mijn lijf, hoera ik ben er nog en alles doet het nog. Mijn haren, de nagels van vingers en tenen, ze groeien nog, als vanzelf. Mijn organen en mijn zintuigen. Ik dank ze dagelijks en open mijn hart voor de goddelijke energie. Om te helen van mijn eigen, niet gewilde en toch gecreëerde energie. Ook mijn spieren, bloedbanen, lymfebanen, al mijn cellen en atomen worden wakker als ik de woorden uitspreek en visualiseer.
Mijn naakte lijf, hieronder een ceruleanblauwe hemel, die bij aanraking met de rand van de berg koningsblauw wordt. Dit lijf, hier woont mijn dankbare ego en groeiende ziel. Mijn ziel, die al mijn gecreëerde ontberingen tot nu toe heeft doorstaan. Ik hef mijn linkerarm en bewonder haar verscheidenheid aan huidskleur met hier en daar op de hand een grote of kleine bruine vlek. Mijn oog valt op mijn handen. Groot en niet tenger of slank. Ik heb ze altijd al mooi gevonden. Nou ja, altijd wel tevreden. Lachen om wat ik zie.
Aderen, ja, dikke blauwe die er bovenop liggen als een spoorwegnet bij de stad Utrecht, waar alle rails zich kruisen, andere samenkomen en weer andere naar het verre buitenland lopen en net voor mijn elleboog uit het zicht verdwijnen, alsof ze een tunnel in gaan en pas in Berlijn of Rome weer bovenkomen. De dienstregeling van dit circuit werkt tot nu toe perfect, want het doet het goed met 79 jaar en 3 maanden. Het wordt goed onderhouden sinds mijn 29e toen mijn hele circuit instortte vanwege mijn zevenjarige poging om mevrouw te worden. Je moet soms eerst bijna doodgaan om inzicht in het leven te krijgen en het vermogen te vinden ernaar te handelen. Ik aai nog even over mijn linkerbeen en bedank haar, omdat mijn leven haar bijna het leven gekost heeft.
Mijn lijf heeft heel lang geen daglicht meer gezien en geniet nu van het heerlijke stralende licht. De kleuren van de twee grootste vlekken op mijn handen neigen naar olijfgroen. Typisch. De vorm van de grootste is ruitvormig en wel 9 mm in de lengte. De breedte schat ik op, jawel, op 5 mm. Ik kan het mis hebben of overdrijven nu ik me echt verbind met deze grootste vlek. Kortom, het is een flinke vlek. De kleinste is doorsnee 4 mm en wilde rond zijn, maar is het net niet. Ik zal haar in de gaten houden en later eventueel over haar berichten. De bovenkant van mijn arm is, ik kan wel zeggen, gespikkeld beige. Interessant. Ik vraag zacht, behoedzaam, hoe zij zo gespikkeld geworden is. Zij grinnikt en haar hand geeft mij een aai over de rechterkant. Ik grinnik nu ook.
De huid van mijn rechterbovenarm hangt slap en vermoeid. Het lijkt op wasgoed aan de lijn. Buiten, in dit geval. Een soort schoon maandverbandje dat vrouwen tot en met de jaren zeventig droegen bij gebrek aan iets hygiënischer. Ik glimlach met mijn ogen en druk mijn lippen licht op elkaar. Het hangend gedeelte, ik kan wel zeggen, oxidewit, dat kille wit, niet warm wit zoals titaanwit gewoonlijk is. De wind brengt het flapje in beweging. Zij vindt dat fijn en ik ook. Ik schud mijn arm zacht heen en weer en de wind doet mee. Hé hopla, hopla, hoppela. Het flapje overtreft zichzelf en was nog nooit zo omhoog geflapt. Ik begin te zingen. Hef mijn andere blote arm ook zijdelings op en met mijn blote voeten stevig in het zand verankerd beweegt mijn hele, oude, geweldige lijf mee met de wind.
De bovenbenen flappen, de borstjes flappen, mijn wangen en onderkin ook. Alles is blij, verlost van beperkingen. Mijn lijf juicht. Het rimpelt en rimpelt bijna overal. Niet op de scheenbenen, nog niet. Ik zie een enorm verschil in rimpels, dat dan weer wel. Dat leg ik later nog uit.
Mijn twee glazige witte miniborstjes die hun bedoelde taak nog nooit verricht hebben ondanks twee prachtige borelingen die niet gezoogd konden worden door de omstandigheden van toen. Zij zijn bevrijd van het tuigje dat bedoeld is ze in toom te houden, wat in mijn geval niet heel essentieel is, maar toch wel lekker. Maar deze bevrijding is anders. Deze grenst aan zaligheid, want zij vangen het stralende zuivere zonlicht tussen de bergen van de woestijn. Ik laat het zonlicht hen even rustig koesteren. Ze liggen zijwaarts. Dat was van het begin van hun bestaan al zo. Toen alle vijftienjarige meisjes al lang liepen te pronken met een bh-bandje dat onderuit hun shirtje zakte, was er bij mij nog steeds slechts het knopje van mijn geboorte te zien. Dat lag niet in het midden van links of rechts, maar daar net naast, naar buiten.
Mijn vrouwelijke klasgenoten konden, vonden ze zelf, ook eens in de maand niet meedoen met de gymles. Ik wel. Net of je invalide bent als je ongesteld bent. Kom nou. Ik vond gym trouwens bijna het leukst van alles op de mulo, op biologie na, want de verbazing dat alles zonder veel ingrijpen zomaar ontstaat, groeit, bloeit, leeft, eb-vloed, zon-maan, was me een compleet raadsel. Was het dat wat ik zelf voelde? Een energie die er is, die de wereld beweegt en draagt? Dat wilde ik ontrafelen en ten diepste leren kennen.
Maar mijn borstjes zijn nauwelijks gekrompen. Zeker niet uitgedroogd. Geen rimpel te bespeuren. Wel een plooitje rechts en links onder. Als ik ze daar lichtjes opbeur, ze voelen trouwens best zwaar gezien hun grootte, dan heb ik wel het idee dat ze dáár horen. Dan zit ook de tepel wederzijds centraler.
Maar dáár zaten ze nooit volgens mij, of ik moet me vergissen. Ik kan het Lars niet meer vragen. De tepels. Ja. Grappig. De kleur vind ik heel mooi, zo bijna middenin het oxidewitte vlakje. Vrij donker oker in het midden op de tepel en eromheen een pastelkleur oker. Ik kan het niet anders benoemen, of toch, als ik beter analyseer zie ik een vleugje oudroze. Tweezijdig ja. Mooi. Het lijkt of er middenin het tepeltje, want dat zijn het wel, ‘tje’, een dicht geschroeid gaatje zit. Ik knijp er in, eerst in de linker. De kleur wordt iets donkerdere lijkt het wel. Ik probeer aan de tepel te proeven maar dat lukt me niet. Niet lenig genoeg, of te kleine borsten. Rechts ook, maar idem.
Ik zie kleine spikkels in de tepelhof van dezelfde kleur als in het midden van de tepel. Ik zing “zon zon zon” en schud met mijn borstjes heen en weer, “zon zon zon”, ook op en neer, net zolang totdat ze moe zijn en dat zijn ze vrij snel. Dank je wel, dank je wel, zing ik er voor beide achteraan en aai ze een paar maal lichtjes over de huid.
Vroeger, ja, toen, toen werden de tepels hard en tegelijkertijd begon mijn clitoris te zingen als een van de vriendjes en later natuurlijk altijd als Lars ze aanraakte. De gedachten, bij die gedachten nu, komt er een zegenrijk gevoel door mijn lijf en strijk ik neer op de zachte geribbelde witte rots om mijzelf in vroegere tijden van samen te wanen en alle gevoelens van ooit te beleven en te herbeleven. Ik kies Rens Vlamink hiervoor uit. Rens was ooit de eerste die mijn gevoelens deed ontluiken. Ik was toen vijftien.
GETAL 648
KLEUR VOORJAARSGROEN
GETAL. 648 = 18 = 9. Geen triade maar datgene dat in de cirkel van de 9 aanwezig is, wil naar buiten komen en geaard worden. Het staartje van de negen raakt de aarde en kan de inhoud van de cirkel gronden.
KLEUR. Voorjaarsgroen kondigt aan dat er vandaag iets gaat ontluiken vanuit mijn hart, dat voel ik. Iets wil zich aan mij tonen en zich ontwikkelen. Het zindert van energie en wil eruit. Ik blijf benieuwd en laat gebeuren wat gebeuren wil met een open hart.
Ontluiken vind ik een prachtig woord. Iets wil bevrijd worden, wil het daglicht gaan zien. Luiken kunnen iets dicht maken, iets toedekken. Het impliceert dat iets achter de luiken aanwezig is als de luiken gesloten zijn, maar ook als ze open zijn, want dan verbergen ze de wand. Ontluiken sluit in dat iets bevrijd gaat worden.
We zullen zien vandaag wat op mij toekomt. Wat kan een mens een gewoontedier zijn zeg. Ik loop nu precies hetzelfde spoor als gisteren. Het heeft mij altijd verbaasd dat de meeste mensen, de aller- allermeeste zelfs, dát doen of het ritme aanhouden, wat ze de vorige keer ook deden. Gewoonten hebben is veiligheid creëren, mits je veiligheid ervaren hebt en angst voelt als het leven ongecontroleerd wordt. Voor mij altijd een uitdaging, oefening en drang om na de pauze van een lezing of workshop op een andere plaats te gaan zitten en te kijken naar de reactie van degene die haar plaats nu bezet ziet.
Mijn oefening was altijd vriendelijk te glimlachen en geen stomme dingen te denken, laat staan te zeggen. Men werd weleens boos als ik iemands plaats ingenomen had en maakte dan een opmerking en liep chagrijnig verder om een andere plaats te zoeken.
Ik, het niet gewoontedier, liep vandaag in de wadi precies in hetzelfde spoor als gisteren met mijn rode blouse, rode turkenbroek met daaroverheen een rozerode discorok met schitterende flitsende – dat doen ze hier altijd – pailletten. Mijn rode rugzak om met overlevingsingrediënten zoals een pen en water. Rode dunne bedoeïenen-hoofdbedekking op, een dun oranje sjaaltje om mijn nek en mijn heuse, ja die, de auberginekleurige wandelschoenen.
Ik dabberde door het rulle zand, los gereden door de jeeps die gaan crossen door de woestijn om toeristen een dagje woestijn te laten ervaren. Laten we het daar even niet over hebben… Dat zijn mensen uit een andere wereld. De wereld, ja, die. Zit jij ook in die wereld, de wereld van de gebaande paden? Geniet ervan. Ik niet. Nu niet. Ik ploeterde verder door het losgereden zand, genoot van alle mini- en maxisporen gemaakt door een springmuis, een hagedis, een vos, een vogel, een mier, een dwarrelend takje, element lucht. Die routes zijn kort en worden per ongeluk aangelegd, zonder dat zij het weten. Als ik me verbind met die sporen dan kom ik geen stap verder. Dan blijf ik in totale verwondering en bewondering ter plekke als bevroren staan met open mond voor zoveel schoonheid en wil dit blijven bewonderen.
Dan sta ik me ter plekke te schamen voor mijn schilderijen van de laatste tien jaar. Ik probeerde in licht, kleur en beweging de materie, de ruimte, de tijd weer te geven. Pogingen waren het vergeleken bij deze natuurlijke schoonheid. Deze spanning in iedere beweging van vorm en kleur, zo prachtig. Het licht, dit licht, deze kleuren zijn niet eens bij benadering weer te geven. Toen, ooit, kon ik betrekkelijk blij zijn met mijn ontstane werken. Het was niet wat ik voelde, maar benaderde het wel.
Ik ben tóch doorgelopen en ben niet naar de indrukwekkende sporen in het zand blijven kijken. De voetsporen van mijn auberginekleurige (van de kleur word ik gelijk blij, daarom schrijf ik het wéér op) schoenen waren voor een deel uitgewist door de wind. De wind mag dat doen van mij. Ik vind dat dagelijks weer spannend. Zijn ze er nog of zijn ze met de noorderzon of de zuidenwind mee? Voetsporen blijven hier een bijzonder fenomeen. Men kan je daardoor volgen uiteraard en mij hier naakt vinden. Joepie. Hoe zou ik dat vinden trouwens? Marhaba (4), welkom. Misschien is het wel leuk trouwens om hier levend naakt gevonden te worden. Ik heb geen ervaring wat dat betreft, tot nu toe. Maar daar gaat het nu even niet om.
Over gewoontedieren gesproken, ikzelf dus ook want toch weer aan de rechterkant van de wadi lopen, iets minder rul. Dezelfde kant als gisteren. Afslag in gaan? Nee, het zand is té steil en té mooi om met mijn bergschoenen te vernielen. Doorlopen. Ik wil een plek waar geen jeep kan komen. Een plek met grote keien waar ik zitten kan en goed schrijven. Een plek waar ik rugdekking heb. Een plek waar niet alleen zon is. Een plek waar ik ook kan liggen en yogaoefeningen kan doen als ik té lang in schrijfhouding gezeten heb. Een plek waar ik over de wadi kan uitkijken. Even hier om de hoek van deze berg kijken. Verrek, dezelfde als gisteren. Niet bewust gekozen maar toch. Ik ben geneigd om verder te kijken, maar doe het niet en klim omhoog over de harde zandstenen platen en stukken rul zand.
Ja joh. Op dezelfde plek. En wat voor een plek. Bijna de allermooiste plek die ik vandaag kan hebben. Bijna, want mooiste plek, nee die ken ik nog niet… Ik schaam mij niet dat mijn gewoontedier vandaag de baas is. Ik snap die andere mensen nu en vraag in de geest vergeving en zeg van harte ‘sorry’, ik snap het.
Mijn troon, die van gisteren, nee. Ik verkies nu een andere, ja, een hele grote, heel lichtbeige met prachtige witte lijntjes geaderde grote kei. Ik verplaats twee keien, een ivoorkleurige en een okergele, met gevaar dat ik twee of meer woningen van hagedissen of slangetjes verniel, maar ik doe het toch en leg ze voor mijn troon om mijn voeten op te plaatsen, zodat mijn knieën wat hoger zijn. Dat schrijft makkelijker. De zon, de warmte op mijn naakte lijf, omarmd, gekoesterd, geliefd, dat doen ze beide, zowel de fysieke zon als de geestelijke zon.
Ik pak het boekje De stille stem van White Eagle uit mijn rugzak en wil het spontaan openen om te zien welke woorden mij op dat moment ten deel vallen. Nee, toch niet, ik lees de inleiding nogmaals, alsof die steeds weer nieuw is en letters woorden openen die ik eerder niet herkende. White Eagle geeft creatieve actieve meditaties met symbolen, tekens van schoonheid die kunnen helpen het denken tot rust te brengen en het bewustzijn niet langer te richten op uiterlijkheden maar op de innerlijke werkelijkheid van de geest, op de volkomen stilte, om je bewust te worden van de heelheid in jezelf.
De leiding van je ziel, die ontstaat door dit bewustzijn, kan zich kenbaar maken aan het bewuste denken door spirituele visioenen. Zo richt ik mij bewust vanuit mijn hart op de verbinding met de hemel en de aarde en adem er naartoe en maak de verbinding op iedere ademhaling sterker en sterker. Ik verbind mij bewust met het hart van de zon en voel hoe de stralen mij omringen, helen, vullen. Dan plopt het lichtlichaam van Jezus de Christus in mensengestalte op en staat voor mij. Ik buig en voel mij nederig en totaal geliefd door het hart van de Christusenergie. In deze staat voel ik de Christus-ster in mij en word ik opgetild naar grote hoogte in het hart van de zon. Intussen zit ik naakt op deze oerstille plek waar alleen ik en alle elementen aanwezig zijn.
Mijn gesloten ogen zien mijn bijna tachtigjarige lijf en ik glimlach om het uiterlijke verval. Twintig jaar ben ik al aanwezig in het stervensproces. De eerste twintig jaar van het leven ben je in de groei naar volwassenheid, bezig met na-apen en leren. Het is de opbouwfase. Je bent bezig om jezelf met de dualiteit van de wereld te verbinden en jezelf te aarden. De dualiteit heb je op aarde nodig om individueel bewustzijn te ontwikkelen en in je leven te manifesteren.
De opbouw is voltooid en in de tweede ronde bouw je je leven op met carrière en gezin. Het is de instandhoudingsfase en je groeit in volwassenheid. Je neemt van en je geeft aan de wereld en je staat sterk, stabiel middenin de wereld.
De derde twintigjarige ronde stel je je leven bij met wat je echt belangrijk vindt. Een midlifecrisis kan zich aandienen en je uitnodigen je plek en leven onder de loep te nemen. Je gaat de eventuele verandering aan. Je bent in evenwicht met je omgeving en je geeft aan de wereld.
Dan ben je zestig, gesetteld, kinderen volwassen, werkend leven op de rit, goed verdienmodel en begint het stervensproces. Eigenlijk is het menselijk lichaam tot deze leeftijd gebouwd. Mensapen gaan in de regel dood tussen de vijftig en zestig jaar. Ons gebit gaat zonder verzorging ook ongeveer zestig jaar mee. Maar nu mag de spirituele beleving naar buiten doorbreken zonder schaamtegevoel of verborgenheid. We bereiden ons voor op het leven na dit leven. Dit kan zich uiten doordat je het gevoel voor dit leven verliest. Je hoort er niet meer bij en verstarring, angst en een gevoel van zinloosheid en leegheid ontwikkelt zich. Of je hebt de ervaringen uit dit leven als volle verantwoordelijkheid in jezelf opgenomen en straalt liefde en wijsheid uit in deze laatste levensfase. Tijd om te verinnerlijken en je los te maken van dingen die je niet meer dienen. Ik heb het gevoel dat ik in de laatste puberteitsfase ben. Nog even nieuwe mogelijkheden in mezelf ontdekken en uitdrukken.
De tijd blijft uiterlijk gezien over als de tekenen van leven. Tegelijkertijd zie ik mij dood liggen en een heel gaaf rimpelloos lijf. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. De uiterlijke rimpels zijn schijn, tekenen van het leven. Je moet tijdens het leven toch ergens aan zien dat er geleefd is. Je hoeft de rimpels niet ieder jaar te tellen. Nou dan. Maar dit terzijde, want ik wil niet afdwalen van de essentie waarom ik emotioneel werd.
Nadat ik mijn gave stoffelijk overschot zag, bedacht ik me dat ik nog nooit een stoffelijk overschot gezien had. Ik scande in de geest vliegensvlug mijn overleden dierbare ouders, oudste zus en mijn broer, schoonouders en zo, en, nee, ik heb hen niet dood gezien. Tegelijkertijd zag ik het dode lichaam van Lars. Ik was erbij, samen met Jef, bij het geven van de injectie waardoor Lars zijn laatste adem uitblies. Nu, ik barst in tranen uit. Oh God, oh God. Vergeef me. Ik wilde zo graag, zo ontzettend graag dat Lars op een natuurlijke manier mocht overgaan naar de andere wereld. Een paar dagen na het euthanasieverzoek van Lars en het vaststellen van de datum, heb ik vrienden verzocht voor Lars te bidden voor een natuurlijke overgang.
Ik heb me tot nu toe mede schuldig gevoeld voor dit besluit, merk ik op dit moment. Daarom dient het zich kennelijk aan. Ik mag het uithuilen. Nu, bijna acht jaar later. Lars was zo ziek en lag daar met alle nodige hulpmiddelen tegen pijn en ongemak. Ik ervoer het als een dramatische menselijk afgang. Wat een verbranding vindt er plaats in zo’n lichaam. Tot op het bot uitgeteerd. Het lijf werd door de ziekte opgebrand en woog misschien nog vijfenveertig kilo met 192 cm en negentig kilo bij leven. Toen we het stoffelijk overschot voorzagen van een andere pyjama, tilden we het lichaam in zitstand. De beide schouderbladen staken fel uit en leken precies een grote engel.
Mijn bede voor jou Lars: Moge al je karma opgelost zijn gedurende jouw stervensproces van vierentwintig dagen en mocht je ziel ervoor kiezen weer een leven op aarde te willen volbrengen, dan ben ik ervan overtuigd dat je als een menselijke engel zult functioneren en velen je wijsheid en liefde zullen navolgen.
Tot nu toe heb ik telkenmale het laatste moment van Lars zijn leven met smart voor mijn geestesoog gezien. Voor mijn geestesoog Lars, stijgt nu uit jouw stoffelijk overschot een engel op en dankbare tranen vinden hun weg over mijn gelaat. Mijn dankbaarheid van dit moment is grenzeloos.