Kitabı oku: «Doodsgezicht», sayfa 10

Yazı tipi:

HOOFDSTUK ZESTIEN

Zoe wachtte tot Shelley haar gesprek had afgerond, nog wat laatste vragen had gesteld, het laatste slachtoffer had besproken. Een mengelmoes van gedachten tolde door Zoe’s hoofd, berekeningen en flitsen van vorige plaatsen delict, verbindingen die nu ontstonden en het geheel veel begrijpelijker maakten. Ze zag afstanden tussen plaatsen die iedere keer kleiner werden en het beeld schetsten dat ze al veel eerder had moeten zien.

Shelley deed de telefoon terug op de haak en ging terug naar de fax, klaarblijkelijk niet op de hoogte van de Aha-Erlebnis die Zoe al minuten lang overweldigde.

“Ik heb het,” ademde Zoe tenslotte om haar aandacht te trekken, terwijl ze naar de kaart staarde met een mengeling van verwondering en afschuw. “Ik weet waar hij hierna gaat toeslaan.”

“Wat?” Shelley keek op en staakte haar poging alle velletjes papier, die eindelijk niet langer uit de fax stroomden, bijeen te rapen. “Maar ik heb je niet eens alle andere details verteld. Wat als dit er niet eentje van hem is?”

“Deze is van hem,” zei Zoe.

“Maar het is een man – het breekt zijn profiel. De meeste daders stappen niet over op een ander geslacht of ras. Ze azen op een ding en verder niets.”

“Shelley.” Zoe draaide zich om en gebaarde naar de stoelen. “Ik weet dat ze je dat allemaal vertellen bij de opleiding. De statistieken, de algemene regels die moordenaars volgen. Maar geloof me nu maar – deze is van hem. Ik kan zijn patroon nu zien. Laat me het even uitleggen.”

Shelley nam plaats met grote ogen, en vouwde haar armen op het bureau voor haar. Ze leek totaal verbluft, maar of dat kwam omdat Zoe eindelijk alle antwoorden had of door de manier waarop ze tegen haar gesproken had, kon Zoe niet zeggen.

“We hebben hier te maken met een schizofreen,” begon Zoe. Ze stond voor Shelley alsof ze een presentatie gaf. “Ik denk dat hij een precieze vorm van schizofrenie heeft die a pofenie heet.”

Shelley opende haar notitieblok en schreef het op. “Wat betekent apofenie?”

“Een apofeen is iemand die geobsedeerd is door patronen. Wanneer ze in waanbeelden krijgen, denken ze dat de patronen tegen hen spreken of dat ze een teken zijn dat achtergelaten is door een hogere macht. Ze zien twee dingen en maken een verbinding tussen hen, waar er in werkelijkheid niets te zien valt.”

“Dus, als voorbeeld…” Shelley kauwde op het uiteinde van haar pen en fronste tijdens haar overpeinzingen. “Als ik hardop zeg dat ik niet weet wat ik met mijn leven aanmoet, en ik zie meteen daarna een advertentie op een billboard waarop staat ‘Bezoek Nashville’, dan denk ik dat God aan me zegt dat ik naar Nashville moet gaan.”

“Goed voorbeeld. Maar met schizofrenen kan dit heel ver gaan. Ze kunnen zich vastbijten in tekens en patronen en volledig geobsedeerd raken. Hun leven gaat dan in het teken staan van deze patronen. Ze kunnen op de treinrails gaan staan om te wachten op een aankomende trein omdat het patroon dat aan hen heeft opgedragen.”

“Of ze vermoorden iemand.” Shelley’s stem was zacht en stil.

Zoe pauzeerde, gaf Shelley een moment van respectvolle stilte zoals ze anderen dat op serieuze moment had zien doen, en knikte. “We dachten al die tijd dat hij de plaats van de moord steeds opruimde zodat we hem niet konden opsporen, dat hij een bekwame en geleerde dader was, iemand die genoeg kennis had om te voorkomen dat we hem konden pakken. Als ik gelijk heb, is dat uitsluitend een gelukkig bij-effect van zijn drang om het patroon intact te houden. Hij wist zichzelf uit, alle sporen die inbreuk op het patroon kunnen plegen. Niets anders dan dat.”

“En jij weet dus wat zijn patroon is?”

“Inderdaad.” Zoe ging naar de kaart en wees naar de rode punaises. “Kijk maar. Als je deze in chronologische volgorde doorloopt, heb je het duidelijke begin van een spiraal. Een perfecte spiraal zelfs, gemodelleerd op de Fibonacci-spiraal.”

Shelley fronste. “Dat is…wacht even, dat moet ik me weer even voor de geest halen. Iets met de natuur, verhoudingen in de natuur?”

“Precies. Het is een reeks van nummers die de verhoudingen van een heleboel dingen die in de natuur voorkomen definieert. Je kan het zien in slakkenhuizen, de manier waarop bloemblaadjes groeien, weerverschijnselen zoals orkanen. Bijna alles, in feite. Voor een apofeen is dit net cocaïne. De perfecte obsessie, omdat het werkelijk overal om je heen zit.”

Maar dat betekent dat hij moet blijven moorden om de spiraal af te maken.”

Zoe pakte drie nieuwe punaises en drukte ze op de exacte punten op de kaart waar de spiraal zou moeten worden afgerond. “Driemaal. Eentje daarvan vindt vanavond plaats.”

“En dat zijn de locaties.” Shelley deed haar pen in haar mond en kauwde op het uiteinde. Haar ogen gingen heen en weer tussen Zoe en de kaart, alsof ze zelf een geheime, verborgen boodschap probeerde te vinden.

“We moeten waarschuwingen uitsturen, en een team bijeenbrengen om de locatie van vanavond in de gaten te houden.”

“Wacht even,” zei Shelley hoofdschuddend. “Weet je…weet je dit wel zeker? Ik bedoel, je hebt wat punaises verplaatst. En we hebben geen echte aanwijzing over wie de dader is, laat staan of hij psychologische problemen heeft. We gaan nu een halve staat vol ordehandhavers op de been brengen op een locatie, gebaseerd op het feit dat we misschien met een spiraalpatroon van doen hebben? Wat als hij gewoon rondjes loopt te maken rond zijn huis, en iedere avond naar een nieuwe locatie gaat en steeds dichterbij zijn huis komt omdat hij lakser wordt?”

Zoe moest toegeven dat dit, zoals Shelley het beschreef, niet onredelijk klonk. Dit was per slot van rekening geen TV-serie waar de arrogante maar geniale agent alle middelen van de FBI maar uit de kast kon trekken op basis van een simpele inschatting. Ze moesten bewijzen hebben, hard bewijs, en als dat niet kon moest er zeer aannemelijke mogelijkheid zijn. Veel aannemelijker dan giswerk.

Maar het was geen giswerk. Wat was het toch moeilijk iemand daarvan te overtuigen als je niet precies kon uitleggen hoe je wist wat je wist.

“Hij zou nog altijd in dezelfde richting gaan.”

Shelley haalde haar schouders op. Haar schouders gingen op en neer alsof ze belast waren met een zwaar gewicht. “Het spijt me, Z. Ik weet dat je meer ervaring hebt dan ik. Maar ik begrijp gewoon niet hoe je de stippellijn hebt kunnen maken van die landkaart naar zeker weten waar hij zijn volgende moord gaat plegen. Zou je het me kunnen uitleggen? Het helpt me dan misschien om hier beter in te worden. De volgende keer kan ik dan misschien ook het patroon zien.”

Zoe schudde gedecideerd haar hoofd. Het had geen enkele zin. Ook al legde ze alles dat ze kon zien tot in de puntjes uit, overduidelijk op de kaart, Shelley zou het nooit in haar eentje kunnen klaren. Zoe kon haar vaardigheid niet aan een ander leren. Het lag niet aan ervaring. Het was gewoon iets dat ze kon – en had gekund vanaf het moment dat ze kon denken.

“Ik kan het niet duidelijker uitleggen dan ik al gedaan heb.”

Een frons verscheen op Shelley’s gezicht, en Zoe zette zich schrap. Hier kwam het dan. Het onvermijdelijke breekpunt in iedere partnerrelatie die ze had gehad vanaf het moment dat ze bij de FBI was gekomen. Shelley zou boos worden. Ze zou Zoe tegenspreken, en haar proberen te ontmoedigen het rechte pad te volgen. Wanneer Zoe gelijk zou blijken te hebben, zou ze haar ervan beschuldigen dat ze op een of andere manier onder een hoedje speelde met de dader. Of dat ze op een of andere manier zelf betrokken was, of bewijs verborgen hield waarmee anderen ook tot dezelfde conclusie hadden kunnen komen.

Ze zou gillen en schreeuwen, hun baas bellen en om overplaatsing vragen. En zo zou Zoe weer aan een nieuwe partner beginnen.

Het was spijtig. Ze begon Shelley erg aardig te vinden. Tot nu toe hadden ze het toch goed met elkaar kunnen vinden? Maar hoe Zoe ook probeerde met haar partners om te gaan, hen probeerde te geven wat ze leken te willen, het einde van het liedje was altijd hetzelfde. Ze wist niet hoe ze hun wantrouwen moest kon wegnemen en hen te laten ophouden met schreeuwen. De waarheid zou er geen verbetering in brengen.

Voor de geit ermee dan. Zoe pakte een liniaal en pen op en begon rechte lijnen te tekenen die alle rode punaises op de kaart kruisten. Een voor een verbond ze hen, vulde de lijnen die in haar eigen hoofd al zichtbaar waren in met inkt. Toen legde ze de liniaal neer en tekende uit de losse hand een spiraal die de lijnen met elkaar verbond, een zo perfecte Fibonacci als ze kon zonder wiskundige tekeninstrumenten te gebruiken.

“Kun je het nu zien?” vroeg ze, en prikte de laatste drie punaises op de laatst-overgebleven locaties. “Kijk dan. Dit klopt echt wat ik zeg. Je moet me geloven.”

Zoe draaide zich om en keek Shelley recht in de ogen aan. Het gelaat van de andere vrouw vertoonde niet de woede of frustratie die ze verwacht had, maar een soort bewonderende verbijstering. Ze kon het patroon zien, dat wel. Maar ze begreep nog steeds niet hoe Zoe daarachter was gekomen, en ze zou het ook nooit begrijpen.

“We hebben dezelfde gegevens, toch?” vroeg Shelley zachtjes. “Ik kan dat er toch echt niet in zien. Ik zie het nu wel op de kaart, maar ik snap niet hoe je tot dat punt gekomen bent. Hoe wist je dat die punaises met die lijnen een perfecte vorm zouden weergeven?”

“Ik hou geen enkele informatie voor je achter,” snauwde Zoe. Ze had het al gehad met de hele situatie en wilde het achter de rug hebben. Shelley moest nu haar mond houden zodat ze de plaatselijke autoriteiten konden alarmeren en mensen inzetten om de plaats te observeren. Ze verspilden waardevolle tijd. “We moeten nu op dit moment actie ondernemen. Loop niet met me te redeneren.”

Shelley kwam overeind, en Zoe kromp bijna ineen, klaar voor de uitbarsting van de confrontatie. Ze kon geen zwakte tonen, niet op dit moment. Ze moest zelfverzekerd blijven, haar positie al de senior agent gebruiken. Het druiste in tegen alles dat ze zich normaal aanmaande te doen, maar er stonden levens op het spel. Ze perste haar lippen samen tot een strakke lijn en nam zich voor niet toe te geven.

Shelley kwam zitten op de rand van de tafel voor Zoe. “Z…het is geen probleem,” zei ze. “Ik probeer geen ruzie uit te lokken. Ik wil het alleen begrijpen.”

Zoe zweeg. Inwendig begon haar vastberadenheid echter wat af te zwakken. Niemand had ooit op deze manier gereageerd. Iedere keer als ze een tipje van de sluier oplichtte over haar gave – of haar vloek, welke van de twee het ook was – werd ze met wantrouwen en beschuldigingen bejegend. Niet hiermee. Niet met de open, zachte blik die Shelley op haar wierp, de zachte stem, de bemoedigende woorden.

“Jij kan op een of andere manier iets zien dat ik niet kan zien, he?” Shelley ademde in en raakte toen Zoe’s arm aan. “De Chef had me gewaarschuwd dat je een heleboel verschillende partners hebt gehad. Ze hadden dingen over je gezegd – beschuldigingen geuit. Daar ben ik hier niet voor. Je kan het gewoon aan me vertellen, en ik ga niet eisen dat ik overgeplaatst word. Ik vind het leuk om met je samen te werken.”

Zoe aarzelde en keek naar waar Shelley’s warme hand op haar arm rustte. Een troostend gebaar. Er zat iets moederlijks in. Niet dat Zoe enige ervaring had met hoe een moeder zich hoorde te gedragen, maar ze kon raden dat het zoiets als dit zou zijn. Als die moeders op televisie in oude komedieseries die een handreiking deden naar hun verwarde en gefrustreerde tieners.

Misschien was het de vergelijking, die haar zich weer klein en weerloos deed voelen. Misschien was het omdat Shelley oprecht klonk, alsof ze Zoe daadwerkelijk precies zou nemen zoals ze was. Of misschien was het simpelweg de bijna symmetrische lijnen op haar gezicht, de geruststellende hoeken en assen die Zoe in nummers zag over haar hele huid. Wat het ook was, iets liet Zoe haar mond opendoen en spreken.

“Ik heb een aandoening,” zei ze. “Het betekent dat ik dingen…op een andere manier zie.”

“Hoezo anders? Zoiets als…apofenie?” Als dit van iemand anders was gekomen had het als een beschuldiging kunnen klinken. Naar Zoe’s verwachting zou die haar willen laten opsluiten op een psychiatrische afdeling nadat ze uit de FBI was gegooid. Maar Shelley wilde alleen maar begrijpen, zonder oordeel.

“Niet helemaal. De patronen die ik zie zijn – echt. Het is niet alleen patronen, hoewel ze er een onderdeel van zijn. Ik zie de wereld in nummers. Ik kan je de afstand vertellen tussen punten op een kaart zonder dat ik het eerst hoef te meten, de graden van de hoeken. Vandaaruit volgt het patroon.”

“Wat kan je nog meer zien?” Shelley’s stem klonk verwonderd en enthousiast. Positieve gevoelens, dat wist Zoe toch wel zeker. Niet de negativiteit die ze gewoonlijk op haar dak kreeg. Desondanks hield ze zich schrap voor een plotselinge omslag, een glimlach die omgezet werd in woede en rancune. Zelfs terwijl ze verder sprak.

“Alles,” zei ze, terwijl ze hulpeloos om zich heen gebaarde. Het was moeilijk om dit goed uit te leggen aan iemand die het nooit eerder had ervaren. Alsof je moest uitleggen hoe het was om in kleur te zien aan iemand die alleen zwart en wit kon zien. “Ik weet het aantal millimeters dat jouw gezicht ervan weerhoudt perfect symmetrisch te zijn. Ik tel de stoelen en bureau’s in de onderzoekskamer op het moment dat ik binnenkom, in een oogwenk. Ik kan voetstappen in het zand bekijken en weet meteen de lengte, het gewicht en de rensnelheid van de verdachte. Een sneewond vertelt me de afmetingen van het mes. Ik zie nummers in alles.

Shelley was even stil terwijl ze dit allemaal verwerkte. Zoe wilde haar ogen sluiten. Dit was het – het moment waarop Shelley zich tegen haar zou keren. Hier kwam het dan, de stilte voor de storm.

“Jemig,” ademde Shelley. “Z, wat fantastisch, zeg. Wat een ongelofelijke gave heb jij.”

Zoe knipperde met haar ogen.

“Ik bedoel, dit is geweldig. Geen wonder dat je zo goed bent in het opsporen van mensen. Met zo’n uitstekend oplossingspercentage snapte ik al niet waarom je partners steeds overgeplaatst wilden worden. Ik ging ervan uit dat je arrogant zou zijn of zoiets, maar dit?” Shelley schudde haar hoofd, en een glimlach brak door en lichtte haar gezicht op. “Met zo’n gave kan je heel veel. Kan je zoveel levens redden.”

Zoe greep een stoel en plofte erop neer, even van haar apropos gebracht. “Je bent niet boos op me?”

Shelley lachte en raakte weer haar arm aan. “Welnee, Z. Waarom zou ik boos zijn?” Een paar seconden tikten voorbij, en er vloog een snelle uitdrukking over Shelley’s gezicht, iets dat Zoe niet kon lezen. “O. Omdat – omdat mensen je het gevoel hebben gegeven dat je…anders bent? Verkeerd anders?”

Zoe boog het hoofd en bestudeerde haar handen. “Mijn moeder zei dat het een vloek van de duivel was.”

“Dat is niet zo,” zei Shelley. “Ik weet toch wel dat dat niet waar is. Jezus, geen wonder dat je een hekel hebt aan christenen. Ik bedoel – sorry voor de woordkeuze.”

Zoe moest daar om lachen, ook al was het maar een klein, zacht lachje.

Nu de spanning in de kamer verdwenen was keek Shelley met hernieuwd begrip naar de kaart. “We moeten hier meteen achteraan,” zei ze. “Je bent de enige die wijs kan worden uit hoe de dader denkt. Als we het eenmaal bij het overleg hebben besproken gaat iedereen erin mee.”

Zoe’s hoofd vloog omhoog. “Je kan het aan niemand vertellen,” zei ze. “Niet dat over mij. Dat is tussen ons, als partners. Niemand anders mag het weten.”

Shelley aarzelde, maar na een blik gewisseld te hebben met Zoe knikte ze.

“Beloof het,” zei Zoe.

Shelley likte haar lippen voor ze antwoordde. “Ik beloof het. Het zal wat denkwerk vereisen om dit op zo’n manier te presenteren dat mensen het begrijpen zonder te weten wat jij kan zien, maar ik hou mijn mond. Zolang jij ook mij iets belooft.”

“Wat dan?”

“Dat je niets voor me achterhoudt. Als je iets ziet, zeg het dan tegen me,” zei Shelley. Ze schudde haar hoofd, maar er was nog altijd een glimlach op haar gezicht. “Ik zit net even te denken aan die vent die we een paar dagen geleden opgepakt hadden, daar in de woestijn. Hoe je wist waar hij zich zou bevinden, en iedereen maar denken dat je het verkeerd zag. Je kon het zien, of niet?”

“Klaar als een klontje.” Zoe ademde diep in. “Vooruit. Ik beloof dat ik je van nu af aan alles zal vertellen, met betrekking tot onze onderzoeken.”

De verdere uitleg was noodzakelijk. Zoe wilde niet beloven om Shelley letterlijk alles te vertellen. Dat zou teveel zijn.

“Hand erop, partner?” Shelley stak haar hand uit met glimmende ogen.

Zoe schudde die, en de zaak was beklonken.

“Zo, en nu gaan we wat gedetailleerdere kaarten zoeken zodat we de precieze coördinaten kunnen vinden van waar we op de uitkijk moeten gaan staan,” zei Shelley. Ze was al onderweg naar de computer.

***

Zoe maakte de laatste lijn iets meer dan een uur later af, haalde haar liniaal weg en bekeek haar werk. Het was netjes en nauwkeurig, precies wat ze nodig had. Geen foutje te bekennen. Zoe had altijd heel nauwkeurig te werk kunnen gaan. Zo moeilijk was het niet, wanneer je de lijnen en hoeken en berekeningen zo op de bladzijde voor je kon zien, voordat je hen met inkt tot leven wekte.

“Juist,” zei Shelley, die een stapje terug had gedaan. “Ze staan allemaal precies op de lijn.”

Ze stonden even de kaarten van de drie staten in het Midwesten die de dader al had aangedaan in zich op te nemen. De kaarten waren zorgvuldig op de juiste plaats ten opzichte van elkaar neergelegd op alle tafels die ze hadden kunnen vinden en tegen elkaar aan kunnen leggen. Deze kaarten waren veel duidelijker. Ze konden de precieze locaties van elke moord veel beter onderscheiden, in plaats van dat ze een algemener gebied hadden waar ook andere gebouwen en wegen onder vielen.

Zoe tilde de vellen overtrekpapier op die ze had weten te vinden in het bureau van een van de ondersheriffs, die klaarblijkelijk een beetje een handwerkgek was. Daarover had Zoe met haar altijd betrouwbare liniaal een perfect rooster van vierkantjes getekend, terwijl Shelley de kaart vellen uit had geprint en aan elkaar had vastgeplakt. Nu legde ze het rooster over de kaart, ervoor zorgend dat de puntjes precies op de plaatsen delict kwamen te liggen.

Ze pakte een pen met een andere kleur en tekende weer de spiraal. De plaatsen delict verbond ze in chronologische volgorde. Ze had eigenlijk het rooster niet nodig om te weten hoe de lijn moest lopen, maar het stond er zodat Shelley het kon zien.

“Hier kan je zien dat onze dader een omgekeerde Fibonacci-spiraal aanhoudt, te beginnen met het uiteinde en dan steeds verder naar binnen,” zei Zoe onder het tekenen. “En moet je nu zien. De spiraal gaat op een voorspelbare manier over het rooster, dus kunnen we precies uitrekenen waar het zal eindigen. Het gaat door deze punten – hier, hier en hier.”

Zoe tekende een cirkel om elk van de laatste drie locaties die nodig waren om het geheel af te ronden.

“Hij is wijd begonnen om te proberen zo lang mogelijk buiten verdenking te blijven,” giste Shelley. Haar vingers bewogen over de eerste plaatsen delict. “Hier ging het om Kansas, Nebraska en Missouri, en zou het een tijdje duren voor de staten samen zouden werken. En daar had hij geen ongelijk in. Vier moorden voordat eindelijk een beroep op ons werd gedaan, en eentje sinds we hier zijn gearriveerd. Hij moet vermoed hebben dat we hem snel zouden opsporen wanneer we erachter kwamen dat de moorden verband met elkaar hielden.”

“Hij is weliswaar zorgvuldig in het verwijderen van alles dat naar hem zou kunnen wijzen, men hoewel de locaties geen bewakingscamera’s hebben was er altijd een kans dat hij op een of andere manier toch gezien zou worden,” stemde Zoe in. “Iemand had zijn auto op de weg kunnen identificeren. Door het brede stuk eerst te doen en dan pas de concentraties verder naar beneden gaf hij zich de beste kans om het helemaal af te ronden.”

“Maar nu opereert hij in een veel kleiner gebied. Dat is goed nieuws voor ons.”

“En de locaties worden zelfs nog preciezer. We zullen de exacte plaats kunnen aanwijzen.”

Shelley drukte het overtrekpapier tegen de kaart om te controleren dat ze erdoor kon kijken. “De volgende locatie is een wegattractie…wat staat daar? Een soort kermis denk ik. Dan hebben we een klein stadje omcirkeld – o nee, dat zal wel handig voor hem zijn! En de laatste is zo te zien…open terrein? Er staat daar niet echt iets.”

Zoe volgde Shelley’s ontdekkingen terwijl ze nadacht. “We hoeven hem maar een keer te pakken. We gaan vanavond op de uitkijk bij die kermis. Het doet er niet toe waar het lichaam wordt achtergelaten, maar waar de moord wordt gepleegd. We moeten hem op heterdaad betrappen.”

“Dat gaat niet gemakkelijk zijn,” zei Shelley. Ze speelde met haar hangertje, reeg het heen en weer om haar hals.

“Toch moeten we het proberen,” zei Zoe. “We moeten hem vanavond opsporen, voor hij toeslaat in het stadje. Ik bel het hoofd van de staatspolitie van Kansas wel, dan organiseer ik een presentatie. We moeten nu mobiliseren.”

***

Zoe bekeek de vierentwintig bijeengebrachte mannen en vrouwen met enigszins nerveuze afwachting. Haar hoofd maakte overuren terwijl ze hen observeerde. De twee hele centimeters die de snor van een agent voorbij zijn mondhoeken groeide. De jongste agent die aanwezig was, eenentwintig jaar oud, de oudste waarschijnlijk midden veertig. De manier waarop de maatschappelijke hiërarchie het hoofd van de politie een stoel voor in de kamer, precies in het midden, had toegewezen, en hoe gegadigden voor promotie zich zo dicht mogelijk bij hem hadden verschanst.

“We denken dat de dader de volgende locatie nu zal aandoen: de Gigantische Dinosauruskermis van Kansas,” kondigde Shelley aan. Ze stond voor de kaart die ze hadden uitvergroot voor de presentatie. “Degenen van jullie die hier vandaan komen zullen het kennen, maar het is kort gezegd een permanente wegattractie met ongeveer twintig reusachtige dinosaurusstandbeelden. Daaromheen een aantal kermisspelletjes, etenskraampjes, kraampjes voor memorabilia enzovoorts.”

“Het slechte nieuws,” zei Zoe, “is dat vanavond een speciaal Familieavond evenement plaatsvindt. De kermis heeft een aantal speciale attracties, evenals korting op toegangskaartjes voor groepen van drie of meer mensen. Dat betekent dat er waarschijnlijk een behoorlijke toeloop zal zijn, wat ons werk een stuk lastiger maakt.”

“Waarom sluiten we de kermis niet gewoon?” vroeg een van de plaatselijke agenten met zijn hand in de lucht.

“We willen hem niet afschrikken,” antwoordde Zoe. “Vergeet niet dat hij niet alleen van plan is om op deze plek toe te slaan, maar ook op andere plekken in de toekomst, als we kijken naar zijn gedragingen tot nu toe. Als we hem er vanavond van weerhouden te moorden, redden we een leven. Maar als we hem vanavond oppakken, zorgen we ervoor dat hij nooit weer een moord kan plegen.”

Shelley nam het over. “We hebben wat informatie die het iets gemakkelijker kan maken om hem op te sporen. We concentreren ons op de parkeerplaats, omdat we weten wat voor soort auto we zoeken. Het is een groene sedan van een ouder model, waarschijnlijk met een kenteken van buiten de staat. Om het zeker te weten gaan we alle sedans na die aan de beschrijving voldoen, en bekijken we de chauffeurs. We zoeken naar een man die waarschijnlijk alleen reist.”

“Wat als hij van auto gewisseld is?” Dit kwam van een andere agent.

“We hebben geen reden aan te nemen dat hij weet dat we zijn auto hebben geïdentificeerd,” zei Shelley. “Daarbij is het ons enig aanknopingspunt. We hebben geen specifieke beschrijving van hem, zelfs zijn ras weten we niet. We hebben geen levende getuigen. We moeten ons op de auto concentreren omdat we niets anders hebben om ons aan vast te houden.”

“Hoe wil je ons opstellen?” vroeg de politiechef.

“We moeten iedere verdenking vermijden,” zei Zoe, terwijl ze de kaart aan de kant zette zodat ze een diagram van de attractie en parkeerplaats kon laten zien. “Deze vent is een gewoontemoordenaar, hetgeen betekent dat hij weer zal doden als we hem vanavond niet tegenhouden. We kunnen niet riskeren hem af te schrikken. Als hij de benen neemt is er geen garantie dat we hem weer zullen vinden. Ikzelf, Special Agent Rose en acht agenten van de staatspolitie doen de parkeerplaats, in burger. Tien van jullie lopen door de kermis. Doe je voor als bezoeker en wees bedacht op verdacht gedrag. De rest wacht in ongemarkeerde auto’s op deze plekken, hier en hier, verderop in de straat. Jullie taak is om een cordon te vormen als hij de parkeerplaats weet te verlaten.”

“Zijn er nog vragen?” Shelley liet haar blik glijden over ieder gezicht van de verzamelde agenten.

Achterin schoot een arm omhoog.

“Ik ben vorig jaar op de Gigantische Dinosauruskermis geweest. Het is de hele dag open. Hoe weten we dat hij niet al daar is?”

Zoe keek naar Shelley, en Shelley keek terug.

“We gaan direct op pad,” zei Zoe, terwijl ze haar jas pakte die achterin de kamer hing. “Chef, kunt u onder het rijden contact opnemen met uw mensen. Laat hen meteen de zoektocht starten. We moeten de auto’s die nu op de parkeerplaats staan bekijken. Hij zou er al kunnen zijn – misschien heeft hij zijn slachtoffer al. We moeten snel te werk gaan, en wel zonder enig oponthoud.”