Kitabı oku: «Doodsgezicht», sayfa 7

Yazı tipi:

HOOFDSTUK ELF

Zoe gooide haar eerste koffie van de dag achterover en smeet de beker van piepschuim in de vuilnisbak. Het bonsde tegen de rand van de bak met een plezierige finaliteit, en verdween uit het zicht om te gaan rusten temidden van zijn vele broeders en zusters.

“De koffie hier is niet te zuipen,” merkte Shelley op terwijl ze mistroostig in haar eigen beker staarde.

Zoe kon het niet ontkennen.

Ze wreef over haar ogen, spoorde hen aan verder open te gaan. Een vroege ochtendstart was altijd zwaar na een laat avondeinde, maar ze was er door de jaren heen gewend aan geraakt. De routine was eenvoudig: gooi je lichaam vol met genoeg cafeïne om op gang te komen, en je brein volgde.

Desondanks was het bekijken van de beelden van de bewakingscamera’s van alles binnen een straal van acht kilometer van het tankstation – hetgeen neerkwam op een schamel aantal bestanden, gezien de locatie – zelfs voor haar vroege vogel-mentaliteit een uitdaging. Haar ogen pikten ofwel allerlei irrelevante en afleidende nummers op, of wilden dicht vallen van pure verveling van het minutenlang niets te zien hebben.

Haar blik ging onophoudelijk heen en weer tussen het tijdstip onderaan het scherm en de beelden zelf, en zag het steeds verder naar het tijdstip van de moord kruipen. De vrachtwagenrustplaats had nog altijd geen arriverende of vertrekkende voertuigen laten zien. Het was er drukker dan het tankstation, zelfs ’s avonds, maar de vrachtwagens op de parkeerplaats waren grotendeels gestationeerd voor de nacht. Niets bewoog.

Een blauwe auto flitste voorbij, op het kleine stukje weg dat zichtbaar was langs de rand van de parkeerplaats. Hij bewoog snel, en zelfs met haar vinger op de pauzeknop wist Zoe de video pas te stoppen toen de auto al voorbij was.

Ze spoelde terug, frame voor frame, tot het zichtbaar was in het kleine stukje van het scherm waar de weg stond. Ze controleerde het tijdstip. Het viel perfect binnen de tijd voor de moord. De chauffeur zou tijd hebben gehad naar het tankstation te gaan, de moord te plegen, en er weer vandoor te gaan binnen het tijdsbestek dat ze hadden vastgesteld.

Ze spoelde weer door, en zag de tijd voorbij flitsen. Minuten werden uren. Niets anders kwam langsrijden op de baan die ze op de camera kon zien.

Ze ging terug naar het precieze moment waarop de auto in vol zicht was. Zoe vernauwde haar ogen, keek van zo dichtbij dat haar neus bijna tegen het scherm aan kwam, in een poging het kenteken te lezen. Was dat een O of een D? Ze schakelde heen en weer tussen de frames om het te kunnen zien.

“Ik heb iets,” zei ze hardop om Shelley erbij te halen, “Je kan een auto zien op de bewakingscamera vlakbij het tankstation. Het klopt met het tijdstip, en ik zie daar minstens een uur erna geen andere voertuigen langskomen. Ik heb het kenteken. Ik moet het alleen invoeren in de database.”

Shelley’s gezicht klaarde op van enthousiasme terwijl ze zich haastte over Zoe’s schouder naar het bevroren beeld te kijken. “Dat zou hem best eens kunnen zijn, Z,” ademde ze.

“Ik vraag de gegevens op,” zei Zoe. Ze stopte het videobestand en opende een programma waarmee ze kentekens in kon voeren in een nationale database. Haar eerste poging, met de D, leverde niets op. Met de O lukte het wel.

“Jimmy Sikes,” las Shelley hardop. Ze keerde terug naar haar eigen computer, waar de FBI-software al klaarstond om namen op te zoeken. “Ik heb ‘m. Even kijken…o, jezus Z, hij heeft een strafblad. Hij is net een paar maanden geleden voorwaardelijk vrij gekomen.”

“Waarvoor?” vroeg Zoe.

“Mishandeling,” las Shelley. Ze keek Zoe met grote ogen aan. “Gewelddadig verleden. Denk je dat dit onze dader zou kunnen zijn?”

Zoe’s wenkbrauwen gingen omhoog terwijl ze dit overwoog. “Zou kunnen. Hij was in de buurt, en een strafblad maakt het waarschijnlijker. We moeten onmiddellijk met hem gaan praten.”

“Het adres dat de reclassering voor hem heeft is de woning van zijn zus. Zullen we haar bellen?”

Zoe knikte bevestigend, en keek hoe Shelley ademloos friemelde naar haar bureautelefoon, de cijfers intoetste, en toen diep inademde om zich te kalmeren. Ze was opgewonden. Ze was nog maar een groentje, nog steeds uitbundig bij het idee dat ze een oplossing hadden gevonden. Zoe genoot natuurlijk ook van het afronden van een zaak, maar ze liep al lang genoeg mee om te weten dat het identificeren van een verdachte in de verste verte niet overeenkwamen met het oplossen van de zaak.

“Hallo, spreek ik met Manda Sikes?” vroeg Shelley in de hoorn. Haar blik verplaatste zich in haar concentratie van Zoe naar een lege pagina van haar notitieblok. “Dag Manda. Mijn naam is Special Agent Shelley Rose van de FBI. Ik bel over je broer, Jimmy.”

Er was een pauze terwijl Manda sprak. Shelley knikte, ondanks dat de andere vrouw haar niet kon zien, en opende en sloot haar mond een aantal keer terwijl ze wachtte op een moment om haar in de rede te vallen.

“Nee, dat begrijp ik. Het gaat niet over zijn veroordeling voor mishandeling. We willen hem eigenlijk spreken over een andere zaak.”

Een nieuwe pauze. Langer ditmaal. Manda zei iets waarvan Shelley Zoe gealarmeerd aan ging kijken.

“Dus je hebt hem sindsdien niet gezien? En dat was – juist ja, vijf dagen geleden. Hij heeft helemaal geen contact opgenomen? Je hebt geprobeerd hem te bellen? Oké. Juist. Kan je me zijn mobiele nummer geven?”

Shelley maakte wat aantekeningen op het notitieblok, kraste het nummer in met een paar snelle pennenstreken. Ze wisselde nog enkele woorden uit met Manda voor ze ophing, en haar wenkbrauw naar Zoe optrok.

“Jimmy Sikes is al een paar dagen niet thuis komen opdagen?” vroeg Zoe.

“Niet sinds onze eerste moord. Manda zegt dat ze hem herhaaldelijk heeft proberen te bellen, maar zijn mobiel is uitgeschakeld. Ze dacht in eerste instantie dat we zijn reclasseringsambtenaar waren die hem probeerde te achterhalen.

“Dus lijkt het er steeds meer op dat Jimmy iets met onze zaak te maken kan hebben. Ik vraag wel aan het team op het hoofdkwartier of ze zijn mobiel kunnen traceren en onderzoeken of zijn kenteken ergens is gesignaleerd.”

Shelley knikte en zette haar pen neer. “Ik ga verder met de beelden van de bewakingscamera’s. Misschien zien we verder niks, maar in ieder geval weten we dan zeker dat dat gedeelte afgevinkt kan worden.”

Zoe ging snel aan de slag, plaatste de noodzakelijke telefoontjes en voerde gegevens in haar computer in, logde in op de databases van de FBI. Dit was een hoge-prioriteitszaak, en aangezien er al een rechter-commissaris klaarstond om huiszoekingsbevelen te ondertekenen, ging het allemaal met rap tempo. Desondanks duurde het nog een paar uren, ongeduldig tikken met pennen, en heen en weer gewieg van knieën, voordat ze de informatie kregen die ze nodig hadden.

“Daar gaan we,” zei Zoe, terwijl ze een kaart uitprintte en het nog voor het helemaal klaar was uit de printer trok. “Dit zijn onze aandachtspunten. Iedere locatie waar we Jimmy Sikes de laatste paar dagen hebben kunnen traceren.”

Shelley kwam dicht op haar staan, schouder aan schouder, en ze staarden beiden naar de punaises op een kaart barstensvol aantekeningen over tijd en precieze locatie. De ping van een mobiele telefoonmasten besloeg verscheidene gebieden, die de techneuten vervolgens hadden weten te specificeren tot een bepaalde snelweg die van de ene stad naar de andere leidde. Alle punten markeerden locaties dichtbij waar de lichamen werden gevonden. Een casino, een eethuis, een vrachtwagenrustpunt hier en daar met kentekenherkenning op de parkeerplaats. Die schilderden een vage vorm met lange en grote gaten waar de technologie niet geavanceerd genoeg was.

Zoe bestudeerde de punaises en probeerde er uit allemacht een patroon in te vinden. Ze zag de lijnen, bijna kaarsrecht als je de kronkelingen van snelwegen en bochten om heuvels en water er niet bij rekende. Het zou bij wijze van spreken met een liniaal getekend kunnen zijn als je de wegen negeerde en alleen keek waar hij was gestopt. De pingen van de mobiele telefoonmasten waren niet perfect accuraat, maar gaven een grotere cirkel weer waardoor een mobiele telefoon gepasseerd moest zijn. Desondanks liet het op z’n minst een indicatie zien van moedwillige beweging door het land.

Niet alleen dat, maar bij iedere stop waren er casino’s. Zoe traceerde patronen en lijnen en bochten tussen alles, analyseerde wat de gegevens haar toonden tot ze er absoluut zeker van kon zijn dat er geen andere optie was.

Hij wist niet dat ze hem op het spoor waren, nog niet. Hij zou nog niet bezig zijn zijn patroon te veranderen om hen te misleiden. Ze hadden hem. Ze was bereid haar carrière op het spel te zetten voor de zekerheid dat ze wist waar Jimmy Sikes naartoe reed.

“Daar,” zei ze, met haar vinger op de plek. “Als we nu op weg gaan, is dat waar we hem vinden.”

Shelley keek naar de kaart. “Het casino? Hoe kan je dat zo zeker weten?”

Een strijd barstte los in Zoe’s binnenste tussen de noodzaak om haar geloofwaardige uitleg te geven, en de noodzaak dat alles voor zich te houden. Nu was niet bepaald de tijd om te onthullen dat ze nummers en patronen kon lezen, ook al zou ze bereid zijn om het überhaupt te onthullen – en dat was ze niet.

“Hij houdt van gokken,” zei ze tenslotte. “Kijk, zie je? Zijn eerste stop, nog maar vijf dagen geleden, was bij dit casino, vlak bij het huis van zijn zuster. Daar is het allemaal begonnen. Hij is ook langs een ander casino gegaan, bij dit punt hier – we wachten weliswaar nog steeds wachten op de camerabeelden van binnenin het casino, maar het is waarschijnlijk dat hij naar binnen is gegaan, afgaand op zijn auto op de parkeerplaats. Dit is het volgende casino op de route. De punten zijn steeds ongeveer dezelfde afstand van elkaar verwijderd – verschillende graafschappen, verschillende eigenaren. Hij gaat naar elk casino dat hij kan bereiken zonder het risico te lopen dat hij herkend wordt en de deur uit wordt gezet. Het zou me niks verbazen als hij valsspeelt om geld voor zijn reisje te verdienen.”

Shelley bestudeerde de drie markeringen waarop Zoe had gewezen. Ze hield haar blonde haar vast over haar schouder zodat het niet voorover zou vallen en haar zicht belemmeren. Ze keek vragend op, maar bedacht zich toen ze de vastberadenheid op Zoe’s gezicht zag. Na een korte stilte knikte ze en kwam overeind. “Oké, jij bent de baas. Je doet dit al veel langer dan ik, dus ik neem aan dat jij een beter idee hebt dan mijn giswerk.”

Zoe was niet blij met de aarzeling in Shelley’s stem, maar er viel nu niets aan te doen. Ze moesten op pad. “Kom mee,” zei ze. “We gaan er nu vandoor. Bel het casinobeheer vanuit de auto, en zeg dat ze een uitkijken naar deze auto en een man met zijn kenmerken. Met een beetje mazzel kunnen we hem pakken voor hij daar weggaat.”

HOOFDSTUK TWAALF

Het casino was voorbij de grens van Missouri, een steenworp afstand in Kansas. Niet voor het eerst was Zoe blij dat FBI-agenten zich niet aan statengrenzen hoefden te houden,.

Zoe zag Shelley op haar telefoonscherm tikken en de gegevens van de auto tevoorschijn halen. Een blauwe auto, met het kenteken dat Zoe op de camerabeelden had gezien. Gemakkelijk genoeg te vinden – behalve dan dat dit een populair en druk casino was, en de parkeerplaats bijna vol stond.

Ze parkeerden zelf, en Zoe vervloekte inwendig de onvermijdelijke menselijke natuur waardoor er alleen parkeerplaatsen heel ver weg van de ingang over waren. Aan de andere kant was dat misschien positief, als het betekende dat ze de auto konden vinden op weg naar het casino.

“Ik hoop maar dat hij nog steeds hier is,” prevelde Shelley. Ze wipte zenuwachtig van de ene voet op de andere en friemelde aan het hangertje aan de ketting. Zoe voelde haar nerveuze energie, een drang om in beweging te blijven die zij ook voelde. De tweede auto parkeerde een eindje verderop, hun versterking van agenten uit het team van de sheriff.

Ze hadden nog geen bericht gekregen over een lichaam dat die nacht gevonden was. Hij was ofwel om een of andere reden in zijn patroon verstoord, of deze daad was zo succesvol dat het slachtoffer nog ergens daarbuiten lag. In afwachting. Zoe was niet blij met de gedachte, want ieder uur dat verstreek betekende dat eventueel bewijs dat hij per ongeluk had achtergelaten op de plaats delict steeds verder afkalfde.

Zoe deelde Shelley’s hoop niet, om de simpele reden dat ze niet twijfelde. Hij zou hier zijn. Zijn gegevens van de afgelopen paar dagen hadden haar alles laten zien dat ze moest weten. Jimmy Sikes zat in dat casino, en ze zouden hem vinden.

Los daarvan had het beveilingspersoneel hen teruggebeld en hen op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van de auto. Ze had gevraagd of ze de uitgang in de gaten konden houden, en ervoor zorgen dat hij niet kon vertrekken. Dat zou moeten betekenen dat hij nog steeds daarbinnen was.

Alleen had ze wel een paar minuten eerder gebeld met het bericht dat de beveiligingsbeambte was geroepen om een ruzie af te handelen – en hun verdachte op de camera’s uit het oog was verloren. Ze zouden bellen zodra ze hem weer zagen, maar intussen moesten ze zich ervan verzekeren dat hij er überhaupt nog was.

Ze stapten uit en Zoe knikte naar het andere team. Ze hadden hun bevelen al; ze waaierden mogelijk uit met zo min mogelijk gerucht, in paren tussen de rijen auto’s, terwijl ze de kentekens en modellen bekeken. Ze waren allemaal gewapend, voor het geval de man zich tegen de arrestatie verzette, en nerveus door de wetenschap dat het inderdaad die kant op zou kunnen gaan.

Zoe en Shelley begaven zich samen door hun rij. Ze liepen snel, maar niet snel genoeg om concentratie te verliezen. De tijd drong. Hoe sneller ze hem op konden pakken, hoe minder kans dat hij op een of andere manier kon vluchten.

Zoe’s blik ving kentekens van verschillende staten op, meer Missouri en Kansas dan andere. De nummers verschenen onwillekeurig naast elk van de auto’s. Geen enkele was de juiste.

Er klonk gekraak op de radio in Zoe’s hand, en ze tilde hem op om naar het bericht te luisteren. “We hebben de auto gevonden. De rij uiterst links, in het midden. Er zit niemand in.”

Zoe en Shelley keken op. De hoofden van de andere twee teams vlogen synchroon op naar de uiterste rij op de parkeerplaats. Een hand wuifde even in de lucht om de positie van de auto aan te geven.

Zoe hief de radio naar haar mond. “We gaan naar binnen,” zei ze. “Jullie twee blijven bij de auto voor het geval hij terugkeert. Mocht dat gebeuren, laat het ons dan direct weten. De rest gaat met ons mee.”

Ze ontmoetten elkaar gehaast bij de ingang, iedereen alert, grote ogen en stijve posturen. Er zat spanning in de groep, het soort nerveuze energie dat opkomt als je weet dat er een confrontatie aan zit te komen.

“Hoe pakken we het aan?” vroeg Shelley, met het oog op Zoe’s superieure ervaring en kennis. Op dit soort momenten werd Zoe eraan herinnerd dat haar partner niet zo doorgewinterd was als ze soms overkwam.

“Twee groepen,” zei Zoe. Ze keek om zich heen om te verifiëren dat iedereen naar haar luisterde. “De helft gaat met mij mee, de andere helft met Special Agent Rose. Ik ga naar de vooringang, het andere team langs de achterkant. Vandaaruit waaieren we uit. Laat een persoon achter bij iedere uitgang. Jullie hebben allemaal je printjes?”

De vier plaatselijke agenten en Shelley knikten.

“Neem nog een momentje om zijn gezicht weer te bestuderen voor we naar binnen gaan,” instrueerde Zoe. “Zodra je hem ziet geef je dat door op de radio, en laat ons weten waar hij zich precies bevindt. Dan sluiten we hem allemaal in voor zijn arrestatie.”

Er klonk instemmend gemompel terwijl ze allemaal hun telefoonschermpjes bekeken of opgevouwen velletjes papier uit hun zak haalden om de beeltenis van Jimmy Sikes te bestuderen.

Intussen benaderde Zoe een van de beveiligingsbeambten van het casino. Ze liet hem snel haar legitimatie zien, op zo’n manier dat het uit het zicht van voorbijgangers bleef. Na enkele gemompelde zinnen te hebben uitgewisseld pakte hij een extra radio uit haar handen en haastte zich ermee naar zijn besturingsmaker.

Toen gingen ze uit elkaar, drie mensen in elke richting. Shelley keek even om naar Zoe, alsof ze gerustgesteld wilde worden. Zoe knikte haar toe en Shelley draaide zich om om haar weg te vervolgen.

Bij het naderen van de ingang zette Zoe zich schrap met een diepe ademtocht. Het andere team zou meer tijd nodig hebben om naar de achterkant van het gebouw te gaan. Ze hoefden zich niet te haasten, nog niet.

Maar dat was niet de reden voor haar aarzeling. Ze aarzelde omdat ze al eerder in een casino was geweest, en ze wist wat het met haar deed. Wat haar gedachten te wachten stond.

Ze wierp een snelle blik op de twee agenten naast haar om te controleren dat ze er klaar voor waren. Toen liep ze naar voren, duwde zich door de brede houten deuren, het rumoer en de gedimde chaos in.

De verlichting was schaars, opzettelijk om vlekken te verbergen en klanten te misleiden tot het vergeten van hoe laat het was. De ruimte was lang en breed, opgedeeld in verschillende secties die ze niet allemaal kon zien. De gokautomaten, waarvan sommige hoog en opzichtig waren, onttrokken bijna alles aan de rechterkant aan het zicht. Links waren de tafels voor kaart- en andere spelen, en een bar die zich langs de hele zijkant uitstrekte, zodat klanten gemakkelijk konden opstaan om drank te bestellen.

En natuurlijk was er de oude casinoklassieker: een kronkelpad dat steeds alleen maar recht op de volgende gokgelegenheid afging, in plaats van een duidelijke richting door de ruimte aan te geven.

Zoe ademde in en probeerde zich te oriënteren. Probeerde de nummers, het kabaal van de machines en de mensen en de gedempte loungemuziek en de zware sfeer van avond die vrijwel meteen iedere herinnering aan de zonnige ochtend buiten overstemde, haar niet de baas te laten worden. Het was overal, waar ze ook keek. Ze kwam langs een blackjacktafel en berekeningen sprongen op in haar hoofd na het zien van alle vijf kaarthanden, en ze wist dat de speler rechts zou moeten toeslaan, omdat er een kans van tachtig procent was dat hij de kaart met lage waarden zou trekken die hij nodig had om zijn puntental van zestien op te krikken.

Aan haar andere zijde kondigden de oplichtende nummers boven een gokautomaat aan dat er een jumbo-jackpot was voor het casinonetwerk dat verschillende staten besloeg. Het bedrag had bijna een record gebroken. De vrouw die erachter zat en met onwrikbare vastberadenheid steeds een dollar in de automaat gooide, moest evenals Zoe hebben geweten dat de machine op uitbarsten stond.

Ze keek vooruit naar de indeling van de ruimte, zag welke automaten vaker zouden uitbetalen, op strategische plekken geplaatst om andere gokkers te verleiden en aan te moedigen. Het rauwe schraapgeluid van een rouletteballetje, rollend over het roulettewiel, trok haar aandacht, en zonder te hoeven wachten op het resultaat wist ze dat de man met al zijn fiches op zwart veertien deze ronde niet zou winnen.

Zoe wist dat ze een tent zoals deze helemaal zou kunnen uitkleden. Aan de blackjacktafels alleen al zou ze een fortuin kunnen vergaren, maar de pokertafels – links van haar keken vier serieuze mannen diep-geconcentreerd toe terwijl de croupier een klaveraas omdraaide, waarmee de tweede speler rechts een vijfenzeventigpuntvijf procent kans kreeg op een flush – daar kon ze keihard haar slag slaan.

Ooit had ze dat bijna ook gedaan. Jaren geleden, voordat ze bij de FBI werkte. Ze was uitgenodigd naar het casino met een groepje mensen dat ze van haar werk kende; kennissen eigenlijk, omdat ze nooit intiem genoeg was geweest met mensen om hen vrienden te noemen. Ze had verschillende spelletjes geprobeerd, en vertrok er altijd met op z’n minst het dubbele aantal fiches.

De eerste keer hadden ze gelachen en haar op de rug geslagen en haar gefeliciteerd met haar geluk. De tweede keer hield haar geluk kennelijk aan.

Bij de vierde keer keken ze haar vreemd aan.

Na haar zesde spel hield ze ermee op, wisselde haar fiches in zodat ze het casino kon verlaten en nooit meer haar vrije tijd met deze mensen hoefde door te brengen. Ze had haar schepen goed achter zich verbrand. Op het moment dat ze haar aankeken alsof het helemaal mis was met haar, en haar zelfs op fluistertoon van valsspelen gingen beschuldigen, wist ze dat het gedaan was.

Er waren dingen die ze niet kon doen, dingen die teveel aandacht vestigden op haar en op de vermogens die ze verborgen wilde houden. Daar was gokken er een van. Die avond was ze naar huis gegaan en had het geld aan een ziekenhuis gedoneerd, in de hoop dat het goede werk dat het zou verrichten bij een kinderafdeling haar zich minder schuldig zou voelen over het gebruiken van haar vermogens voor zoiets. Valsspelen was verkeerd, en ze had wel degelijk vals gespeeld.

Het lag er niet aan dat ze niet graag weer wilde spelen. Het was een leuke avond geweest – heel leuk zelfs, tot het de mist in ging. Nee, wat haar tegenhield waren het risico en het schuldgevoel. Ze had die avond gezworen dat ze nooit meer zou gokken, en die gelofte zou ze vandaag niet breken.

Niet dat daar tijd voor was als je een special agent was, belast met het opsporen van een massamoordenaar.

Dat betekende niet dat ze de nummers kon uitschakelen. Ze probeerde zich te richten op de gezichten en lichamen in plaats van kaarten en weddenschappen. Het had hoegenaamd geen zin te weten dat er uitbetaald zou moeten worden bij de volgende draai aan het roulettewiel, of welke van de pokerspelers werkelijk geen idee had wat ze nu moesten doen. Niks van dat alles zou het volgende slachtoffer van de dader kunnen redden.

Zoe begaf zich door de bochten en omleidingen van het pad. Inmiddels was ze in haar eentje, aangezien haar twee schaduwen waren verdwenen – eentje was achtergebleven bij de ingang en de ander baande zich rechts van haar een weg door het doolhof van automaten. Ze deed een slalom rond de kaarttafels en probeerde er minder als een diender uit te zien en meer als een doorgewinterde gokker op zoek naar een geschikt spel. Ze had eigenlijk geen idee hoe ze die vermomming  voor elkaar moest krijgen. Zolang ze naar de gezichten bleef kijken ging het allemaal goed. Maar zodra haar blik viel op de tafels, om de poppenkast gaande te houden, stroomden de nummers naar binnen, bijna tot op het punt dat ze werd afgeleid van haar missie.

Een beweging even verderop trok haar aandacht, en haar blik viel weer op een roulettetafel, eentje bediend door een mooie blonde croupier. De vrouw schoof fiches naar  winnaars, trok verloren fiches naar zich toe, kondigde het volgende spel aan. Om haar heen stond een aantal mensen, vier – nee, vijf – die uitsluitend aandacht hadden voor de goktafel.

En daar, midden in het groepje, met zijn profiel naar haar toe, stond Jimmy Sikes.

Zoe pakte haar radio en bracht die naar haar mond, maar hij maakte een grapje met een andere gokker en draaide zijn glimlachende gezicht net een kwartslag toen Zoe op hem af kwam. Hij zag de radio in haar hand en haar ogen op zijn gezicht, en de lach stierf ogenblikkelijk weg. Een kort moment, misschien een halve seconde, en hij had zich omgedraaid en de hielen genomen.

Zoe vloekte binnensmonds en drukte op de oproepknop. “Verdachte in zicht. Hij is te voet, probeert te vluchten, uit de richting van de kaarttafels. Zorg dat hij niet door de uitgangen komt.” Ze vertrouwde erop dat haar eigen mensen, evenals de beveiliging van het casino, dit aan zou kunnen. Zo lang ze op de juiste plaats stonden kon hij met geen mogelijkheid ontkomen.

Ze stoof achter hem aan, zag de agent in haar ooghoek vanuit de automaten haar kant op komen met steeds grotere snelheid. Sikes had maar een tafel voorsprong op haar, maar hij had het voordeel van de menigte, duwde zich tussen hen waardoor mensen verrast uit de weg gingen, maar toen Zoe even later arriveerde weer een nieuwe, stevigere barriere hadden gevormd.

Hij waagde het een blik achterom te werpen om te zien hoe dichtbij ze was. Zijn ogen waren groot en verschrikt. “Halt! FBI!” riep Zoe, om hem de kans te geven de juiste keuze te maken.

Ze maakten nooit de juiste keuze.

Ze friemelde om haar pistool uit het holster te pakken terwijl ze achter hem aan rende. Ze wist hem in haar hand te krijgen en hield hem met de radio in de andere hand in evenwicht. Als hij gewapend was kon je niet voorspellen wat hij zou doen. Je kon gewoon niet weten of hij zich met geweld zou verzetten tegen de arrestatie.

“Blijf staan en doe je handen boven je hoofd!” riep ze weer uit. Mensen sprongen uit haar weg wanneer ze haar uitroepen hoorden. Sikes zigzagde langs de tafels, keek hijgend over zijn schouder, de paniek duidelijk te zien op zijn gezicht.

Hij botste met volle kracht tegen een blackjacktafel op waardoor de croupier bijna achterover tuimelde, duwde met zijn armen net zo lang tot de tafel omkieperde en fiches en kaarten door de lucht vlogen. Vlak voor Zoe ontstond een samenloop waar ze bijna tegenaan botste, mensen die toestroomden om zoveel fiches op te rapen als ze maar konden, en zo haar pad blokkeerden.

“FBI! Uit de weg!” brulde Zoe wanhopig, maar het had Sikes al een voorsprong bezorgd. Hij begon haar te ontglippen, steeds verder weg terwijl ze zich door de menigte worstelde. Nu had hij genoeg voorsprong dat het best mogelijk was dat hij hen zou ontkomen – en wel voorgoed, als hij voorbij de agent voor de uitgang wist te komen.

Maar hij rende op een bepaalde manier, dat kon ze nu zien. Hij was waarschijnlijk al uren in het casino, had zich van het ene spel naar het andere begeven, volop genietend. Hij kende de indeling van de kamer, beter dan zij in ieder geval. En er zat een bepaalde methode in zijn rare route, een reeks scherpe hoeken heen en weer door de casinoruimte, waarbij hij het pad volledig negeerde om in plaats daarvan de snelste route naar achteren te pakken.

Zoe stond stil en bekeek hem. Ze hoefde niet eens te proberen te schieten, daarvoor stonden er teveel burgers in de weg. Ze zou hem onmogelijk nog kunnen pakken. Maar er waren nog minstens drie anderen in dit casino die hem wel konden pakken, en daar kon zij mee helpen.

In haar hoofd zag ze zijn route, als een lijn die met een liniaal getrokken was, een zigzag die allesbehalve willekeurig was. Hij week links en rechts af en ging voorbij elke tweede tafel om het snelste pad naar de deur te kiezen, ook al kon iemand die dat niet inzag er niets van maken. De lijnen vervolgden een duidelijke richting naar achteren, hetgeen Zoe kon zien nu ze het achterste gedeelte van het casino bereikten. Zoe zag de lijnen van links naar rechts liepen, niet alleen in haar hoofd maar nu ook door de ruimte, en hoe ze haar de juiste richting op wezen.

En ze zag Shelley, die op weg naar hem was.

“Shelley,” blafte Zoe in de radio. “Einde van de bar, aan jouw linkerkant. Snij hem af bij de derde pilaar.”

Zoe zag hoe Shelley naar haar bericht luisterde en hoe ze haar hoofd met een ruk naar de bar keerde. Haar ogen vonden de pilaar en ze zette het op een rennen, terwijl Zoe zelf ook op gang kwam, en evenals haar ogen haar benen het tafereel nu liet volgen.

Nog een laatste rij tafels –

Jimmy Sikes stoof naar een kant, uit de weg van de agent die zijn kant op kwam, en helde richting de bar, om de vierde pilaar heen en rechtdoor.

“Stop!” Shelley’s stem, en toen een krakend geluid, alsof een lichaam de grond raakte.

Zoe’s zicht werd belemmerd door de derde pilaar – ze kon Shelley noch Jimmy zien – maar hij was niet tevoorschijn gekomen, en Shelley ook niet. Zoe ging de hoek om waardoor ze weer vrij zicht had, en slaakte een diepe zucht van verlichting toen ze Shelley met een geoefende beweging de handboeien om Jimmy’s polsen zag slaan.

Toen ze ter plekke aankwam, enigszins buiten adem en de nasleep van adrenaline die haar lichaam was binnengestroomd tijdens de achtervolging gewaar, had Shelley Jimmy net zijn arrestatierechten voorgelezen. De andere agenten kwam om hen heen staan, pakten Jimmy bij de schouders en marcheerden hem terug naar de parkeerplaats. Zoe kon weer ademen, en wisselde een grijns en een clandestiene boks van succes met Shelley.

“We hebben hem, Z,” zei Shelley lachend.

En Zoe vroeg zich af waardoor het toch kwam dat ze er nu niet langer zo verschrikkelijk zeker van was als eerder, dat dit werkelijk de man was die ze moesten hebben.