Kitabı oku: «Eens Weg», sayfa 6
Hoofdstuk 12
“April!” schreeuwde Riley. “April!”
Riley rende naar de badkamer en keek naar binnen. Daar was haar dochter ook niet.
Ze rende wanhopig door het huis, opende deuren, keek in elke kamer en in elke kast. Ze vond niets.
“April!” schreeuwde ze weer.
Riley herkende de bittere galsmaak in haar mond. Het was de smaak van paniek.
Uiteindelijk, in de keuken, merkte ze dat er een vreemde geur door een open raam naar binnen zweefde. Ze herkende die geur van haar lang vervlogen studietijd. Haar angst ebde weg en werd vervangen door ergernis. “O, jezus,” mompelde Riley hardop, en ze voelde zich intens opgelucht. Ze trok de achterdeur open. In het vroege ochtendlicht kon ze haar dochter aan de picknicktafel zien zitten, nog steeds in haar pyjama. April zag er schuldig en schaapachtig uit.
“Wat is er, mama?” vroeg April.
Riley stapte door de tuin en stak haar hand uit. “Geef hier,” zei ze.
April probeerde onhandig een onschuldige uitdrukking tevoorschijn te toveren. “Wat?” vroeg ze.
In Rileys stem klonk meer verdriet dan woede. “Die joint die je rookt,” zei ze. “En alsjeblieft, niet tegen me liegen.”
“Je bent gek,” zei April, en ze deed haar best om rechtvaardig verontwaardigd te klinken. “Ik was helemaal niets aan het roken. Je denkt altijd het ergste over mij. Weet je dat, mam?”
Het viel Riley op dat haar dochter voorovergebogen op de bank zat. “Haal je voet weg,” zei Riley.
“Wat?” zei April, onbegrip veinzend.
Riley wees naar de verdachte voet. “Haal je voet weg.”
April kreunde hardop en gehoorzaamde. Het was duidelijk dat haar pantoffel een vers geplette joint verborg. Er steeg een sliertje rook vanaf en de geur was sterker dan ooit.
Riley boog en raapte de joint op. “Nu geef je me de rest.”
April haalde haar schouders op. “De rest waarvan?”
Riley kon haar stem niet rustig houden. “April. Ik meen het. Lieg niet tegen me. Alsjeblieft.”
April rolde met haar ogen en ging met haar hand in de zak van haar pyjamajasje. Ze pakte er een joint uit die nog niet was opgestoken. “O, jezus, hier dan,” zei ze en ze gaf hem aan haar moeder. “Ga me nu niet vertellen dat jij hem niet gaat oproken zodra je de kans krijgt.”
Riley stopte allebei de joints in de zak van haar ochtendjas. “Wat heb je nog meer?” blafte ze.
“Dat is het, dat is alles,” snauwde April terug. “Geloof je me niet? Nou, ga je gang. Zoek maar. Doorzoek mijn kamer. Zoek overal. Dit is alles wat ik heb.”
Riley trilde over haar hele lichaam. Ze worstelde ermee om haar emoties onder controle te houden. “Waar heb je dit vandaan?” vroeg ze.
April haalde haar schouders op. “Cindy heeft het me gegeven.”
“Wie is Cindy?”
April lachte cynisch. “Ja, dat weet jij natuurlijk niet. Of wel, mama? Het is niet dat je nou erg veel van mijn leven afweet. Wat kan het je trouwens schelen? Ik bedoel, maakt het je iets uit of ik high word?”
Riley was nu gekwetst. April was recht op de slagader afgegaan en het deed pijn. Riley kon de tranen niet meer tegenhouden. “April, waarom haat je me?” huilde ze.
April keek verrast, maar amper berouwvol. “Ik haat je niet, mama.”
“Waarom stráf je me dan? Waar heb ik dit dan aan verdiend?”
April staarde voor zich uit. “Misschien moet je eens de tijd nemen om daarover na te denken, mam.”
April stond op van de tuinbank en liep naar het huis.
Riley dwaalde door de keuken en pakte op de automatische piloot alles wat ze nodig had om ontbijt te maken. Terwijl ze eieren en bacon uit de koelkast pakte, vroeg ze zich af wat ze aan deze situatie kon doen. Ze zou April onmiddellijk huisarrest moeten geven. Maar hoe kon ze dat nu doen?
Toen Riley niet werkte had ze April in de gaten kunnen houden. Maar alles was nu anders. Nu Riley wel weer werkte zou haar schema opnieuw totaal onvoorspelbaar zijn. En haar dochter blijkbaar ook.
Riley overwoog haar keuzes terwijl ze de bacon in de pan legde. Eén ding leek zeker. Nu April zoveel tijd bij haar vader verbleef, zou Riley aan Ryan moeten vertellen wat er gebeurd was. Maar dat zou weer heel andere problemen opleveren. Ryan was er altijd van overtuigd geweest dat Riley onbekwaam was, als huisvrouw en als moeder. Als Riley hem vertelde dat ze April betrapt had op het roken van wiet in de tuin, dan zou hij daar alleen maar zekerder van zijn. En misschien heeft hij wel gelijk, dacht ze droevig, terwijl ze twee sneetjes brood in de broodrooster stopte.
Tot nu toe was het Ryan en Riley gelukt om de strijd over voogdijschap van April te vermijden. Hoewel hij het nooit zou toegeven, genoot Ryan te veel van zijn vrijheid als vrijgezel om een tiener op te voeden. Hij was er niet blij mee geweest toen Riley hem had verteld dat April meer tijd met hem zou gaan doorbrengen.
Maar ze wist ook dat de houding van haar ex-man heel snel kon omslaan, helemaal als hij een excuus had om haar ergens van te beschuldigen. Als hij erachter kwam dat April wiet rookte, zou hij waarschijnlijk proberen haar bij Riley weg te halen. Die gedachte was onverdraaglijk.
Een paar minuten later zaten Riley en haar dochter te eten aan de ontbijttafel. De stilte was nu nog ongemakkelijker dan normaal.
Ten slotte vroeg April: “Ga je het aan papa vertellen?”
“Denk je dat ik dat zou moeten doen?” antwoordde Riley. Gezien de omstandigheden leek dat antwoord eerlijk genoeg.
April liet haar hoofd hangen en zag er bezorgd uit. Toen smeekte ze: “Zeg alsjeblieft niets tegen Gabriela.”
Die woorden raakten Riley recht in haar hart. April maakte zich meer zorgen dat de huishoudhulp erachter zou komen dan wat haar vader ervan zou denken – of haar moeder.
Dus zo slecht staan de zaken ervoor, dacht Riley ellendig. Het kleine kostbare beetje dat er nog van haar gezinsleven over was, viel voor haar ogen uit elkaar. Ze had het gevoel alsof ze amper een moeder was. Ze vroeg zich af of Ryan zich zo over het vaderschap voelde. Waarschijnlijk niet. Ryan deed niet aan schuldgevoel. Soms benijdde ze hem om zijn emotionele onverschilligheid.
Na het ontbijt, terwijl April zich klaarmaakte voor school, werd het stil in huis en Riley kon dat andere wat er die ochtend gebeurd was niet loslaten; áls het gebeurd was. Wat of wie had dat gerammel bij de voordeur veroorzaakt? Wás er een gerammel bij de voordeur geweest? Waar waren die steentjes plotseling vandaan gekomen?
Ze dacht aan de paniek van Marie, over die vreemde telefoontjes. Diep vanbinnen groeide de beklemmende angst die ze niet onder controle kon houden. Ze pakte haar mobiel en belde een bekend nummer.
“Betty Richter, FBI Forensisch Lab,” klonk het aan de andere kant.
“Betty, met Riley Paige.” Riley slikte luid. “Ik denk dat je wel weet waarom ik bel.”
Uiteindelijk had Riley de laatste zes weken om de twee of drie dagen exact hetzelfde telefoontje gepleegd. Agent Richter had de leiding over de afronding van de details van de zaak-Peterson en Riley wilde wanhopig graag een oplossing.
“Je wilt dat ik je vertel dat Peterson echt dood is,” zei Betty vriendelijk. Betty was enorm geduldig, begripvol en had een goed gevoel voor humor. Riley was dankbaar dat ze haar had om hierover te kunnen praten.
“Ik weet dat het bespottelijk is.”
“Na alles wat jij doorstaan hebt?” zei Betty. “Nee, dat vind ik niet. Maar ik heb je niets nieuws te vertellen. Alles is hetzelfde. We hebben het lichaam van Peterson gevonden. Het was inderdaad tot as verbrand, maar het was precies zijn lengte en postuur. Het had werkelijk niemand anders kunnen zijn.”
“Hoe zeker ben je? Geef me een percentage.”
“Ik zou zeggen negenennegentig procent,” zei ze.
Riley nam langzaam en diep adem. “Je kunt er geen honderd van maken?” vroeg ze.
Betty zuchtte. “Riley, ik kan je nérgens in het leven honderd procent zekerheid over geven. Niemand kan dat. Niemand weet honderd procent zeker dat de zon morgen opkomt. De aarde kan in de tussentijd wel door een gigantische asteroïde geraakt worden en dan zijn we allemaal dood.”
Riley liet een triest lachje horen. “Bedankt dat je me nog iets gegeven hebt om me zorgen om te maken,” zei ze.
Betty lachte ook een beetje. “Graag gedaan,” zei ze. “Ik ben blij dat ik kan helpen.”
“Mam?” riep April, klaar om naar school te gaan.
Riley beëindigde het gesprek. Ze voelde zich een stuk beter en maakte zich klaar om te vertrekken. Nadat ze April afgezet had zou ze Bill vandaag oppikken. Ze moesten een verdachte ondervragen die aan alle criteria voldeed. En Riley had het gevoel dat hij misschien wel de barbaarse moordenaar kon zijn naar wie ze op zoek waren.
Hoofdstuk 13
Riley zette de motor uit voor het huis van Bill en bewonderde zijn mooie bungalow van twee verdiepingen. Ze had zich altijd afgevraagd hoe hij het voor elkaar kreeg om het gazon zo gezond groen en die sierstruiken zo onberispelijk gesnoeid te hebben. Zijn gezinsleven mocht dan wel ondersteboven liggen, maar hij hield zijn tuin keurig, perfect voor deze pittoreske buurt. Ze kon het niet helpen dat ze zich afvroeg hoe de achtertuinen in deze kleine gemeenschap zo dicht bij Quantico eruit zouden zien.
Bill kwam naar buiten. Zijn vrouw Maggie kwam achter hem tevoorschijn en wierp Riley een nijdige blik toe. Riley keek de andere kant op.
Bill stapte in en sloeg de deur dicht. “Laten we hier wegwezen,” gromde hij.
Riley startte de auto en trok op. “Ik neem aan dat het thuis niet zo goed gaat,” zei ze.
Bill schudde zijn hoofd. “Toen ik gisteravond zo laat thuiskwam, kregen we ruzie. Vanmorgen begon het weer.” Hij werd even stil en voegde er toen verbeten aan toe: “Ze heeft het weer over echtscheiding. En ze wil de volledige voogdij over de jongens.”
Riley aarzelde, maar toen ging ze ervoor en stelde de vraag die ze in haar hoofd had zitten: “En ik ben een deel van het probleem?”
Bill zweeg even. “Ja,” gaf hij uiteindelijk toe. “Ze was niet blij toen ze hoorde dat we weer samenwerken. Ze zegt dat je een slechte invloed hebt.”
Riley wist niet wat ze moest zeggen.
Bill ging verder: “Ze zegt dat als ik met jou werk, ik op mijn ergst bent. Ik ben meer afgeleid, meer geobsedeerd door mijn werk.”
Dat klopt wel, dacht Riley. Zowel zij als Bill was geobsedeerd door hun werk.
Het werd weer stil terwijl ze reden.
Na een paar minuten opende Bill zijn laptop. “Ik heb wat informatie over de man met wie we gaan praten, die Ross Blackwell.” Hij bekeek het scherm. “Een geregistreerd zedendelinquent,” voegde hij eraan toe.
Riley trok vol walging haar bovenlip op. “Wat was de aanklacht?”
“Bezit van kinderporno. Hij werd van meer dingen verdacht, maar er is nooit iets bewezen. Hij zit in de database, maar zonder beperkingen op zijn activiteiten. Het was tien jaar geleden en deze foto is best oud.”
Doortrapt, dacht ze. Misschien moeilijk te pakken.
Bill ging verder met lezen. “Ontslagen bij meerdere baantjes, om vage redenen. De laatste keer werkte hij in een filiaal in een groot winkelcentrum in de Beltway. Vooral doorsnee consumptiegoederen, en de doelgroep bestaat hoofdzakelijk uit gezinnen met kinderen. Toen ze Blackwell betrapten op het neerzetten van die poppen in perverse houdingen, ontsloegen ze hem en deden ze aangifte.”
“Een man met een tic voor poppen en een dossier met kinderporno,” mompelde Riley. Tot nu toe paste Ross Blackwell in het profiel dat ze samenstelde. “En nu?” vroeg ze.
“Hij werkt in een hobby- en modelwinkel,” antwoordde Bill. “Een ander filiaal in een ander winkelcentrum.”
Riley was een beetje verbaasd. “Wisten de managers niet over het verleden van Blackwell toen ze hem in dienst namen?”
Bill haalde zijn schouders op. “Misschien kon het ze niet schelen. Zijn interesse lijkt volledig heteroseksueel te zijn. Misschien denken ze dat hij niet veel kwaad kan op een plek waar het alleen maar over modelauto’s en vliegtuigen en treinen gaat.”
Er liep een rilling over haar rug. Hoe kreeg een man als hij het voor elkaar om een andere baan te krijgen? Deze man kon een kwaadaardige moordenaar zijn. Hoe konden ze hem laten gaan zodat hij elke dag tussen al die kwetsbare mensen kon rondlopen?
Uiteindelijk kwamen ze door het meedogenloze verkeer naar Sanfield. De buitenwijk van D.C. was voor Riley het typische voorbeeld van een ‘randgemeente’, bestaande uit winkelcentra en bedrijfspanden. Ze vond het zielloos, nep en deprimerend.
Ze parkeerde bij het enorme winkelcentrum. Een paar tellen lang bleef ze zitten, starend naar de oude foto van Blackwell op Bills laptop. Er was niets opvallends aan zijn gezicht, gewoon een blanke man met donker haar en een brutale uitdrukking. Hij zou nu in de vijftig zijn.
Zij en Bill stapten uit en wandelden door de mensenmassa totdat ze de modelwinkel zagen.
“Ik wil hem niet laten ontsnappen,” zei Riley. “Stel dat hij ons ziet en ervandoor gaat?”
“We moeten hem binnen in een hoek kunnen drijven,” antwoordde Bill. “We houden hem staande en sturen de klanten weg.”
Riley legde één hand op haar pistool. Nog niet, zei ze tegen zichzelf. Veroorzaak geen paniek als het niet nodig is.
Ze bleef even staan en bekeek het komen en gaan van de klanten van de winkel. Was een van die mannen Blackwell? Ontsnapte hij nu al?
Riley en Bill gingen de modelwinkel in. Het grootste deel van de ruimte werd in beslag genomen door een drukke, gedetailleerde weergave van een klein dorp, compleet met een rijdende trein en knipperende verkeerslichten. Aan het plafond hingen modelvliegtuigen. Er was geen pop te bekennen.
Er leken meer mannen in de winkel te werken, maar geen van hen leek op het beeld dat ze in haar hoofd had. “Ik zie hem niet,” zei Riley.
Bij de toonbank vroeg Bill: “Werkt hier een zekere Ross Blackwell?”
De man knikte en wees naar een stelling met modelbouwdozen. Een kleine, pafferige man met grijzend haar was de koopwaar aan het ordenen. Hij stond met zijn rug naar hen toe.
Riley raakte haar wapen weer aan, maar liet het in de holster zitten. Zij en Bill gingen uit elkaar, zodat ze een eventuele vluchtweg die Blackwell probeerde konden blokkeren.
Toen ze hem naderden begon haar hart sneller te slaan. “Ross Blackwell?” vroeg Riley.
De man draaide zich om. Hij droeg een bril met dikke glazen en zijn buik puilde over zijn riem heen. Wat Riley nog het meest opviel was zijn saaie, bleke huidskleur. Ze dacht dat hij waarschijnlijk niet kon rennen, maar haar idee van “eng” paste goed bij hem.
“Dat hangt ervan af,” antwoordde Blackwell met een brede glimlach. “Waarom wilt u dat weten?”
Riley en Bill lieten beiden hun penning zien.
“Wow, federale agenten?” zei Blackwell en hij klonk bijna geamuseerd. “Dat is nieuw. Ik ben gewend aan de lokale autoriteiten. Jullie zijn niet hier om mij te arresteren, hoop ik. Omdat ik echt dacht dat al die rare misverstanden in het verleden lagen.”
“We willen u gewoon een paar vragen stellen,” zei Bill.
Blackwell grijnsde een beetje en hield zijn hoofd vragend schuin. “Een paar vragen, hè? Nou, ik ken mijn rechten behoorlijk goed. Als ik het niet wil, hoef ik niet met jullie te praten. Maar ach, waarom niet? Misschien zelfs wel leuk. Als jullie mij op een bak koffie trakteren, werk ik wel mee.”
Blackwell liep naar de toonbank, en Riley en Bill liepen achter hem aan. Riley was alert op iedere poging van hem om aan hen te ontkomen.
“Ik ga met koffiepauze, Bernie,” riep Blackwell naar de caissière.
Riley kon aan Bills uitdrukking zien dat hij zich afvroeg of ze wel de goede man hadden. Ze begreep waarom hij zo dacht. Blackwell leek totaal niet ontdaan te zijn om hen te zien. Sterker nog, hij leek het wel leuk te vinden.
Maar wat Riley betrof maakte hem dat alleen maar nog meer immoreel en sociopatisch. De meest geraffineerde seriemoordenaars in de geschiedenis vertoonden genoeg charme en zelfverzekerdheid. Het laatste wat ze verwachtte was dat de moordenaar er schuldig uit zou zien.
Het was niet ver naar de food court. Blackwell leidde Bill en Riley rechtstreeks naar een koffiehoek. Als de man nerveus was om in het gezelschap van twee FBI-agenten te verkeren, dan liet hij het niet zien.
Een klein meisje dat achter haar moeder liep, struikelde en viel vlak voor hen op de grond.
“Oeps!” riep Blackwell vrolijk. Hij boog voorover en tilde het kind overeind.
De moeder bedankte hem automatisch en leidde haar dochter aan de hand weg. Riley zag Blackwells blik naar de blote benen onder het korte rokje van het meisje gaan en ze voelde zich misselijk worden. Haar achterdocht groeide.
Riley pakte Blackwell stevig bij zijn arm vast, maar hij keek haar verbijsterd en onschuldig aan. Ze gaf een ruk aan zijn arm en liet hem los. “Haal je koffie,” zei ze en ze knikte naar het koffietentje.
“Ik wil graag een cappuccino,” zei Blackwell tegen de jonge vrouw achter de toonbank. “Deze mensen betalen.” Daarna draaide hij zich naar Bill en Riley om en vroeg: “Wat nemen jullie twee?”
“Wij hoeven niets,” zei Riley.
Bill betaalde voor de cappuccino en ze liepen met zijn drieën naar een tafel waar geen andere mensen in de buurt zaten.
“Oké, dus wat weten jullie over mij?” vroeg Blackwell. Hij leek ontspannen en vriendelijk. “Ik hoop dat jullie niet bevooroordeeld zijn, net als de autoriteiten waar ik aan gewend ben. Mensen zijn tegenwoordig zo bekrompen.”
“Bekrompen over poppen in obscene houdingen neerzetten?” vroeg Bill.
Blackwell keek oprecht gekwetst. “Je laat het zo smerig klinken,” zei hij. “Er was niets obsceens aan. Kijk zelf maar.”
Blackwell pakte zijn mobiel en liet foto’s van zijn kunstwerk zien. Hij had kleine pornografische tafereeltjes in de poppenhuizen gecreëerd. De kleine menselijke poppetjes waren in verschillende toestanden van naaktheid. Ze waren in een fantasierijke opstelling van groepjes en posities in diverse delen van het huis neergezet. De diversiteit van seksuele daden op de foto’s duizelde Riley; sommige ervan waren waarschijnlijk in veel staten verboden.
Ziet er anders behoorlijk obsceen uit, dacht Riley.
“Het was satirisch bedoeld,” legde Blackwell uit. “Ik maakte een belangrijk sociaal statement. We leven in zo’n ongevoelige en materialistische maatschappij. Iémand moet op deze manier protesteren. Ik gebruikte mijn recht tot vrijheid van meningsuiting op een heel verantwoorde manier. Ik heb er geen misbruik van gemaakt. Het is niet zo dat ik ‘brand’ in een druk theater heb geroepen.”
Riley merkte dat Bill een verontwaardigde blik in zijn ogen kreeg.
“En hoe zit het dan met de kinderen die deze kleine tafereeltjes van jou vonden?” vroeg Bill. “Denk je niet dat dit schadelijk voor ze was?”
“Nee, eigenlijk niet,” zei Blackwell behoorlijk zelfingenomen. “Ze krijgen via de media dagelijks ergere dingen te zien. Er bestaat geen onschuld meer bij kinderen. Dat is precies wat ik de wereld wilde vertellen. Het breekt mijn hart, ik zeg het je.”
Hij klinkt alsof hij het meent, dacht Riley.
Maar het was overduidelijk voor haar dat hij het helemaal niet meende. Ross Blackwell had totaal geen normen en waarden, of empathie. Met iedere seconde die verstreek raakte Riley steeds minder overtuigd van zijn onschuld.
Ze probeerde zijn gezicht te lezen. Dat was niet gemakkelijk. Net als alle echte sociopaten verborg hij zijn ware gevoelens met verbazingwekkende bekwaamheid. “Vertel eens, Ross,” zei ze. “Ben je graag in de buitenlucht? Ik bedoel, kamperen en vissen en dat soort dingen.”
Het gezicht van Blackwell klaarde met een brede glimlach op. “O, ja. Al sinds ik een kind was. Ik zat toen bij de padvinders. Ik ga soms weken achtereen alleen de wildernis in. Soms denk ik weleens dat ik in een vorig leven Daniel Boon was.”
Riley vroeg, “Jaag je ook graag?”
“Jazeker, altijd,” zei hij enthousiast. “Ik heb thuis heel veel trofeeën. Je weet wel, opgezette koppen van elanden en herten. Ik zet ze allemaal zelf op. Ik heb wel aanleg voor taxidermie.”
Riley tuurde naar Blackwell. “Heb je favoriete plekjes? Ik bedoel, bossen of zoiets. Staatsparken en nationale parken.”
Blackwell wreef nadenkend over zijn kin. “Ik ga veel naar Yellowstone,” zei hij. “Ik denk dat dat mijn favoriet is. Maar de Great Smoky Mountains zijn natuurlijk moeilijk te overtreffen. Yosemite ook. Het is niet makkelijk om een keuze te maken.”
Bill viel in: “En Mosby State Park? Of dat nationale park bij Daggett?”
Blackwell keek plotseling een beetje achterdochtig. “Waarom wil je dat weten?” vroeg hij ongemakkelijk.
Riley wist dat het moment van de waarheid – of het tegenovergestelde – eindelijk gekomen was. Ze reikte naar haar tas en pakte de foto’s van de slachtoffers, genomen toen ze nog leefden. “Kun je deze vrouwen identificeren?” vroeg Riley.
Blackwells ogen werden groot. “Nee,” zei hij met trillende stem. “Ik heb ze nog nooit in mijn leven gezien.”
“Weet je dat zeker?” drong Riley aan. “Misschien zullen hun namen je geheugen opfrissen. Reba Frye. Eileen Rogers. Margaret Geraty.”
Blackwell leek op het randje van een paniekaanval te verkeren. “Nee,” zei hij. “Ik heb ze nog nooit gezien. Nog nooit hun namen gehoord.”
Riley bestudeerde zijn gezicht een paar tellen lang. Uiteindelijk begreep ze de situatie. Ze wist nu alles wat ze over Ross Blackwell wilde weten. “Bedankt voor je tijd, Ross,” zei ze. “Als we nog iets willen weten, nemen we contact op.”
Bill keek stomverbaasd terwijl hij haar het eettentje uit volgde. “Wat gebeurde er daar?” snauwde hij. “Waar was je mee bezig? Hij is schuldig en hij weet dat hij erbij is. We kunnen hem niet uit ons zicht laten totdat we hem kunnen oppakken.”
Riley zuchtte licht ongeduldig. “Denk na, Bill,” zei ze. “Heb je goed naar zijn bleke huid gekeken? Geen enkele sproet. Die man heeft in zijn hele leven amper een hele dag buiten de deur doorgebracht.”
“Dus hij zat niet echt bij de padvinders?”
Riley grinnikte zacht. “Nee,” zei ze. “En ik zeg je dat hij nog nooit naar Yellowstone of Yosemite of de Great Smoky Mountains is geweest. En hij weet niets van taxidermie af.”
Bill zag er nu beslist beschaamd uit. “Hij liet het mij echt geloven,” zei Bill.
Riley knikte bevestigend. “Natuurlijk,” zei ze. “Hij is een geweldige leugenaar. Hij kan mensen laten geloven dat hij altijd de waarheid spreekt. En hij liegt erg graag. Hij doet het zodra hij de kans krijgt; en hoe groter de leugen, hoe beter.” Ze zweeg even. “Het probleem is,” vervolgde ze, “dat hij waardeloos is in de waarheid vertellen. Dat is hij niet gewend. Hij verliest zijn kalmte wanneer hij dat probeert.”
Bill liep stil naast haar en probeerde het te verwerken. “Dus je bedoelt...” begon hij.
“Hij vertelde de waarheid over de vrouwen, Bill. Daarom klonk hij zo schuldig. De waarheid klinkt altijd als een leugen wanneer hij die probeert uit te spreken. Hij heeft geen van die vrouwen ooit in zijn leven gezien. Ik zeg niet dat hij niet tot moord in staat is. Waarschijnlijk is hij dat wel. Maar hij heeft déze moorden niet gepleegd.”
Bill gromde binnensmonds. “Verdomme,” zei hij.
Riley zei niets meer onderweg naar de auto. Dit was een serieuze tegenslag. Hoe meer ze erover nadacht, hoe meer ze zich zorgen maakte. De echte moordenaar liep nog ergens rond en ze hadden nog steeds geen idee wie of waar hij was. En ze wist, ze wíst gewoon, dat hij weer snel zou gaan moorden.
Riley raakte gefrustreerd door haar onvermogen om deze zaak op te lossen, maar terwijl ze haar hersenen pijnigde, wist ze ineens met wie ze moest praten. Meteen.