Kitabı oku: «In de gaten», sayfa 5
HOOFDSTUK ACHT
Met een hoofd vol van onophoudelijke vragen over de dood van Rhea, stond Riley stil en keek ze heen en weer door de gang van het studentenhuis.
Hier begon het, dacht ze.
Ze beeldde zich de plek op donderdagavond in, het moment nadat ze met tegenzin instemde om met haar vriendinnen naar de Centaur’s Den te gaan.
Ze had net haar spijkerjasje over een flatterende korte top aangetrokken en stapte de gang in. Trudy en Rhea hadden de andere meisjes voor hun uitje verzameld: Cassie, Gina en Heather.
Riley herinnerde zich de hectiek van kinderachtige opwinding, de belofte van drank, dansen en misschien wat jongens.
Ze herinnerde zich ook hoe losgekoppeld ze zich daarvan voelde.
Ze reconstrueerde de weg van de groep door de gang en liep verder naar buiten.
Het was al donker buiten, niet zo donker als dat het die nacht was geweest, maar de lampen langs de paden waren aan, dus het was voor Riley gemakkelijk om te visualiseren hoe de dingen er destijds uit hadden gezien.
Terwijl ze de weg liep die ze allemaal gevolgd hadden, herinnerde Riley zich dat ze achter de anderen was gebleven, in de verleiding om terug naar haar kamer te gaan om verder te studeren. Cassie, Gina en Heather liepen dicht bij elkaar, kletsend en giechelend. Rhea en Trudy hadden naast elkaar gelopen en hadden elkaar speels op de arm geslagen over een grap die Riley niet had kunnen horen.
Riley bleef maar visualiseren wat er allemaal was gebeurd terwijl ze hun route buiten de campus en de omliggende straten in volgde. Al snel arriveerde ze bij de ingang van de Centaur’s Den, zoals ze die nacht hadden gedaan. Ze herinnerde zich dat ze in de rokerige, lawaaierige bar werd geduwd.
Terwijl ze nu naar binnen liep, was het er duidelijk minder druk dan die avond. Het was ook stiller. ‘Uninvited’ van Alanis Morissette speelde op de jukebox, zacht genoeg zodat Riley het nabijgelegen gekets van biljartballen kon horen. En er flitsten geen bewegende lichtstralen of fonkelingen over de lege dansvloer.
Maar Riley kon zich de herrie en chaos van die nacht levendig herinneren. Hoe ‘Whiskey in the Jar’ zo hard aan had gestaan dat de hele plek vibreerde, en hoe Heather, Cassie en Gina regelrecht naar de bar waren gegaan, en hoe Trudy zowel Riley als Rhea bij de hand had gegrepen en over de muziek heen had geschreeuwd...
‘Kom op, laten we dansen, met z’n drieën!’
Terwijl ze naar de nu lege dansvloer stond te kijken, herinnerde Riley zich dat ze haar hoofd had geschud, haar hand had weggetrokken, hoe gekwetst Trudy had gekeken, toen haar tong naar haar uit had gestoken en met Rhea was gaan dansen.
Was dat de laatste keer dat Riley Rhea had gezien, in leven in ieder geval?
Ze herinnerde zich dat ze naar beneden was gegaan om alleen te zijn. De volgende keer dat ze haar vriendinnen had gezien, was toen ze dronken de trap afstrompelden en Trudy met een volle kan bier had gezwaaid.
Riley had Trudy gevraagd...
‘Waar is Rhea?’
Trudy had het niet geweten, maar een van de andere meisjes, Heather, dacht Riley, had gezegd dat Rhea al terug naar het studentenhuis was gegaan.
Riley slikte hard bij het besef. Ja, de laatste keer dat ze Rhea nog levend had gezien, was hier op deze dansvloer geweest.
Ze voelde opnieuw een golf van schuld en de vreselijkheid van het woord áls...
Misschien als ik gewoon gebleven was en met ze had gedanst...
Maar ze herinnerde zichzelf aan wat Dr. Zimmerman over schuld had gezegd, dat het Rhea niet terug zou brengen...
‘Focus in plaats daarvan op ons vermogen tot empathie.’
Riley vroeg zich af of dat was wat ze nu probeerde te doen, door opnieuw te beleven wat zij en haar vrienden die nacht hadden meegemaakt?
Probeerde ze zich in te leven?
Zo ja, in wie?
Ze had geen idee.
Ze wist alleen dat haar nieuwsgierigheid met de minuut groeide.
Ze wilde het gewoon wéten. Zonder echt enig idee te hebben van wat ze verwachtte te weten te komen.
Riley draaide zich weg van de dansvloer en zag een paar jongens poolen. Een van hen was Harry Rampling, de football speler die haar die avond beneden had benaderd.
Riley keek toe hoe Harry een pool stoot nam zonder ballen in de pockets te krijgen. Riley vond het een domme stoot. Ze was zelf ook een behoorlijk goede poolspeler.
Toen maakte Harry oogcontact met haar en grijnsde een beetje.
Hij stapte naar zijn tegenstander, die zich klaar maakte om een eigen stoot te doen, en fluisterde iets in zijn oor terwijl hij naar Riley keek. Toen grinnikten de twee jongens hatelijk, dus Riley was ervan overtuigd dat alles wat Harry over haar had gezegd grof en beledigend was.
Ze voelde een vlaag van woede. Het liefst was ze naar hem toegelopen om te eisen te weten wat Harry over haar had gezegd, om er vervolgens op te staan dat hij zijn verontschuldigingen aan zou bieden.
Maar ze wilde niet afgeleid worden van de taak die ze uit moest voeren.
In plaats daarvan bleef ze hem even aankijken en vroeg ze zich af of de politie die avond bij hem langs was geweest. Ze had tenslotte zijn naam aan Chef Hintz genoemd, net zoals ze die van Ryan had genoemd.
Maar ze herinnerde zich de goedkeuring van Hintz bij het horen van Harry’s naam en zijn afkeuring toen Riley zei dat ze hem had afgepoeierd. Natuurlijk dacht de chef veel te hoog over de football held om hem ooit van moord te verdenken. Riley vroeg zich af of hij misschien ongelijk had gehad.
Moest ze misschien naar Harry toe gaan en wat vragen stellen?
Wat voor goed zou dat doen? dacht ze.
Ze was tenslotte geen agent. Ze had geen idee hoe ze dat aan moest pakken.
Bovendien was het feit dat ze enorm van hem walgde nauwelijks een reden om hem te verdenken. Wat de moord betreft, was hij eigenlijk niet anders dan Ryan Paige, gewoon een jongen die toevallig die avond in de Centaur’s Den was geweest.
Ze keek een ogenblik door de ruimte heen. Iemand anders was daar die avond geweest, of in de club of buiten aan het wachten. Ze bleef maar denken dat ze zich nog meer gezichten van die avond moest kunnen herinneren. Maar de politie had natuurlijk iedereen die hier geweest was ondervraagd en geen verdachten gevonden.
Riley draaide zich om naar de bar. Alleen op een krukje zat een lange, slungelige man met een bril met dikke glazen een biertje te drinken. Riley herkende hem meteen. Het was Rory Burdon, die die avond een verrassingsbezoek van de politie had gekregen. Op dit moment leek hij in gedachten verzonken.
Ze liep naar de kruk naast hem en vroeg: ‘Mag ik gaan zitten?’
Rory brak uit zijn mijmering en keek verrast naar Riley.
Toen haalde hij zijn schouders op en zei: ‘Natuurlijk.’
Riley ging zitten en bestelde een biertje voor zichzelf.
Rory vroeg haar: ‘Je was toch een van Rhea’s vriendinnen? Ik heb je weleens met haar gezien.’
Riley knikte.
Rory zat een ogenblik naar zijn bier te staren.
Toen zei hij: ‘Ik ben vanaf dat moment een wrak. Ik ben vandaag niet naar de lessen geweest en ik denk ook niet dat ik morgen zal gaan. Ik kan niet bevatten wat er is gebeurd. Voordat ze wegging had ik even met haar gedanst.’
Toen schudde hij zijn hoofd en zei: ‘Wie zou dat een aardig meisje als Rhea aandoen?’
Riley wist niet wat ze moest zeggen. Het was zeker geen vraag waar ze het antwoord op wist. De enige persoon die het antwoord wel wist was de moordenaar zelf.
Rory nam een slokje van zijn bier en zei: ‘De politie is die avond naar mijn flat gekomen. Dat is hoe ik erachter kwam. Het was verschrikkelijk. Ik bedoel niet dat het vreselijk was om zo ondervraagd te worden. De politie deed gewoon haar werk. Het was gewoon zo’n vreselijke manier om erachter te komen.’
Hij keek Riley met een nieuwsgierige uitdrukking aan.
‘Hoe ben jij erachter gekomen?’ vroeg hij.
Riley huiverde diep.
‘Ik heb haar lichaam gevonden,’ zei ze.
Rory’s ogen werden groot.
‘Oh, het spijt me,’ zei hij. ‘Het was zo stom om te vragen.’
‘Het is goed,’ zei Riley. ‘Je had het niet kunnen weten.’
Riley nipte aan haar eigen bier. Ze waren allebei even stil.
Toen zei Rory langzaam en voorzichtig...
‘Ik weet niet of ik je dit moet vertellen. De waarheid is dat ik dit aan niemand anders heb verteld... ‘
Toen werd hij weer stil.
Riley voelde een vleugje verwachting. Ging hij haar iets vertellen over wat er met Rhea was gebeurd?
Toen zei hij: ‘Ik was echt verliefd op Rhea. Wat er met haar gebeurd is, heeft me heel hard geraakt.’
Riley schrok. Ze herinnerde zich hoe Rhea’s vriendinnen haar hadden geplaagd met haar ‘ding’ voor Rory.
Moest ze Rory vertellen dat Rhea hetzelfde voor hem had gevoeld?
Rory ging verder: ‘Ze was heel aardig tegen me. Ze danste zelfs van tijd tot tijd met me, zoals ze die avond deed. Ik weet zeker dat ze gewoon vriendelijk was, en ik wist beter dan haar op een echte date of iets dergelijks mee te vragen. Het punt is...’
Hij zweeg weer.
Toen zei hij: ‘Ik herinner me dat ze die nacht wegging. Ik stond in de buurt toen ze tegen haar vriendinnen zei dat ze terug naar haar kamer ging. Ik maakte me een beetje zorgen. Ik dacht dat ze daar misschien niet alleen naartoe moest lopen. Maar...’
Zijn gezicht vertrok van emotie.
‘Ik dacht erover om naar haar toe te gaan en te vragen of ze wilde dat ik met haar naar de campus zou lopen. Maar ik was... te bang, kun je dat geloven? Ik dacht dat als ik aanbood om haar naar huis te brengen… Nou, misschien dat ze het verkeerd op zou vatten. Misschien dat ze zich ongemakkelijk zou voelen en zou denken ze dat ik haar probeerde te stalken of zoiets.’
Hij leek nu tegen zijn tranen te vechten.
‘Als ik met haar mee was gegaan, dan zou het misschien niet gebeurd zijn,’ zei hij. ‘Maar ik was een te grote lafaard.’
Riley huiverde een beetje. Ze voelde een plotselinge pijn over dat vreselijke woord ‘lafaard’.
Dit is empathie, dacht ze.
En het was geen prettig gevoel, de emotionele pijn van iemand anders ervaren.
Om één ding was ze echter blij. Ze had gelijk gehad om hem niet te vertellen dat zijn oogje op Rhea wederzijds was geweest. Dan zou hij zeker weten dat als hij erom had gevraagd, Rhea hem mee naar huis had laten lopen.
Dat zou hem een veel, veel slechter gevoel geven.
Maar ze moest iets zeggen. Ze kon hem zich niet zo laten voelen.
Ze zei: ‘Je was geen lafaard. Veel mensen voelen zich zo. Mensen die haar kenden, bedoel ik. Ik ook. Ik was hier die nacht en ik heb niet eens... ‘
Haar stem vervaagde even.
Toen zei ze: ‘Ik denk dat we ons allemaal moeten realiseren, dat het niet onze schuld was. We zijn niet verantwoordelijk voor wat er is gebeurd. Iemand anders heeft het gedaan en die persoon moet gevonden worden en ervoor boeten. Het is verkeerd; echt, echt verkeerd om onszelf de schuld te geven.’
Rory’s gezicht leek een beetje te ontspannen.
Riley dacht dat ze waarschijnlijk het juiste zei. Ze voegde er bijna aan toe...
‘Het leven gaat verder.’
... maar ze slaagde erin om zichzelf te stoppen.
Dat oude cliché was tenslotte gewoon niet waar.
De gebeurtenissen van vorige week hadden het bewezen.
Rory zei: ‘Ik wou dat ik haar beter had leren kennen.’
Riley dacht droevig…
Ja ik ook.
Ze klopte Rory op de schouder en zei: ‘Zorg goed voor jezelf, oké?’
Rory knikte en nam nog een slokje van zijn bier. Zonder die van haarzelf op te drinken, stond Riley op van de bar en liep weg. Toen ze de pooltafel passeerde, was ze blij dat Harry Rampling en zijn vriend te diep in hun spel zaten om haar op te merken.
Toen Riley naar buiten stapte, deed de plotselinge uitbarsting van koele nachtlucht haar denken aan toen ze donderdagavond de Centaur’s Den verlaten had. Ze stopte en bleef daar staan, niet ver van de deur, niet zeker wat ze nu wilde doen.
Beetje bij beetje kreeg ze een verontrustend gevoel...
Hij was hier, dacht ze.
De moordenaar stond hier waar ik nu sta, te wachten.
Ze wist niet waarom, maar ze was er absoluut zeker van.
In feite kon ze precies voelen wat hij had gevoeld toen hij stond te wachten. Zijn verhoogde bewustzijn, zijn versnelde ademhaling en pols, zijn enthousiaste verwachting.
Ze huiverde toen ze besefte...
Ik leef met hem mee.
Het was echt een angstaanjagend idee. Even angstaanjagend als het zien van Rhea’s lichaam.
Ze vroeg zich af of ze zich aan dit gevoel over durfde te geven?
Durfde ze in de duisternis van zijn geest af te dalen?
Ik moet dit doen als ik kan, zei ze krachtig tegen zichzelf. Ik moet weten wat er met Rhea is gebeurd.
HOOFDSTUK NEGEN
Riley stopte zichzelf halverwege haar gedachten.
Wat bedoel je? vroeg ze zich af. Wat denk je dat je aan het doen bent?
En toch kon ze het idee niet uit haar hoofd zetten, dat ze op de een of andere manier een glimp van de werkelijke sensaties van de moordenaar kreeg.
Ze stapte uit de deuropening en leunde tegen de buitenmuur van het gebouw. Ze haalde diep adem en probeerde zichzelf te dwingen om rationeel te denken.
Ze zei tegen zichzelf: je gelooft toch niet dat je kunt achterhalen wat er met Rhea is gebeurd door aandacht te besteden aan...
… aan wat?
Maar zelfs toen ze daar met zichzelf stond te discussiëren, wist ze dat ze iets echts voelde. Ze kreeg wat inzicht in wat hier gebeurd was.
En ze moest ervan leren wat ze kon.
Net zoals ze er zeker van was dat hij het had gedaan, stapte ze achteruit totdat ze in de schaduwen bij de deur naar de Centaur’s Den verborgen was.
Ze stelde zich voor dat de deur openging en Rhea alleen naar buiten stapte.
Hij ziet haar, dacht ze. Maar ze ziet hem niet.
Ze vroeg zich even af of hij specifiek op Rhea had gewacht?
Ze herinnerde zich opnieuw wat Dr. Zimmerman had gezegd...
‘De moordenaar kende Rhea en wilde haar dood hebben.’
Maar nu besefte Riley dat haar rationele geest zich ook met deze nieuwe sensatie bezighield en begon ze aan de verklaring van de professor te twijfelen. Hoe had de moordenaar bijvoorbeeld zeker kunnen weten dat Rhea ervoor zou kiezen om die avond alleen naar huis te lopen en niet omringd door vriendinnen? Had hij hier op de loer kunnen liggen voor een meisje dat onverstandig genoeg zou zijn om te besluiten om de Centaur’s Den alleen te verlaten?
Zou Zimmerman het mis kunnen hebben?
Riley wist het niet. Ze wist gewoon dat ze haar eigen instinct, samen met haar eigen logica moest gebruiken.
Nu vond ze het gemakkelijker om zich voor te stellen dat Rhea zorgeloos haar weg door de straat voortzette. Ze herinnerde zich de laarzen die Rhea die nacht gedragen had, ze kon ze nu bijna tegen de stoep horen klakken en ze kon zich de scherpe contouren van haar figuur onder de straatlantaarns visualiseren.
Even bleef ze staan waar de moordenaar gestaan moest hebben, wachtend tot Rhea op enige afstand zou komen. Toen begon ze in dezelfde richting te lopen. Riley droeg sneakers, dus haar eigen voetstappen waren stil. Ze vermoedde dat de moordenaar ook schoenen met een soort zachte zolen gedragen moest hebben. Hij had zo stil mogelijk willen blijven.
Riley liep ongeveer tien of twaalf meter achter van waar ze dacht dat Rhea was totdat ze de campus bereikte, met zijn kronkelende paden verlicht door lampen. Zoals ze voelde dat de moordenaar gedaan moest hebben, begon ze de afstand tussen hen te verkleinen.
Toen ze dichterbij kwam, besefte ze dat zelfs haar met sneakers beklede voeten voor Rhea hoorbaar zouden zijn geworden en dat gold ook voor de voetstappen van de moordenaar.
Had Rhea achterom gekeken om te zien wie haar volgde?
Misschien.
Of misschien had ze gewoon haar tempo versneld.
Riley begon sneller te lopen om haar bij te houden.
Ze moet wel bang zijn geworden, dacht ze.
En uiteindelijk moet Rhea het gedurfd hebben om achter zich te kijken.
Riley kon haar gezicht onder het licht van de lamp visualiseren, kon haar uitdrukking duidelijk zien.
Ze zag een halve glimlach van opluchting op haar gezicht.
Ze kende hem, besefte Riley.
Maar hoe goed kende ze hem?
Misschien net goed genoeg om zich opgelucht te voelen, vermoedde Riley.
Gerustgesteld vertraagde Rhea waarschijnlijk haar pas in een normaal tempo.
Riley voelde de stijgende voldoening van de moordenaar en zijn gretige verwachting.
Alles ging precies zoals hij had gehoopt.
En ze kon hem haar met een zachte, vriendelijke stem horen roepen...
‘Hé, het is al laat. Wil je dat iemand met je mee loopt?’
Riley stelde zich voor dat Rhea langzaam stopte en met een verlegen lach antwoordde...
‘Ja, misschien is dat wel een goed idee.’
Riley voelde de verrukking van de moordenaar terwijl hij naar Rhea liep.
Ze voelde ook dat hij dacht...
Deze voldoet.
Ze voldoet prima.
Riley stond plotseling stokstijf stil en sprong uit haar griezelige gevoel van verbondenheid met de moordenaar.
Ze was verbluft door de indrukken die haar geest overspoeld hadden, waardoor haar verbeeldingskracht en haar logica een kracht hadden gekregen die ze nog nooit eerder gevoeld had.
Maar de sensaties waren nu verdwenen.
Hoe ze het ook probeerde, ze kon zich niet voorstellen wat er was gebeurd nadat hij zich bij zijn te vertrouwende slachtoffer hier op het pad had gevoegd.
Maar misschien was dat uiteindelijk beter.
Wilde ze de moord echt net zo levendig visualiseren als de gebeurtenissen die eraan voorafgingen?
Ze probeerde het gevoel van tastbaar kwaad dat ze zichzelf net had laten ervaren van zich af te schudden, maar de afschuw verdween niet.
Ze vroeg zich af...
Wat was ik in vredesnaam aan het doen?
Ze herinnerde zich wat Dr. Zimmerman over empathie had gezegd.
‘Dat is het verschil tussen ons en ‘s werelds meest verschrikkelijke monsters.’
Maar wat gebeurde er met mensen die zich in monsters inleven? Zouden ze zelf ook monsters kunnen worden?
Ze kreeg kippenvel bij het idee zelf.
Ze herinnerde zich nog iets wat Dr. Zimmerman had gezegd.
‘Dit was persoonlijk. De moordenaar kende Rhea en wilde haar dood hebben.’
Hij had vast geweten waar hij het over had, veel beter dan Riley mogelijk kon.
En toch, diep van binnen, wist ze zeker dat hij het fout had gehad.
De moordenaar had Rhea gekend, maar slechts een beetje, misschien niet veel meer dan haar naam.
En ze had hem goed genoeg gekend om niet bang voor hem te zijn, hem te vertrouwen om met haar mee naar haar studentenhuis te lopen.
Hij had niets persoonlijks tegen haar gehad. Ze was toevallig het meisje dat alleen uit de Centaur’s Den weg was gegaan, terwijl hij had staan wachten.
Riley was er ook zeker van dat de moordenaar nog niet klaar was. Als hij niet werd tegengehouden, dan zou hij een ander slachtoffer opeisen.
Het was slechts een kwestie van tijd.
Ze vroeg zich af, dat als Zimmerman zich daar in vergist had, hoe het dan met de politie zat?
Wisten ze met wat voor soort monster ze te maken hadden?
Ze probeerde zichzelf te vertellen dat het niet haar taak was...
Wat denk ik dat ik ben, een agent?
Hoe dan ook, wat kon zij er in vredesnaam aan doen?
Zonder na te denken, begon ze te rennen. Ze rende helemaal van de campus af en vervolgens de resterende vier blokken naar het politiebureau van Lanton. Ze pauzeerde even buiten het gebouw om op adem te komen en ging toen naar binnen.
Een geüniformeerde vrouw zat achter de receptie.
Ze vroeg Riley: ‘Kan ik u helpen?’
Riley’s hart bonsde nog steeds, zowel van opwinding als van het rennen.
Ze zei: ‘Ik moet met iemand praten over… over het meisje dat donderdagavond vermoord is.’
De vrouw keek haar even aan.
‘Heb je nieuwe informatie?’ vroeg ze.
Riley opende haar mond om te praten, maar wist niet wat ze moest zeggen.
Hád ze nieuwe informatie?
Nee, alles wat ze had was een vaag, maar overweldigend voorgevoel.
Ze voelde een hand op haar schouder en hoorde een mannenstem achter zich.
‘Ik ken jou. Wat kom je hier doen?’
Riley draaide zich om en zag het grote, roodachtige gezicht van agent Steele, de agent die gekomen was toen ze de deuropening van Rhea’s kamer geblokkeerd had. Riley herinnerde zich dat hij toen niet blij was geweest om haar te zien.
‘Je hebt wat uit te leggen,’ had hij gezegd. ‘Begin met praten.’
Ze had niet het idee dat hij nu blijer was om haar te zien.
Ze stamelde: ‘Ik wil gewoon… ik wil weten hoe het met het onderzoek gaat.’
Steele’s gezicht rimpelde van irritatie.
‘Ik weet niet zeker wat dat jou aangaat,’ zei hij.
Riley voelde een vlaag van woede.
‘Rhea was mijn vriendin,’ zei ze. ‘Dat maakt het dat het mij aangaat. En niemand heeft nog nieuws gehoord.’
Steele schudde zijn hoofd alsof hij op het punt stond om nee te zeggen.
Maar voordat hij dat deed, zei de vrouw achter de balie: ‘Ga je gang, Nat. Vertel het arme kind wat je kunt. Het kan geen kwaad.’
Steele liet een lage grom van irritatie horen.
Toen zei hij: ‘We hebben Lanton afgezocht naar aanwijzingen en aan alle kanten mensen ondervraagd. We weten één ding nu vrij zeker. Wie het ook gedaan heeft, was gewoon op doorreis. Hij is niet meer in Lanton.’
Riley hapte bijna naar adem van verbazing.
‘U bedoelt - Rhea kende hem dus niet eens?’
‘Nee, hij was waarschijnlijk een totale vreemdeling.’
Riley kon haar oren nauwelijks geloven. Dit was volledig in tegenspraak met wat haar eigen instinct haar zojuist had verteld.
Het was zelfs in tegenspraak met wat Dr. Zimmerman in de klas had gezegd.
Ze wist echt niet wat ze nu moest zeggen.
Agent Steele zei: ‘We zijn in het hele land op zoek naar soortgelijke moorden. Misschien heeft de moordenaar ergens anders hetzelfde gedaan. Als dat zo is, dan kunnen we misschien de FBI erbij betrekken, maar... ‘
Hij haalde zijn schouders op zonder zijn zin af te maken. Riley wist wat hij onuitgesproken liet.
‘Daar hebben we niet veel hoop op.’
Ze was er ook zeker van dat de lokale politie niet erg haar best deed.
Ze deed er alles aan om er niet uit te gooien wat ze wist of dacht dat ze wist. Maar Steele mocht haar al niet. Het zou niet helpen om hem te laten denken dat ze gek was.
Maar ze kon niet weggaan zonder gehoord te worden. Ze herinnerde zich de vrouwelijke agent die op de plaats delict was geweest; agent Frisbie.
Toen ze met Riley alleen was geweest, had ze gezegd...
‘Op dit moment zegt mijn gevoel dat jij degene bent die me hier misschien precies kan vertellen wat ik moet weten.’
Om de een of andere reden had Frisbie in Riley geloofd, zelfs als Steele dat niet had gedaan.
Ze geloofde ook in onderbuikgevoelens.
Misschien zou zij naar Riley luisteren.
Ze zei: ‘Is agent Frisbie er? Ik wil met haar praten.’
Steele keek Riley dreigend aan.
‘Heb je informatie?’ vroeg hij.
Riley wilde zeggen...
Ja, en je pakt dit helemaal verkeerd aan.
Maar ze kon het gewoon niet. Ze had niets te zeggen waar deze kortzichtig man aandacht aan zou schenken.
Steele zei: ‘Als je informatie hebt, dan kun je me dat nu meteen vertellen. Anders ben je de tijd van de afdeling aan het verspillen.’
Hij draaide zich om en liep weg.
Riley keek naar de geüniformeerde vrouw achter het bureau.
‘Alstublieft,’ zei ze, ‘kunt u me gewoon vertellen waar ik agent Frisbie kan vinden?’
De vrouw leek een beetje terughoudend om nee te zeggen.
‘Het spijt me,’ zei de vrouw. ‘Als je een tip hebt, zeg het dan gewoon. Zo niet, dan kun je maar beter weer weggaan.’
Riley verliet het gebouw en voelde zich zwaarmoedig door ontmoediging.
Wat was er eigenlijk aan de hand?
Dr. Zimmerman was er zo zeker van geweest dat Rhea’s moord persoonlijk was geweest en ook een op zichzelf staande gebeurtenis.
De politie leek iets heel anders te denken, dat de moordenaar een soort zwerver was geweest die op doorreis was en een willekeurig meisje had vermoord en misschien ergens anders op dezelfde manier moorden pleegde.
Hoe konden ze zulke tegenstrijdige theorieën hebben?
En waarom was Riley er zo zeker van dat beide theorieën fout waren?
Ze slenterde langzaam terug naar de campus.
Terwijl ze zich langs de verlichte paden begaf, vroeg ze zich af...
Is hij vanavond buiten?
Plotseling bleef ze staan en draaide zich langzaam om, kijkend en luisterend. Zelfs bij het licht van de lampen kon ze niet ver over de kronkelende, beboste paden kijken.
Toch voelde ze een tastbare donkere aanwezigheid in de lucht.
Hij is hier, dacht ze. Hij houdt me in de gaten.
Ze wist het zeker.
Ze was verrast dat ze niet bang was. Ze wilde de moordenaar oog in oog confronteren. Zelfs als het betekende om voor haar leven te moeten vechten.
Het zou beter zijn dan te verdrinken in de onzekerheid die ze nu voelde.
Ze kwam in de verleiding om te schreeuwen...
‘Kom tevoorschijn! Laat jezelf zien!’
Maar ze hield zichzelf tegen.
Wat voor nut zou het hebben? Wie kon ze verwachten dat er zou verschijnen, behalve misschien wat campusagenten, die boos zouden zijn dat ze vals alarm had geslagen?
Zo zeker als ze de aanwezigheid van de moordenaar voelde, wist ze beter dan te denken dat hij op haar bevel tevoorschijn zou komen.
Als hij haar echt in het vizier had, dan was zijn plan of om haar nu meteen te vermoorden of haar te laten gaan.
Ze kon hem dat niet op de een of andere manier laten beslissen.
Ze stond daar een paar lange momenten stil te wachten. Toen herinnerde ze zich dat ze de voetstappen van de moordenaar had gevolgd, hoe ze zich had voorgesteld dat Rhea haar tempo versnelde toen ze hem had horen naderen.
Ze realiseerde zich…
Ik doe het verkeerd.
Hij wilde niemand aanvallen die niet bang was. Hij wilde dat zijn prooi hulpeloos was.
Door moed te tonen, had ze het voor zichzelf verpest om als lokaas te dienen.
In feite voelde ze zijn vreselijke aanwezigheid afnemen, terwijl hij in de nacht verdween.
Toen vervolgde ze haar weg terug naar haar studentenhuis, nog steeds piekerend over de gevoelens die ze had ervaren.
Ze had nog nooit zoiets gevoeld.
Of wel?
Toen ze nog een kind was, na de dood van haar moeder, had ze die vreselijke gebeurtenis toen niet opnieuw beleefd vanuit een ander gezichtspunt dan die van haarzelf?
Had ze ook niet op flikkeringen met een vergelijkbaar inzicht vertrouwd om uit de buurt van haar vader te blijven als zijn driftbuien hem gevaarlijk maakte?
Toen stelde Riley zichzelf de belangrijkste vraag.
Kon ze een gevoeligheid die ze in haar vreselijke jeugd had ontwikkeld gebruiken om erachter te komen wat er met Rhea was gebeurd?
Ze wist alleen dat ze het moest proberen.
Riley fluisterde tegen de verborgen en onbekende moordenaar, waar hij ook was...
‘Je zult niet wegkomen, niet voor altijd. Daar ga ik voor zorgen.’