Kitabı oku: «Een Zee Van Schilden », sayfa 2

Yazı tipi:

HOOFDSTUK DRIE

Reece liep naast Stara. Hun handen zwaaiden langs hun zij en raakten elkaar steeds lichtjes aan, maar ze hielden elkaars handen niet vast. Ze liepen door eindeloze bloemenvelden, barstend van kleur, en hadden een indrukwekkend uitzicht over de Hoge Eilanden. Ze liepen zwijgend, en Reece werd overweldigd door tegenstrijdige emoties; hij wist nauwelijks wat hij moest zeggen.

Reece dacht terug aan dat noodlottige moment bij het bergmeer, waar hun blikken elkaar ontmoet hadden. Hij had zijn entourage weggestuurd. Hij had tijd alleen met haar nodig. Ze waren met tegenzin vertrokken—vooral Matus, die hun geschiedenis maar al te goed kende—maar Reece had erop gestaan. Stara was als een magneet. Ze trok Reece naar zich toe, en hij wilde niemand anders om zich heen hebben. Hij had tijd nodig om met haar te praten, om te begrijpen waarom ze hem met die zelfde liefdevolle blik aan keek. Om te begrijpen of dit echt was.

Reece’ hart bonsde terwijl hij liep. Hij wist niet waar hij moest beginnen. Zijn rationele zelf schreeuwde naar hem dat hij zich moest omdraaien en wegrennen om zover mogelijk bij Stara vandaan te komen, dat hij de volgende boot terug naar het vasteland moest nemen en nooit meer aan haar moest denken. Dat hij naar huis moest gaan, naar zijn aanstaande vrouw die trouw op hem wachtte. Tenslotte hield Selese van hem, en hij van haar. En hun bruiloft was al over een paar dagen.

Reece wist dat dit het meest verstandige was om te doen. Het juiste om te doen.

Maar dat logische deel van hem werd overweldigd door zijn emoties, door een passie die hij niet kon controleren, een passie die weigerde ondergeschikt te zijn aan zijn rationele zelf. Het was die passie die hem dwong om hier bij Stara te blijven en met haar door deze velden te wandelen. Het was het onbedwingbare deel van hemzelf dat hij nooit had begrepen, dat hem zijn hele leven had gedreven om impulsieve dingen te doen, om zijn hart te volgen. Het had hem niet altijd naar de beste beslissingen geleidt. Maar er zat een sterke passie in hem, en hij was niet altijd in staat om het onder controle te houden.

Terwijl Reece naast Stara liep, vroeg hij zich af of zij dezelfde gevoelens had als hij. Haar hand streek even langs de zijne, en hij dacht een klein glimlachje rond haar mondhoeken te zien spelen. Maar ze was lastig te peilen—dat was ze altijd al geweest. Hij herinnerde zich de eerste keer dat ze elkaar hadden ontmoet, toen ze nog kinderen waren. Hij herinnerde zich dat hij niet in staat was geweest om te bewegen, dat hij dagenlang aan niets anders had kunnen denken dan aan haar. Er was iets aan haar heldere ogen, iets aan de manier waarop ze zich gedroeg, zo trots en nobel, als een wolf, dat betoverend was.

Ze hadden geweten dat een relatie tussen neef en nicht verboden was. Maar het had hen nooit iets gedaan. Er was iets tussen hen, iets dat zo sterk was, te sterk, iets dat hen naar elkaar toe trok, ongeacht wat de wereld er van dacht. Ze waren onmiddellijk elkaars beste vrienden geworden, en hadden sindsdien altijd elkaars gezelschap verkozen boven dat van hun andere neven en nichten en vrienden. Reece had elke seconde met haar doorgebracht, elke keer dat ze de Hoge Eilanden hadden bezocht; en zij was net zo gek op hem geweest. Ze had dagen achter elkaar op het strand gewacht tot zijn boot arriveerde.

In het begin waren ze alleen elkaars beste vrienden geweest. Maar toen ze ouder waren, op een noodlottige nacht onder de sterren, was dat allemaal veranderd. Ondanks het feit dat het verboden was, was hun vriendschap veranderd in iets sterkers, iets dat groter was dan zij zelf, en geen van beiden was in staat geweest zich er tegen te verzetten.

Reece had elke keer de Eilanden dromend over Stara verlaten. Hij was depressief geworden en had maandenlang slapeloze nachten gehad. Hij had haar gezicht elke nacht voor zich gezien, en gewenst dat er geen oceaan en geen familiewet tussen hen lag.

Reece wist dat zij hetzelfde voelde; hij had talloze brieven van haar ontvangen, bezorgd door een leger van valken, waarin ze haar liefde voor hem verklaarde. Hij had haar teruggeschreven, al dan niet zo welsprekend als zij.

De dag dat de twee MacGil families ruzie kregen, was één van de meest verschrikkelijke dagen van zijn leven geweest. Het was de dag dat Tirus’ oudste zoon was gestorven, vergiftigd door hetzelfde vergif dat Tirus voor Reece zijn vader had bedoeld. Desalniettemin gaf Tirus Koning MacGil de schuld. De ruzie begon, en het was die dag dat Reece’ hart—en dat van Stara—was gebroken. Zijn vader was machtig, en die van Stara ook, en ze hadden hen verboden om ooit nog met iemand van de andere MacGils te communiceren. Ze waren er nooit meer teruggekeerd, en Reece had slapeloze nachten gehad, zoekend naar een manier waarop hij Stara weer kon zien. Hij kon uit haar brieven opmaken dat zij hem ook miste.

Op een dag waren er ineens geen brieven meer gekomen. Reece had het vermoeden dat ze op de één of andere manier waren onderschept, maar hij had het nooit zeker geweten. Hij vermoedde dat zijn brieven haar ook niet meer bereikten. De maanden gingen voorbij, en Reece, die niet in staat was om door te gaan, moest de pijnlijke beslissing nemen om gedachten aan haar uit zijn hoofd te zetten. Stara’s gezicht was op de meest onmogelijk momenten in zijn hoofd opgedoken, en hij was nooit opgehouden met zich af te vragen wat er van haar terecht was gekomen. Dacht zij ook nog steeds aan hem? Was ze met iemand anders getrouwd?

Nu hij haar weer zag, kwam alles in volle hevigheid terug. Reece besefte dat het nog brandde, alsof hij nooit van haar zijde was geweken. Ze was nu een oudere, vollere, zelfs nog mooiere versie van zichzelf. Ze was een vrouw. En haar blik was nog meer hypnotiserend dan ooit. Reece zag liefde in die blik, en hij voelde dat zij hetzelfde voor hem voelde als hij voor haar.

Reece wilde aan Selese denken. Hij was haar dat verschuldigd. Maar hoe hard hij het ook probeerde, het was onmogelijk.

Reece liep zwijgend met Stara over de richel van de berg. Ze wisten allebei niet wat ze moesten zeggen. Waar konden ze in vredesnaam beginnen om de ruimte van al die verloren jaren in te vullen?

“Ik hoor dat je spoedig zult trouwen,” verbrak Stara ineens de stilte.

Reece voelde een knoop in zijn maag. De gedachte aan trouwen met Selese had hem altijd overspoeld met een golf van liefde en opwinding; maar nu, nu het van Stara kwam, was hij er kapot van, alsof hij haar had verraden.

“Het spijt me,” antwoordde Reece.

Hij wist niet wat hij anders moest zeggen. Hij wilde zeggen: Ik hou niet van haar. Ik zie nu dat het een fout was. Ik wil alles veranderen. Ik wil met jou trouwen.

Maar hij hield wel van Selese. Dat moest hij toegeven. Het was een ander soort liefde, misschien niet zo intens als zijn liefde voor Stara. Reece was verward. Hij wist niet wat hij dacht of wat hij voelde. Welke liefde was sterker? Was er ook maar zoiets als een mate als het op liefde aankwam? Als je van iemand hield, betekende dat dan niet dat je van hen hield, wat dan ook? Hoe kon één liefde sterker zijn dan de ander?

“Hou je van haar?” vroeg Stara.

Reece haalde diep adem. Hij zat gevangen in een emotionele storm en wist nauwelijks wat hij moest zeggen. Ze liepen een tijdje zwijgend verder, tot hij eindelijk in staat was om te antwoorden.

“Ja,” antwoordde hij, gekweld. “Ik kan niet liegen.”

Reece stopte en pakte Stara’s hand voor de eerste keer vast.

Zij stopte ook en draaide zich naar hem om.

“Maar ik hou ook van jou,” voegde hij toe.

Hij zag hoe haar ogen zich vulden met hoop.

“Hou je meer van mij?” vroeg ze zachtjes, hoopvol.

Reece dacht na.

“Ik hou mijn hele leven al van je,” zei hij uiteindelijk. “Jij bent het enige gezicht van liefde dat ik ken. Jij bent wat liefde voor mij betekent. Ik hou van Selese. Maar met jou… met is alsof je een deel van me bent. Een deel van mij. Als iets waar ik niet zonder kan.”

Stara glimlachte. Ze liet haar vingers in de zijne glijden en ze liepen verder.

“Je weet niet hoeveel nachten ik naar je heb verlangd,” gaf ze toe, terwijl ze wegkeek. “Mijn woorden kwamen ter wereld op de vleugels van zo veel valken—om vervolgens door mijn vader verwijderd te worden. Ik kon je niet bereiken na de ruzie. Ik heb zelfs geprobeerd om aan boord van een schip naar het vasteland te glippen—maar ik werd gepakt.”

Het overweldigde Reece om dit allemaal te horen. Hij had geen idee gehad. Hij had zich altijd afgevraagd wat Stara van hem had gedacht na de ruzie. Nu hij dit hoorde, voelde hij zich sterker dan ooit met haar verbonden. Hij wist nu dat hij niet de enige was die zich zo voelde. Hij was niet gestoord. Wat ze hadden was inderdaad echt.

“En ik ben altijd van je blijven dromen,” antwoordde Reece.

Ze bereikten de top van de richel, en bleven staan terwijl ze samen uitkeken over de Hoge Eilanden. Vanaf dit punt konden ze oneindig ver kijken. Ze zagen de eilandketting, de oceaan, de mist die erboven hing, de kolkende golven beneden hen, de honderden schepen van Gwendolyn die langs de rotskusten lagen.

Ze stonden daar een hele lange tijd terwijl ze elkaars handen vasthielden en het moment koesterden. Ze genoten van het feit dat ze bij elkaar waren, na al die jaren en al die mensen die hen uit elkaar hadden geprobeerd te houden.

“Eindelijk zijn we samen—is het niet ironisch dat het nu is, nu je gebonden bent, met je bruiloft nog maar een paar dagen weg. Het lijkt alsof er altijd iets voorbestemd is om ons uit elkaar te houden.”

“En toch ben ik hier vandaag,” antwoordde Reece. “Misschien probeert het lot ons iets anders te vertellen?”

Ze kneep even in zijn hand, en Reece kneep in de hare. Reece’ hart bonsde, en hij had zich nog nooit in zijn leven zo verward gevoeld. Was dit allemaal voorbestemd? Was het voorbestemd dat hij Stara hier zou tegenkomen, dat hij haar zou zien voor zijn bruiloft, om te voorkomen dat hij een fout zou maken en met iemand anders zou trouwen? Probeerde het lot hen na al die jaren toch bij elkaar te brengen?

Reece kon het niet helpen; hij had het gevoel van wel. Hij had het gevoel dat het zijn lot was om haar weer tegen te komen, misschien om hem nog een laatste kans te geven voor zijn bruiloft.

“Wat het lot samenbrengt, kan geen mens uit elkaar halen,” zei Stara.

Haar woorden drongen diep tot hem door terwijl ze in zijn ogen keek en hem betoverde.

“Er zijn zoveel factoren geweest die getracht hebben ons uit elkaar te houden,” zei Stara. “Onze clans. Onze thuislanden. Een zee. Tijd… En toch is het niet gelukt. Er zijn vele jaren voorbij gegaan, en onze liefde is nog even sterk. Is het toeval dat we elkaar treffen voor je op het punt staat te trouwen? Het lot probeert ons iets te vertellen. Het is nog niet te laat.”

Reece keek haar aan, en zijn hart ging hevig tekeer. Ze keek hem aan. Haar doorzichtige ogen weerspiegelden de hemel en de oceaan, en hij zag niets dan liefde. Hij had zich nog nooit zo verward gevoeld en was niet in staat om helder na te denken.

“Misschien moet ik de bruiloft aflasten,” zei hij.

“Het is niet aan mij om dat voor je te beslissen,” antwoordde ze. “Je moet in je eigen hart zoeken.”

“Op dit moment,” zei hij, “vertelt mijn hart me dat jij degene bent van wie ik hou. Jij bent degene waar ik altijd van heb gehouden.”

Ze keek hem doordringend aan.

“Ik heb nooit van iemand anders gehouden,” zei ze.

Reece kon zichzelf niet helpen. Hij leunde naar voren, en zijn lippen ontmoetten de hare. Hij voelde de wereld om zich heen smelten. Hij voelde hoe hij werd ondergedompeld in liefde terwijl ze hem terug kuste.

Ze hielden de kus tot ze buiten adem waren, tot Reece besefte dat hij, ondanks alles, nooit met iemand anders dan Stara zou kunnen trouwen.

HOOFDSTUK VIER

Gwendolyn stond op een gouden brug. Terwijl ze de reling vast hield, keek ze over de rand en zag een woeste rivier onder zich door stromen. De stroomversnellingen brulden en resen steeds hoger. Ze kon de waterspetters zelfs van hier voelen.

“Gwendolyn, mijn liefde.”

Gwen draaide zich om en zag Thorgrin aan de andere kant van de rivier staan, misschien zes meter verderop. Hij strekte glimlachend een hand naar haar uit.

“Kom naar me toe,” smeekte hij. “Steek de rivier over.”

Opgelucht om hem te zien begon Gwen naar hem toe te lopen—tot een andere stem haar abrupt halt deed houden.

“Moeder,” klonk een zachte stem.

Gwen draaide zich om en zag een jongen van misschien tien jaar oud op de andere oever staan. Hij was lang en trots, met brede schouders, een nobele kin, een sterke kaak en glinsterende grijze ogen. Net als zijn vader. Hij droeg een schitterende, glimmende wapenrusting van een materiaal dat ze niet herkende, en hij had de wapens van een krijger om zijn riem. Ze kon zijn kracht zelfs vanaf hier voelen. Een onbedwingbare kracht.

“Moeder, ik heb je nodig,” zei hij.

De jongen strekte zijn hand uit, en Gwen wilde naar hem toe lopen.

Gwen keek van Thor naar haar zoon, die elk een hand naar haar uit strekten, en ze voelde zich verscheurd. Ze wist niet welke kant ze op moest.

Ineens, terwijl ze daar stond, stortte de brug onder haar in.

Gwendolyn schreeuwde terwijl ze naar beneden stortte.

Gwen viel in het ijskoude water en kwam snakkend naar adem boven. Ze zag haar zoon en haar man beiden hun handen naar hun uitstrekten. Ze hadden haar nodig.

“Thorgrin!” riep ze uit. Toen: “Mijn zoon!”

Gwen reikte naar hen, schreeuwend—tot ze voelde hoe ze over de rand van een waterval viel.

Gwen gilde. Ze verloor hen uit het zicht en stortte tientallen meters naar beneden, op de rotsen af.

Gwendolyn werd schreeuwend wakker.

Ze keek om zich heen, badend in het zweet, en vroeg zich verward af waar ze was,

Ze besefte dat ze in een bed lag, in een schemerige kasteelkamer, met fakkels aan de muren. Ze knipperde een paar keer met haar ogen en probeerde te begrijpen wat er was gebeurd. Langzaam begon ze te beseffen dat het allemaal maar een droom was geweest. Een afschuwelijke droom.

Gwens ogen begonnen aan het duister te wennen, en ze zag een aantal bedienden in de kamer. Ze zag Illepra en Selese aan weerszijden van haar bed staan. Ze drukten koude kompressen tegen haar armen en benen. Selese veegde zachtjes het zweet van haar voorhoofd.

“Shhh,” stelde Selese haar gerust. “Het was maar een droom, mijn vrouwe.”

Gwendolyn voelde een hand in de hare knijpen, en haar hart zwol toen ze Thorgrin zag. Hij knielde aan haar zijde, zijn ogen stralend van vreugde om haar wakker te zien.

“Mijn liefde,” zei hij. “Je bent in orde.”

Gwendolyn knipperde met haar ogen en probeerde te achterhalen waar ze was, waarom ze in bed lag, en wat al deze mensen hier deden. Toen, ineens, terwijl ze probeerde te bewegen, voelde ze een afschuwelijke pijn in haar buik—en toen herinnerde ze zich het.

“Mijn baby!” riep ze uit, ineens in paniek. “Waar is hij? Leeft de jongen?”

Gwen keek wanhopig naar de gezichten om haar heen. Thor kneep in haar hand en glimlachte breed, en ze wist dat alles goed was. Die glimlach vertelde haar dat alles goed was in haar leven.

“Hij leeft, ja,” antwoordde Thor. “Dank god. En Ralibar. Ralibar heeft jullie hierheen gevlogen, net op tijd.”

“Hij is helemaal gezond,” voegde Selese toe.

Ineens klonk er een schreeuw, en Gwendolyn zag Illepra naar haar toe lopen met de huilende baby in haar armen, gewikkeld in een deken.

Gwendolyns hart werd overspoeld door opluchting, en ze barstte in tranen uit. Ze begon hysterisch te huilen. Ze was zo opgelucht, ze huilde van vreugde. De baby leefde nog. Zij leefde nog. Ze hadden het overleefd. Op de één of andere manier hadden ze deze afschuwelijke nachtmerrie doorstaan.

Ze was nog nooit in haar leven zo dankbaar geweest.

Illepra leunde naar voren en legde de baby op Gwens borst.

Gwendolyn ging rechtop zitten en bekeek hem. Ze voelde zich herboren bij zijn aanraking, zijn gewicht in haar armen, zijn geur, hoe hij eruit zag. Ze wiegde hem en hield hem tegen zich aan. Gwendolyn voelde hoe ze werd overspoeld door golven van liefde voor hem. Ze kon het nauwelijks geloven; ze had een baby.

Terwijl hij in haar armen werd gelegd, stopte de baby ineens met huilen. Hij werd heel stil, opende zijn ogen, en keek haar recht aan.

Gwen voelde een schok door haar lichaam heen trekken terwijl hun blikken elkaar ontmoetten. De baby had Thors ogen—grijze, glinsterende ogen die uit een andere dimensie leken te komen. Ze staarden dwars door haar heen. Terwijl ze terug staarde, had Gwendolyn het gevoel alsof ze hem uit een andere tijd kende.

Op dat moment voelde Gwen een sterkere band met hem dan ze met wie dan ook in haar leven had gehad. Ze hield hem stevig tegen zich aan en zwoer hem nooit meer te laten gaan. Ze zou door het vuur gaan voor hem.

“Hij heeft jouw features, mijn vrouwe,” zei Thor glimlachend tegen haar, terwijl hij voorover leunde.

Gwen glimlachte terug, huilend, overspoeld door emoties. Ze was nog nooit in haar leven zo gelukkig geweest. Dit was alles dat ze ooit had gewild, hier zijn met Thorgrin en hun kind.

“Hij heeft jouw ogen,” antwoordde Gwen.

“Het enige dat hij nog niet heeft is een naam,” zei Thor.

“Misschien moeten we hem naar jou vernoemen,” zei Gwendolyn tegen Thor.

Thor schudde zijn hoofd, onvermurwbaar.

“Nee. Hij is zijn moeders kind. Hij heeft jouw features. Een ware krijger heeft de spirit van zijn moeder en de vaardigheden van zijn vader. Hij heeft beide nodig. Hij zal mijn vaardigheden hebben. En hij moet naar jou vernoemd worden.”

“Wat stel je dan voor?” vroeg ze.

Thor dacht na.

“Zijn naam moet zoals de jouwe klinken. De zoon van Gwendolyn moet heten… Guwayne.”

Gwen glimlachte. Ze vond het onmiddellijk mooi klinken.

“Guwayne,” zei ze. “Dat vind ik mooi.”

Gwen glimlachte terwijl ze de baby stevig vasthield.

“Guwayne,” zei ze tegen het kind.

Guwayne draaide zijn hoofd en opende zijn ogen weer, en terwijl hij dwars door haar heen leek te kijken, durfde ze te zweren dat ze hem zag glimlachen. Ze wist dat hij daar te jong voor was, maar ze zag een glimp van iets, en ze wist zeker dat hij zijn naam had goedgekeurd.

Selese leunde naar voren en smeerde Gwens lippen in met zalf, en gaf haar een dikke, donkere vloeistof om te drinken. Gwen voelde zich meteen beter. Ze had het gevoel dat ze langzaam weer zichzelf werd.

“Hoe lang ben ik hier al?” vroeg Gwen.

“U heeft bijna twee dagen geslapen, mijn vrouwe,” zei Illepra. “Sinds de grote eclips.”

Gwen sloot haar ogen en ze herinnerde het zich. Het kwam allemaal weer terug. Ze herinnerde zich de eclips, de hagel, de aardbeving… Ze had nog nooit zoiets gezien.

“Onze baby voorspelt grote dingen,” zei Thor. “Het hele koninkrijk heeft de gebeurtenissen gezien. Er wordt al overal over zijn geboorte gesproken.”

Terwijl Gwen de jongen stevig vast hield, voelde ze een warmte door zich heen gaan, en ze voelde hoe speciaal hij was. Haar hele lichaam tintelde terwijl ze hem tegen zich aan hield, en ze wist dat dit geen gewoon kind was. Ze vroeg zich af wat voor soort krachten er door zijn aderen stroomde.

Ze wierp een blik op Thor en dacht na. Was deze jongen ook een druïde?

“Ben je hier de hele tijd geweest?” vroeg ze Thor. Ze besefte ineens dat hij hier de hele tijd was geweest, en werd overspoeld met dankbaarheid voor hem.

“Ja, mijn vrouwe. Ik ben gekomen zodra ik het hoorde. Behalve afgelopen nacht. Ik ben naar het Meer van Verdriet geweest om je bidden voor je herstel.”

Gwen barstte weer in tranen uit, niet in staat om haar emoties onder controle te houden. Ze had zich nog nooit in haar leven zo content gevoeld; dit kind vasthouden zorgde dat ze zich compleet voelde op een manier die ze niet voor mogelijk had gehouden.

Ondanks alles dacht Gwen terug aan dat noodlottige moment in de Onderwereld, aan de keus die ze gedwongen was te maken. Ze kneep in Thors hand en hielde de baby stevig vast. Ze wilde hen allebei dicht bij zich hebben, voor altijd.

Maar ze wist dat één van hen zou moeten sterven. Ze huilde en huilde.

“Wat is er, mijn liefde?” vroeg Thor.

Gwen schudde haar hoofd. Ze kon het hem niet vertellen.

“Maak je geen zorgen,” zei hij. “Je moeder leeft nog. Als dat is waarom je huilt.”

Gwen herinnerde het zich ineens.

“Ze is ernstig ziek,” voegde Thor toe. “Maar er is nog tijd om haar op te zoeken.”

Gwen wist dat ze wel moest.

“Ik moet haar zien,” zei ze. “Breng me nu naar haar toe.”

“Weet u het zeker, mijn vrouwe?” vroeg Selese.

“In uw toestand zou u niet verplaatst mogen worden,” voegde Illepra toe. “U heeft een abnormale bevalling gehad, en u moet herstellen. U heeft geluk dat u nog leeft.”

Gwen schudde vastberaden haat hoofd.

“Ik zal mijn moeder zien voor ze sterft. Breng me naar haar toe. Nu.”