Kitabı oku: «Veranderd », sayfa 6
Hoofdstuk Negen
Caitlin werd wakker in complete duisternis. Ze voelde een koude, metalen pijn rond haar polsen en enkels, en haar ledematen waren pijnlijk. Ze besefte dat ze geketend was. Ze stond. Haar armen waren uitgestrekt aan haar zijkanten en ze probeerde ze te bewegen, maar ze kreeg ze geen centimeter van hun plaats. Haar voeten net zo min. Ze hoorde een geratel toen ze het probeerde, en voelde het koude, harde metaal dieper in haar polsen en enkels zinken. Waar was ze in godsnaam?
Caitlin opende haar ogen verder, met bonzend hart, en ze probeerde aan te voelen waar ze was. Het was koud. Ze had nog kleren aan, maar geen schoenen, want ze kon koude steen onder haar voeten voelen. Ze stond tegen een muur. Geketend aan een muur.
Ze keek nauw door de ruimte en probeerde iets te onderscheiden. Maar de duisternis was volledig zwart. Ze had het koud. En ze had dorst. Ze slikte, maar haar keel was droog.
Ze rukte zo hard ze kon, maar zelfs haar nieuwe kracht kon de kettingen niet breken. Ze zat helemaal vast.
Caitlin opende haar mond om te roepen om hulp. Haar eerste poging mislukte. Haar mond was te droog. Ze slikte opnieuw.
“Help!” schreeuwde ze met raspende stem. “HELP!” schreeuwde ze weer, deze keer met meer volume.
Niets. Ze luisterde goed. Ze hoorde een zwak, ruisend geluid in de verte. Maar waarvandaan?
Ze probeerde zich te herinneren waar ze het laatst was geweest.
Ze herinnerde zich de wandeling naar huis. Haar appartement. Ze fronste toen ze zich haar moeder herinnerde. Dood. Ze vond het heel erg, alsof het op de een of andere manier haar schuld was. En ze voelde spijt. Ze wilde dat ze een betere dochter was geweest, ook al was haar moeder niet geweldig geweest. Zelfs als ze inderdaad, zoals haar moeder de dag ervoor had geschreeuwd, niet haar echte dochter was. Had ze dat echt gemeend? Of was het iets dat ze er uit woede uit had gegooid?
En toen… die drie mensen. Gekleed in het zwart. Zo bleek. Ze naderden haar. Toen… politie. De kogel. Hoe had hij die afgestopt? Wat waren deze mannen? Waarom hadden ze het woord “menselijk” gebruikt? Ze zou hebben gedacht dat ze zich dingen inbeeldde, als hij die kogel niet midden in zijn vlucht had gestopt.
Toen… de steeg. De achtervolging.
En toen… duisternis.
Caitlin hoorde plotseling het gekraak van een metalen deur. Ze tuurde naar het licht dat in de verte verscheen. Het was een fakkel. Iemand met een fakkel kwam haar kant op.
Toen hij dichterbij kwam, werd de ruimte verlicht. Ze stond in een grote, lelijke ruimte, helemaal uit steen gehakt. Hij zag er eeuwenoud uit.
Toen de man dichterbij kwam, kon Caitlin hem bekijken. Hij hield de fakkel omhoog, bij zijn gezicht. Hij staarde naar haar alsof ze een insect was.
De man was spuuglelijk. Zijn gezicht was vervormd waardoor hij er als een oude, uitgemergelde heks uitzag. Hij grijnsde, waardoor een rij kleine, oranje tanden zichtbaar werd. Zijn adem stonk. Hij kwam heel dichtbij haar, en staarde. Zijn hand ging naar haar gezicht en ze kon zijn lange, gekromde, gele vingernagels zien. Net klauwen. Hij haalde ze langzaam over haar gezicht, niet hard genoeg om haar te verwonden, maar ze vond het toch smerig. Hij grijnsde nog breder.
“Wie ben jij?” vroeg Caitlin, en ze was doodsbang. “Waar ben ik?”
Hij grijnsde alleen maar breed, alsof hij zijn prooi bestudeerde. Hij keek naar haar keel en likte zijn lippen af.
Toen hoorde Caitlin nog een metalen deur, en ze zag meer fakkels naderen.
“Laat haar met rust!” schreeuwde een stem in de verte. De man voor Caitlin ging snel een paar meter achteruit. Hij liet zijn hoofd zakken na de waarschuwing.
Een hele groep fakkels naderde, en toen ze dichterbij kwamen, kon ze de leider zien. De man die haar achterna had gezeten in de steeg.
Hij staarde terug, met een ijskoude glimlach. Hij was knap, deze man – leeftijdloos, maar beangstigend. Kwaadaardig. Zijn grote, gitzwarte ogen staarden haar aan.
Hij werd geflankeerd door vijf andere mannen, allemaal in hetzelfde zwart als hun leider, maar niemand zo mooi als hij. Er zaten ook twee vrouwen in de groep, die haar net zo koud aanstaarden.
“Je moet onze bewaker vergeven,” zei de man met zijn diepe, koude en zakelijke stem.
“Wie ben jij?” vroeg Caitlin. “Waarom ben ik hier?”
“Vergeef ons het hardvochtige verblijf,” zei de man, terwijl hij zijn hand langs de dikke metalen ketting haalde waarmee ze aan de muur vastzat. “We zouden je graag laten gaan,” zei hij, “als je slechts een paar vragen wilt beantwoorden.”
Ze keek terug, en wist niet wat ze moest zeggen.
“Ik zal beginnen. Mijn naam is Kyle. Ik ben de plaatsvervangende Leider van het Zwarttijverbond,” zei hij. “Jouw beurt.”
“Ik weet niet wat jullie van me willen,” antwoordde Caitlin.
“Om te beginnen: je verbond. Bij wie hoor je?”
Caitlin probeerde haar gedachten te focussen, en probeerde te achterhalen of ze gek was geworden. Haalde ze dit allemaal in haar hoofd? Ze dacht dat ze vastzat in een zieke soort droom. Maar ze voelde het hele echte staal om haar polsen en enkels, en ze wist dat ze niet droomde. Ze had geen idee wat ze deze man moest vertellen. Waar had hij het over? Verbond? Als in… vampiers?
“Ik hoor nergens bij,” zei ze.
Hij staarde haar lang aan, en schudde toen langzaam zijn hoofd.
“Zoals je wilt. We hebben eerder met enkelingvampiers gewerkt. Het is altijd hetzelfde: ze komen ons testen. Ze willen zien hoe veilig ons gebied is. En daarna volgen er anderen. Dat is hoe territoriumverschuivingen beginnen.
Maar je zie: het is ze nog nooit gelukt. De onze is het oudste, sterkste verbond in dit land. Niemand doodt hier iemand en komt ermee weg.
Dus ik vraag het opnieuw: wie heeft je gestuurd? Wanneer willen ze binnenvallen?”
Territorium? Invasies? Caitlin begreep niet hoe dit géén droom was. Misschien had er een soort drug in haar drankje gezeten. Misschien had Jonah dat erin gedaan. Maar ze had helemaal niet gedronken. En ze gebruikte zelf geen drugs. Dit was geen droom. Dit was echt. Te verschrikkelijk, ongelooflijk echt.
Ze zou ze hebben afgewimpeld als een groep compleet gestoorde mensen, als een of andere rare cultus of gemeenschap met waanideeën. Maar na alles dat er in de afgelopen 48 uur was gebeurd, merkte ze dat ze dat betwijfelde. Haar eigen kracht, haar gedrag. De manier waarop ze haar lichaam voelde veranderen. Zouden vampiers echt kunnen zijn? Was zij een van hen? Was ze in een of andere vampieroorlog terecht gekomen? Dat zou typisch iets zijn dat haar overkwam.
Caitlin staarde terug, en dacht na. Had ze echt iemand gedood? Wie? Ze kon het zich niet herinneren, maar ze had een verschrikkelijk gevoel dat hij de waarheid sprak. Dat ze écht iemand had gedood. Dat, boven alles, zorgde dat ze zich verschrikkelijk voelde. Ze voelde een gevoel van medelijden en spijt over zich komen. Als het waar was, was ze een moordenaar. Daar zou ze nooit mee kunnen leven.
Ze staarde hem aan.
“Ik ben door niemand gestuurd,” zei ze uiteindelijk. “Ik weet niet precies wat ik heb gedaan. maar wat ik ook heb gedaan, ik heb het zelf gedaan. Ik weet niet echt waarom ik het heb gedaan. Maar ik heb er wel echt spijt van,” zei ze. “Ik wilde het niet doen.”
Kyle draaide zich om en keek naar de anderen. Ze keken terug naar hem. Hij schudde zijn hoofd en draaide zich terug naar haar. Zijn blik werd koud en hard.
“Je denkt dat ik dwaas ben, ik begrijp het. Niet slim.”
Kyle gebaarde naar zijn ondergeschikten, die zich naar haar toe haastten en haar ketenen losmaakten. Ze voelde haar armen omlaag vallen en was opgelucht dat ze weer bloed in haar polsen voelde stromen. Daarna maakten ze haar enkels los. Vier van hen, twee aan elke kant, pakten haar stevig bij haar armen en schouders.
“Als je geen antwoord wilt geven,” zei Kyle, “zul je moeten antwoorden aan de Vergadering. En onthoud dat je hiervoor hebt gekozen. Zij zullen geen genade tonen, zoals ik misschien heb gedaan.”
Terwijl ze haar wegleidden, voegde Kyle toe: “Vergis je niet, je wordt hoe dan ook gedood. Maar mijn manier zou snel en pijnloos zijn geweest. Nu kom je te weten was lijden is.”
Caitlin probeerde zich te verzetten toen ze haar meesleepten. Het was zinloos. Ze leidden haar ergens heen, en er was niets dat ze kon doen, behalve haar lot accepteren.
En bidden.
*
Toen ze de eikenhouten deur openden, kon Caitlin haar ogen niet geloven. De ruimte was enorm. Hij was cirkelvormig en gevuld met zuilen van 30 meter hoog, prachtig versierd. De ruimte was goed verlicht met elke anderhalve meter een toorts. Het leek op het Pantheon. Het leek eeuwenoud.
Toen ze binnen werd geleid, was het volgende dat ze opmerkte de enorme herrie. Er was een enorme menigte. Ze keek rond en zag honderden, misschien zelfs wel duizenden, mannen en vrouwen gekleed in zwart, die rondliepen in de ruimte. Ze hadden een rare manier van bewegen: zo snel, zo willekeurig… zo onmenselijk.
Ze hoorde een ruisend geluid en keek omhoog. Tientallen mensen sprongen, of vlogen, door de kamer, van de vloer naar het plafond, van het plafond naar het balkon, van zuilen naar richels. Dat was het geruis dat ze hoorde. Het was alsof ze een grot vol vleermuizen binnen was gegaan.
Ze nam het allemaal op en was compleet verbijsterd. Vampiers bestonden echt. Was zij er een van?
Ze leidden haar naar het midden van de ruimte, met ratelende kettingen en haar blote voeten op de steen. Ze leidden haar naar een plek in het midden, afgebakend door een grote cirkel van tegels.
Toen ze het midden bereikte, werd het lawaai geleidelijk minder. De bewegingen werden langzamer. Honderden vampiers namen plaats in het enorme stenen amfitheater voor haar. Het leek op een politieke vergadering, zoals ze op de krantenfoto’s had gezien – behalve dat het dan honderden vampiers in plaats van honderden politici waren, die allemaal naar haar staarden. Hun orde en discipline was indrukwekkend. Binnen enkele seconden waren ze allemaal gaan zitten, zo stil als maar kon. Stilte viel over de zaal.
Toen ze in het midden van de zaal stond, door bewakers op haar plaats gehouden, stapte Kyle naar de zijkant, vouwde hij zijn handen en boog hij eerbiedig het hoofd.
Voor de Vergadering stond een enorme stenen stoel. Het leek op een troon. Ze keek op en zag dat er een vampier inzat die ouder leek dan de rest. Ze wist dat hij oeroud moest zijn. Er lag iets in zijn koude, blauwe ogen. Ze staarden op haar neer alsof ze 10.000 jaar hadden meegemaakt. Ze haatte het gevoel van zijn ogen op haar. Ze waren het kwaad zelf.
“Dus,” zijn stem was een laag gerommel, “dit is degene die ons territorium heeft betreden, ” zei hij. Zijn stem klonk als grint en er lag absoluut geen warmte in. Hij echode door de enorme zaal.
“Wie is de leider van je verbond?” vroeg hij.
Caitlin staarde terug, twijfelend hoe ze moest antwoorden. Ze had geen idee wat ze moest zeggen.
“Ik heb geen leider,” zei ze. “En ik hoor niet bij een verbond. Ik ben hier alleen.”
“Je kent de straf voor je overtreding,” stelde hij, terwijl een glimlach rond zijn mondhoek ontstond. “Als er iets erger is dan onsterfelijkheid,” ging hij verder, “is het onsterfelijkheid vol pijn.”
Hij staarde haar aan.
“Dit is je laatste kans,” zei hij.
Ze staarde terug, had nog steeds geen idee wat ze moest zeggen. Vanuit haar ooghoek zocht ze naar een uitgang, zich afvragend of die er was. Ze zag er geen.
“Zoals je wilt,” zei hij, en hij knikte nauwelijks merkbaar.
Een zijdeur werd geopend, en er kwam een vampier in ketenen uit, voortgesleept door twee bewakers. Hij werd ook naar het midden van de vloer gebracht, slechts een klein stukje van waar Caitlin stond. Ze keek angstig, wist niet wat er gebeurde.
“Deze vampier heeft de paringsregel overtreden,” zei de leider. “Niet zo’n zware overtreding als de jouwe. Maar toch een die bestraft moet worden.”
De leider knikte opnieuw en een bewaker stapte naar voren met een flesje vloeistof. Hij opende het en goot het over de geketende vampier heen.
De geketende vampier begon te gillen. Caitlin zag blaasjes op de huid op zijn arm ontstaan, en striemen, alsof hij verbrand werd. Zijn gegil was ijzingwekkend.
“Dit is niet zomaar gewijd water ,” zei de leider, neerkijkend op Caitlin, “maar speciaal geladen water. Uit het Vaticaan. Ik verzeker je dat het door elke huid heen brandt, en dat de pijn verschrikkelijk zal zijn. Erger dan zuur.”
Hij staarde Caitlin lang en hard aan. De zaal was volmaakt stil.
“Vertel ons waar je vandaan komt, en er wordt je een verschrikkelijke dood bespaard.”
Caitlin slikte hard, bang om dat water op haar huid te voelen. Aan de andere kant, als ze géén vampier was, zou het haar geen kwaad doen. Maar dat was geen experiment waar ze erg happig op was.
Ze trok opnieuw aan haar kettingen, maar ze gaven niet mee.
Ze voelde haar hart bonzen en het zweet opwellen op haar voorhoofd. Wat kon ze hem nou vertellen?
Hij staarde haar geringschattend aan.
“Je bent dapper. Ik bewonder je loyaliteit naar je verbond. Maar je tijd is op.”
Hij knikte, en ze hoorde het geluid van ketenen. Ze keek in de richting van het geluid, en zag twee bewakers met een enorme ketel slepen. Met iedere ruk trokken ze hem een paar meter omhoog. Toen hij hoog hing, richtten ze hem recht op haar hoofd.
“Er werden een paar druppels over die vampier heen gegoten,” zei de leider. “Boven je hangen liters. Zodra het over je lichaam heen vloeit, zal het je de verschrikkelijkste pijnen bezorgen. Je zult de pijn je leven lang voelen. Maar je zult nog steeds leven, niet in staat te bewegen, hulpeloos. Onthoud: je hebt hiervoor gekozen.”
De man knikte, en Caitlin voelde haar hart tien maal zo snel slaan. De bewakers aan haar zijden bevestigden haar kettingen aan de muur en renden, om zo snel mogelijk uit haar buurt te komen.
Toen Caitlin omhoog keek zag ze de ketel draaien, en de vloeistof begon te vallen. Ze keek weer naar beneden en sloot haar ogen.
Alsjeblieft God, help me!
“Nee!” schreeuwde ze, en haar gil echode in de zaal.
En toen werd ze ondergedompeld.
Hoofdstuk Tien
Het water omgaf haar hele lichaam, waardoor het moeilijk was om te ademen – of zelfs maar haar ogen te openen. Maar na een seconde of tien, nadat haar haar, lichaam en kleren compleet doorweekt waren, knipperde Caitlin met haar ogen. Ze zette zich schrap voor de pijn.
Maar die kwam niet.
Ze knipperde en keek om hoog naar de ketel, zich afvragend of die helemaal leeg was. Dat was hij. Ze keek terug naar zichzelf, en zag dat ze drijfnat was. Maar verder ging het prima. Niet het minste beetje pijn.
De leider besefte het plotseling, en zijn mond viel open terwijl hij opstond. Hij was duidelijk geschrokken. Ook Kyle draaide zich om en keek met open mond naar haar. De hele Vergadering, honderden vampiers, stonden haar aan te gapen, en iedereen hapte naar adem.
Caitlin zag dat dit niet de reactie was die ze hadden verwacht. Ze stonden allemaal perplex.
Op de een of andere manier had het water haar niets gedaan. Was ze dan tóch geen vampier?
Caitlin zag haar kans.
Terwijl zij daar niet in staat waren te reageren, riep zij haar kracht op, en brak haar ketenen in een vloeiende beweging. Toen sprintte ze weg van de Vergadering, in de richting van die zijdeur. Ze bad dat die ergens heen leidde.
Ze was halverwege de zaal voor er iemand ook maar kon reageren.
“Grijp haar!” hoorde ze de leider uiteindelijk schreeuwen.
En toen klonk het geluid van honderden lichamen die haar richting uit kwamen. Het geluid weerkaatste van de muren, kwam overal vandaan, en ze besefte dat ze niet alleen op haar afrenden, maar ook richting haar van het plafond en de balkons afsprongen, hun vleugels gespreid. Ze vlogen omlaag naar haar, als een gier op een prooi af, en ze verdubbelde haar snelheid. Ze rende voor alles dat haar lief was.
Ze liep wat onhandig door het donker, met alleen toortsen om de weg te wijzen, ze rende een bocht om en zag uiteindelijk een deur in de verte. Hij was open. En er kwam licht achter vandaan. Het was inderdaad een uitgang, en het zou perfect zijn geweest… als die ene laatste vampier er niet had gestaan.
De grote, goed gebouwde en in zwart geklede vampier stond voor de deur, recht op haar pad. Hij leek jonger dan de anderen, misschien 20, en zijn gelaat was hoekiger. Zelfs in haar haast, zelfs met haar leven in zoveel gevaar, kon Caitlin het niet helpen op te merken hoe opvallend aantrekkelijk die vampier was. Maar toch, hij blokkeerde haar weg naar buiten.
Ze kon de anderen voorblijven, maar ze kon niet voorbij deze man zonder door hem heen te gaan. Hij opende de deur nog verder, alsof hij plaats maakte voor haar. Hield hij haar voor de gek? Ze keek wat beter en zag dat hij een langs speer in zijn hand had.
Toen ze dichterbij kwam, hield hij hem omhoog en richtte hij hem op haar. Ze was nog maar een paar meter van de deur, en ze kon niet meer remmen. Ze zaten haar op de hielen, en stoppen zou haar einde betekenen. Dus rende ze recht op hem af, sloot ze haar ogen en bereidde ze zich voor op de onvermijdelijke klap van de speer door haar lichaam. Het zou tenminste snel gaan.
Toen ze haar ogen weer opende, zag hij dat hij zijn speer gooide, en ze dook snel weg.
Maar hij had te hoog gemikt. Veel te hoog. Ze draaide haar nek, en zag dat hij helemaal niet op haar had gericht, maar op een van de vampiers die op haar af kwam vliegen. De zilvergepunte speer doorboorde de keel van de vampier, en een verschrikkelijk gegil vulde de ruimte toen het wezen naar de grond viel.
Caitlin staarde verwonderd naar de nieuwe vampier. Hij had haar net gered. Waarom?
“Lopen!” schreeuwde hij.
Ze verhoogde haar tempo en rende door de open deur.
Toen ze zich omdraaide, draaide hij zich ook om en rukte hij de deur uit alle macht stevig achter zich dicht. Hij greep naar boven, en haalde een enorme metalen buis tevoorschijn. Die plaatste hij over de deur, waardoor die gebarricadeerd werd. Hij zette een aantal stappen terug, stond naast haar en keek naar de deur.
Ze kon niet anders dan naar hem kijken, zijn kaaklijn bestuderen, en zijn bruine haren en ogen. Hij had haar gered. Waarom?
Maar hij keek niet terug naar haar. hij keek nog steeds met angst in zijn ogen naar de deur. En met een reden. Het moment dat de deur gebarricadeerd was, was er een lichaam tegenaan gevlogen. De deur was ruim twee meter dik en van puur staal, en de grendels waren nog dikker. Maar ze konden er niet tegenop. De lichamen klapten aan de andere kant op de deur, en hij was bijna helemaal ingestort. Nog maar een paar seconden tot ze erdoorheen zouden komen.
“Wegwezen!” schreeuwde hij, en voor ze kon reageren greep hij haar arm vast en trok hij haar mee. Hij rukte aan haar, waardoor ze harder moest rennen dan ooit, sneller dan ze had gedacht te kunnen, en binnen enkele seconden waren ze door een hal heen, en nog een, en nog een, en maakten ze elke keer een bocht. Het enige licht kwam van een paar toortsen. In haar eentje had ze de uitweg nooit gevonden.
“Wat gebeurt er?” probeerde Caitlin ademloos te vragen terwijl ze renden. “Waar zijn we –”
“Deze kant op!” schreeuwde hij, en hij rukte haar plotseling een andere kant op.
Achter hen hoorde Caitlin een knal, gevolgd door een meute die achter hen aan kwam.
Ze kwamen bij een wenteltrap van steen, die langs een muur naar boven liep. Hij rende er op volle snelheid heen, trok haar mee, en voor ze het wist renden ze de trappen in cirkels op, met drie tegelijk. Ze gingen snel omhoog.
Toen ze boven kwamen, leek het te eindigen in een massieve muur. Boven hen was een stenen plafond, en ze zag geen uitweg. Het liep dood. Waar had hij haar heengeleid?
Hij was ook verward. En boos. Maar hij leek vastberaden. Hij deed een paar stappen terug en vloog naar het plafond met zijn aanloop. Het was ongelooflijk. Met zijn bovenmenselijke kracht sloeg hij er gewoon een gat in. Steen verkruimelde en er viel licht naar binnen. Echt, elektrisch licht. Waar waren ze?
“Kom op!” riep hij.
Hij strekte zijn hand naar haar en greep haar arm, rukte haar door het plafond omhoog, de goedverlichte kamer in.
Ze keek rond. Het leek alsof ze in een rechtszaal waren. Of een museum. Het was een geweldig, prachtig gebouw. De vloeren waren van marmer, de ruimte was van steen en er stonden zuilen. Het leek op een overheidsgebouw.
“Waar zijn we?” vroeg ze.
Hij greep haar hand en zette weer een sprint in, en sleepte haar pijlsnel mee door de kamer. Hij rende op een enorme, stalen dubbele deur af. Hij liet haar pols los en zette zijn schouders ertegenaan. Ze vlogen met een knal open.
Ze volgde hem op de voet, deze keer zonder te wachten. Ze hoorde steen achter zich bewegen, en ze wist dat de meute dichtbij was.
Eindelijk waren ze buiten, en de koude nachtlucht sloeg haar in haar gezicht. Ze was enorm dankbaar dat ze weer bovengronds was.
Ze probeerde haar omgeving te bekijken. Ze waren zeker in New York. Maar waar precies? De omgeving zag er vaagjes bekend uit. Ze zag een straat, een passerende taxi. Ze keek achterom en zag het gebouw waar ze net uitkwamen. Het stadhuis. Het verbond zat onder het stadhuis.
Ze renden de trap af en de tuin in, richting de straat. Ze waren nog niet ver toen het geluid van de deuren achter hen klonk, en toen de meute vampiers.
Ze renden richting een grote ijzeren poort. Er stonden twee beveiligers bij. Ze draaiden zich om en zagen hen op de poort afrennen. Hun ogen werden groot van schrik, en ze trokken hun pistolen.
“Blijf staan!” schreeuwden ze.
Voor ze konden reageren, greep hij haar stevig vast, nam een aanloop van drie stappen en sprong hij zo hard hij kon. Ze voelde zich met hem door de lucht vliegen, drie meter… zeven meter, over de metalen poort heen, en ze landden soepel.
Toen ze de grond raakten, renden ze meteen verder. Ze keek verbaasd naar haar beschermer, en vroeg zich af hoe groot zijn kracht was. En waarom hij om haar gaf. En waarom ze zich zo goed voelde naast hem.
Voor ze veel had kunnen denken, klonk de knal van de poort achter hen, gevolgd door pistoolschoten. De andere vampiers waren erdoorheen, en namen de beveiligers met zich mee. Ze waren al dichtbij.
Ze bleven rennen, maar het hielp niet. De meute kwam snel dichterbij.
Plotseling greep hij haar hand en sloeg hij een hoek om, een zijstraat in. Die eindigde met een muur.
“Het loopt dood!” riep ze. Maar hij bleef rennen, haar met zich mee slepend.
Hij bereikte het einde van de steeg, viel op een knie en opende met één vinger een enorm putdeksel.
Ze draaide zich om en zag de gigantische groep vampiers recht op hen af komen, op nog geen 7 meter afstand.
“Erin!” riep hij, en voor ze kon reageren, greep hij haar vast en duwde hij haar het gat in.
Ze greep de ladder vast, en toen ze omhoog keek, zag ze hem zich op zijn handen en knieën schrap zetten. Hij tilde het deksel op als schild.
De meute daalde op hem neer. Hij zwaaide wild, en ze hoorde de klappen van de vampiers die terug werden geslagen met het zware ijzer. Hij probeerde bij haar te komen, de put in te komen, maar hij haalde het niet. Hij was omsingeld.
Ze wilde net omhoog klimmen om hem te helpen toen een van de vampiers de meute uitstapte en in het gat kroop. Hij zag Caitlin, en kwam recht op haar af.
Ze struikelde de ladder af, nam twee sporten tegelijk, maar ze was niet snel genoeg. Hij landde bovenop haar, en ze vielen allebei naar beneden.
Terwijl ze door de lucht vloog, zette ze zich schrap voor de klap. Gelukkig landden ze in water.
Terwijl ze opstond zag ze dat ze tot haar middel in smerig rioolwater stond.
Ze had nauwelijks tijd om te denken voor de vampier naast haar landde met een plons. In één beweging kroop hij overeind en sloeg hij haar in haar gezicht, waardoor ze een paar meter terugvloog.
Ze landde op haar rug in het water en zag hem opnieuw op haar afspringen, deze keer recht op haar keel af. Ze rolde net op tijd weg en sprong overeind. Hij was dan snel, maar zij ook.
Hij viel plat op zijn gezicht. Hij stond op, draaide zich om en maakte zich woedend klaar voor een nieuwe aanval. Hij klauwde naar haar gezicht. Ze ontweek de hand nog net, en ze voelde de wind van de hand over haar gezicht glijden. Zijn hand raakte de muur met zo´n kracht dat die erin vast kwam te zitten.
Nu was Caitlin boos. Ze voelde de withete razernij door haar aderen stromen. Ze liep naar de vampier, haalde haar been terug en trapte hem hard recht in zijn maag. Hij ging op zijn knieën.
Toen greep ze hem vanachter beet en gooide hem tegen de muur, met zijn gezicht ernaartoe. Hij hoofd botste hard tegen de steen. Ze was trots op zichzelf, denkend dat ze hem afgemaakt had.
Maar ze schrok toen ze een plotseling pijn in haar gezicht voelde, en besefte dat hij haar opnieuw had geslagen. Ze vampier was snel hersteld – veel sneller dan Caitlin voor mogelijk had gehouden. Voor ze het wist zat hij bovenop haar. hij landde met een klap op haar en legde haar op de grond. Ze had hem onderschat.
Zijn hand lag op haar keel, en wilde haar doden. Zij was sterk, maar hij was sterker. Hij had een oeroude kracht in zijn lichaam. Zijn hand was koud en klam. Ze probeerde zich te verzetten, maar het was te veel. Ze viel op een knie, en hij bleef knijpen. Voor ze het wist duwde hij haar hoofd naar het water. Op het laatste moment wist ze nog te schreeuwen: “Help!”
Het volgende moment ging haar hoofd onder water.
*
Caitlin voelde de verstoring in het water, de ruisende golven, en ze wist dat er iemand in het water was geland. Ze verloor snel zuurstof, en kon niet terugvechten.
Caitlin voelde sterke armen onder zich, en voelde dat ze uit het water getild werd.
Ze sprong op en hapte naar adem, en zoog de lucht dieper in dan ooit, en ze hyperventileerde.
“Gaat het met je?” vroeg hij terwijl hij haar schouders vasthield.
Ze knikte. Dat was alles dat ze kon. Ze keek rond en zag dat haar belager in het water dreef, op zijn rug. Bloed stroomde uit zijn nek. Hij was dood.
Ze keek naar hem op, en zijn bruine ogen keken terug. Hij had haar gered. Alweer.
“We moeten gaan,” zei hij, en hij greep haar arm en trok haar mee, klotsend door het water dat tot op hun middel reikte. “Dat putdeksel zal het niet lang volhouden.”
Alsof het hem gehoord had, brak het putdeksel plotseling boven hen.
Ze renden. Ze sloegen bocht na bocht in en hoorde klotsend water achter zich.
Hij nam een scherpe bocht en het waterniveau zakte tot hun enkels. Nu kwamen ze echt op snelheid.
Ze gingen nog een tunnel in, en bevonden zich in het midden van de New Yorkse riolering. Er lagen enorme stoompijpen, die gigantische stoomwolken uitbliezen. De hitte was ondraaglijk.
Hij nam haar mee naar nog een tunnel, tilde haar plotseling op en legde haar op zijn rug, terwijl hij haar armen rond zijn borst nam om een ladder te kunnen beklimmen. Dat deed hij met drie sporten tegelijk. Ze gingen omhoog, en toen ze bovenaan kwamen, sloeg hij op een putdeksel, dat daardoor voor hen uit vloog.
Ze waren weer bovengronds, in de straten van New York. Ze had geen idee waar precies.
“Houd je goed vast,” zei hij, en ze verstevigde haar greep rond zijn borst door haar handen in elkaar te slaan. Hij rende en rende, versnelde naar een sprint, zo snel als ze nog nooit had gezien. Ze herinnerde zich eens achterop een motorfiets te hebben gezeten, jaren geleden, en voelde de wind door haar haren waaien met 100 kilometer per uur. Zo voelde het. Maar dan sneller.
Ze moesten wel 120 kilometer per uur gaan, en toen 150, toen 180… Hij bleef maar gaan. Ze gebouwen, mensen, auto´s – ze werden een waas. En voor ze het wist waren ze opgestegen.
Ze vlogen door de lucht. Hij opende zijn enorme, zwarte vleugels, die langzaam naast haar op en neer gingen. Ze vlogen ver boven de auto’s, boven de mensen. Ze keek omlaag en zag dat ze over 14th Street vlogen. Een paar seconden later over 34th Street. En nog een paar seconden later boven Central Park. Het benam haar de adem.
Hij keek over hun schouders, en zij deed dat ook. Ze kon nauwelijks zien vanwege de wind die in haar ogen waaiden, maar ze kon zien dat niemand, geen levende ziel, hen volgde.
Hij ging wat langzamer en dook wat omlaag. Ze vlogen nu net boven de boomtoppen. Het was prachtig. Ze had Central Park nog nooit op deze manier gezien, met de verlichte paden en boomtoppen net onder haar. Ze dacht dat ze die zo aan had kunnen raken. Ze had het gevoel dat het nooit mooier zou worden dan het er nu uitzag.
Ze greep haar handen stevig in elkaar rond zijn borst en voelde zijn warmte. Ze voelde zich veilig. Hoe vreemd dit alles ook was, alles voelde normaal in zijn armen. Ze wilde zo voor altijd blijven vliegen. Ze sloot haar ogen en voelde de wind over haar gezicht waaien. Ze wilde dat dit nooit zou eindigen.