Kitabı oku: «Eens Weg», sayfa 15
Hoofdstuk 30
Riley naderde de Magnolia Gardens Country Club en werd bij een wit gebouwtje bij de poort tegengehouden. Een groen met wit gestreepte slagboom blokkeerde de toegang en een geüniformeerde bewaker met een klembord kwam uit het gebouwtje en liep naar haar auto.
Riley opende het raampje.
“Uw naam?” zei de bewaker bruusk.
Riley kende het protocol helemaal niet om de club binnen te komen, maar Newbrough had gezegd dat hij hen zou laten weten dat ze kwam.
“Ik ben Riley Paige,” zei ze. Toen stamelde ze: “Ik ben een, eh, gast van senator Newbrough.”
De bewaker bekeek de lijst en knikte toen. “Ga maar naar binnen,” zei hij.
De slagboom ging omhoog en Riley reed door. De toegangsweg kronkelde door de magnoliatuinen waaraan de club zijn naam ontleende, extreem luxueus, kleurrijk en geurig voor deze tijd van het jaar. Uiteindelijk kwam ze aan bij een stenen gebouw met witte zuilen. In tegenstelling tot die van het uitvaartcentrum waar ze laatst was geweest, waren deze zuilen het echte werk. Riley kreeg het gevoel alsof ze op een of ander negentiende-eeuwse zuidelijke plantage terecht was gekomen.
Een jongen kwam snel naar haar auto toe, gaf haar een kaart en nam haar sleutels aan. Hij reed de auto weg.
Riley stond alleen voor de grootse ingang en voelde zich net zomin op haar gemak als bij het huis van de senator. Gekleed in haar alledaagse spijkerbroek vroeg ze zich af of ze wel binnengelaten zou worden. Hadden dit soort plekken geen kledingvoorschriften? Het was maar goed dat haar jack losjes over haar schouderholster hing.
Er kwam een geüniformeerde man naar buiten om haar te begroeten. “Uw naam, mevrouw?” vroeg hij.
“Riley Paige,” zei ze en ze vroeg zich af of hij om een ID zou vragen.
Hij begeleidde haar door een lange gang naar binnen, naar een kleine privé-eetkamer. Ze had geen flauw idee of ze de portier een fooi moest geven of niet. Maar ze had ook geen flauw idee hoeveel de man betaald kreeg. Zou hij meer verdienen dan zij, een FBI-agent? Ze dacht dat het ongepaster zou zijn om hem een fooi te geven dan helemaal niet. Het leek het beste om geen risico te nemen.
“Dank u,” zei ze tegen de man.
Hij knikte zonder teken van teleurstelling en ging terug naar waar hij vandaan was gekomen.
De kamer was klein, maar het veruit de chicste eetkamer waar ze ooit was geweest. Er waren geen ramen, maar het enkele kunstwerk aan de muur was een originele olieverfschilderij van de gelijknamige tuinen waar ze buiten langsgereden was.
De enige tafel in de ruimte was gedekt met zilver, Chinees porselein, kristal en linnen. Ze koos een met pluche gestoffeerde stoel uit die naar de deur gericht was en ging zitten. Ze wilde senator Newbrough zien als hij binnenkwam.
Als hij komt, dacht ze. Ze had niet echt een reden om te denken dat hij niet zou komen. Maar deze hele situatie leek zo onwerkelijk; ze wist niet was ze moest verwachten.
Er kwam een in het wit geklede ober binnen en die zette een schaal met kaas en verschillende toastjes op haar tafel neer. “Wilt u iets drinken, mevrouw?” vroeg hij beleefd.
“Gewoon water, dank u,” zei Riley. De ober ging weg en kwam binnen een paar seconden terug met een kristallen karaf met water en twee dezelfde glazen. Hij schonk water voor haar in en liet de karaf en het andere glas op de tafel staan.
Riley dronk van haar water. Ze moest toegeven dat ze genoot van het gevoel van het elegante glas in haar hand. Ze hoefde maar een paar minuten te wachten voordat de senator kwam. Hij zag er net zo koel en streng uit als altijd. Hij sloot de deur achter zich en ging aan de andere kant van de tafel zitten.
“Ik ben blij dat u gekomen bent, agent Paige,” zei hij. “Ik heb iets voor u meegebracht.” Zonder verdere plichtplegingen legde Newbrough een dik, in leer gebonden notitieboek op de tafel. Riley staarde er achterdochtig naar. Ze dacht aan de lijst met vijanden die Newbrough haar tijdens hun eerste ontmoeting gegeven had. Zou dit net zoiets problematisch zijn?
“Wat is dit?” vroeg ze.
“Het dagboek van mijn dochter,” zei Newbrough. “Ik heb het bij haar thuis opgehaald nadat ze was... gevonden. Ik heb het meegenomen omdat ik niet wilde dat iemand het zou zien. Ik weet niet wat erin staat, hoor. Ik heb het nooit gelezen. Maar ik weet zeker dat er dingen in staan waarvan ik liever niet heb dat het algemeen bekend wordt.”
Riley wist niet wat ze zeggen moest. Ze had geen idee waarom hij wilde dat zij dit kreeg. Ze zag dat Newbrough zijn volgende woorden voorzichtig afwoog. Vanaf het eerste moment dat ze hem ontmoet had, had ze zeker geweten dat hij informatie voor haar achterhield. Ze huiverde van verwachting omdat hij haar nu misschien zou vertellen wat dat was.
Eindelijk zei hij: “Mijn dochter had drugsproblemen in het laatste jaar van haar leven. Cocaïne, heroïne, ecstasy, allerlei harddrugs. Haar man heeft haar op dit pad gebracht. Het was een van de redenen dat hun huwelijk stukliep. Haar moeder en ik hoopten dat ze eruit zou komen. En toen stierf ze.” Newbrough zweeg even en staarde naar het dagboek. “Eerst dacht ik dat haar dood op een of andere manier hiermee te maken had,” zei hij toen. “De gebruikers en dealers in haar kring waren een onsmakelijk zooitje. Ik wilde dit niet naar buiten brengen. Dat begrijpt u wel, dat weet ik zeker.”
Riley wist helemaal niet zeker of ze het begreep. Maar ze was zeker verrast. “Drugs hebben niets te maken met de moord op uw dochter,” zei ze.
“Dat besef ik nu,” zei Newbrough. “Er was nog een andere vrouw dood gevonden, toch? En er zullen ongetwijfeld meer slachtoffers vallen. Ik weet nu dat het verkeerd was om te denken dat het iets met mij of mijn familie te maken had.”
Riley was met stomheid geslagen. Hoe vaak zou deze ongelooflijk egoïstische man ooit toegeven dat hij ook maar iets fout had?
Hij klopte met zijn hand op het dagboek. “Neem dit mee. Het zou wat informatie kunnen hebben om u met uw zaak te helpen.”
“Het is míjn zaak niet meer, senator,” zei Riley en ze liet een spoor van bitterheid klinken. “Ik denk dat u wel weet dat het Bureau me ontslagen heeft.”
“O, ja,” zei Newbrough en hij hield zijn hoofd nadenkend schuin. “Ik ben bang dat dat mijn fout is. Nou, het is niet iets wat ik niet kan rechtzetten. Geef me eventjes de tijd. Ondertussen hoop ik dat u dit kunt gebruiken.”
Riley werd overweldigd door het gebaar. Ze haalde diep adem. “Senator, ik geloof dat ik u een excuus verschuldigd ben. Ik... Ik was niet op mijn best toen we elkaar de laatste keer ontmoetten. Ik had net een vriendin dood aangetroffen in haar eigen huis en ik was in de war. Ik heb een paar dingen gezegd die ik niet had moeten zeggen.”
Newbrough knikte in stille acceptatie van haar excuus. Het was duidelijk dat hij zich niet tegenover haar ging verontschuldigen, hoezeer ze dat ook verdiend had. Ze moest zich tevredenstellen met zijn erkenning van zijn fout. Hij probeerde het tenminste goed te maken. Dat was trouwens belangrijker dan een excuus.
Riley pakte het dagboek zonder het te openen. “Er is alleen nog één ding dat ik graag zou willen weten, senator,” zei ze. “Waarom geeft u dit aan mij en niet aan agent Walder?”
Newbroughs lippen verwrongen zich in een licht vleugje van een glimlach. “Omdat er één ding is dat ik over u geleerd heb, agent Paige,” zei hij. “U bent niemands schoothondje.”
Riley kon niet antwoorden. Dit plotselinge respect van een man die normaal gesproken alleen maar achting voor zichzelf had verbijsterde haar.
“En misschien wilt u nu wat lunch hebben,” zei de senator.
Riley dacht erover na. Zo dankbaar als ze was voor de ommekeer van Newbrough, ze voelde zich nog verre van prettig in zijn aanwezigheid. Hij bleef een koele, stugge en onplezierige man. En trouwens, ze had werk te doen. “Als u het niet erg vindt, denk ik dat het beter is als ik mijzelf excuseer,” zei ze. Wijzend op het dagboek voegde ze eraan toe: “Ik moet hier meteen gebruik van maken. Er is geen tijd te verliezen. O... en ik beloof dat ik niets wat ik hierin vind openbaar zal maken.”
“Dat waardeer ik,” zei Newbrough. Hij stond beleefd op toen Riley de kamer verliet. Ze ging het gebouw uit en gaf het kaartje aan de jongen. Terwijl ze op hem wachtte om haar auto te halen, opende ze het dagboek. Ze bladerde erdoorheen en zag meteen dat Reba Frye behoorlijk veel over haar illegale drugsgebruik had geschreven. Riley kreeg ook meteen de indruk dat Reba Frye een egocentrische vrouw was die geobsedeerd was door kleinzielige haatdragendheid en afkeer. Maar was dat niet uiteindelijk het hele doel van een dagboek? Dat was iets waar iedereen het recht had om egocentrisch te zijn.
Trouwens, dacht Riley, zelfs al was Reba net zo narcistisch als haar vader, ze had zo’n afschuwelijk lot niet verdiend. Riley voelde een rilling over haar rug lopen toen ze aan de foto’s dacht die ze van de vermoorde vrouw gezien had.
Riley bleef door het dagboek bladeren. Haar auto kwam over het grindpad aanrijden, maar ze negeerde de jongen, ze was gebiologeerd. Ze stond daar met trillende handen en las helemaal tot het einde door, wanhopig op zoek naar een vermelding van de moordenaar, van iets, wat voor aanwijzing dan ook. Maar ze was teleurgesteld dat ze niets kon vinden.
Ze bracht het dagboek omlaag, voelde zich verpletterd. Ze kon niet nóg een doodlopend einde hebben. Maar toen ze het dagboek omlaag bracht, gleed er een klein stukje papier uit dat tussen twee pagina’s gestoken was. Ze ving het op en bestudeerde het nieuwsgierig. Terwijl ze het bekeek, begon haar hart in haar borst te bonken.
Volslagen geschokt liet ze het dagboek vallen.
Ze hield een bonnetje vast.
Van een poppenwinkel.
Hoofdstuk 31
Daar was het dan. Na al die dode sporen kon Riley nauwelijks geloven wat ze vasthield. Boven aan het handgeschreven bonnetje stonden de naam en het adres van de winkel: Madeline’s Fashions in Shellysford, Virginia.
Riley was verbaasd. Het klonk niet als een poppen- of speelgoedwinkel.
Op haar mobiel vond ze de website van Madeline’s Fashions. Het was vreemd genoeg een kledingwinkel voor vrouwen. Maar ze keek nog eens beter en zag dat ze ook in zeldzame poppen handelden, en die konden alleen op afspraak bekeken worden.
Riley voelde de rillingen over haar rug lopen. Dit moet het zijn, dacht ze.
Ze pakte het dagboek en met trillende handen bladerde ze door de pagina’s om de notitie van de datum van het bonnetje te vinden. Daar was het:
Zojuist de perfecte kleine pop voor Debbie gekocht. Haar verjaardag is pas over een maand, maar het is zo moeilijk om iets voor haar te kopen.
Daar stond het, in duidelijke taal. Reba Frye had een pop voor haar dochter gekocht bij een winkel in Shellysford. Riley wist zeker dat alle andere slachtoffers daar ook hun poppen gekocht hadden. En dat de moordenaar hen daar voor het eerst gezien had.
Riley keek op de routekaart op haar telefoon en zag dat Shellysford een uur rijden was. Ze moest daar zo snel als ze kon naartoe. Voor hetzelfde geld had de moordenaar al een ander slachtoffer op het oog.
Maar ze had eerst wat informatie nodig, en ze moest een pijnlijk telefoontje plegen dat ze al veel te lang uitgesteld had.
Ze pakte haar sleutels van de overrompelde jongen, sprong in haar auto en gaf gas, haar banden piepend op het keurige pad van de club. Terwijl ze langs de toegangspoort scheurde, toetste ze het mobiele nummer van Bill in en vroeg zich af of hij de moeite zou nemen om op te nemen. Ze kon het hem niet kwalijk nemen als hij nooit meer met haar wilde praten.
Tot haar opluchting klonk de stem van Bill door de telefoon. “Hallo,” zei hij.
Rileys hart maakte een sprongetje. Ze wist niet of ze opgelucht of bang was om zijn stem te horen. “Bill, met Riley,” zei ze.
“Dat weet ik,” antwoordde Bill.
Er viel een stilte. Dit zou niet gemakkelijk worden. En ze wist dat ze niet anders verdiende.
“Bill, ik weet niet hoe ik moet beginnen,” zei ze. Haar keel was dik van emotie en ze had moeite om te praten. “Het spijt me zo, zo erg. Het is gewoon dat... Nou, alles ging zo slecht en ik was niet bij mijn volle verstand en...”
“En je was dronken,” onderbrak Bill haar.
Riley zuchtte ellendig. “Ja, ik was dronken,” zei ze. “En ik bied mijn excuses aan. Ik hoop dat je het me kunt vergeven. Het spijt me zo.”
Er viel nog een stilte. “Oké,” zei Bill ten slotte.
Rileys hart zonk. Ze kende Bill beter dan wie dan ook in de wereld. Dus ze hoorde de betekenis in deze twee botte lettergrepen. Hij vergaf haar niet en hij accepteerde ook haar excuus niet; nóg niet tenminste. Het enige wat hij deed was bevestigen dat hij haar verontschuldiging had gehoord.
In elk geval was het nu tijd om het eruit te gooien. Er was een veel dringender zaak om af te handelen.
“Bill, ik heb een aanwijzing,” zei ze.
“Wat?” vroeg hij verbouwereerd.
“Ik heb de winkel gevonden.”
Bill klonk nu bezorgd. “Riley, ben je gek geworden? Wat doe je, nog steeds aan deze zaak werken? Walder heeft je ontslágen, in godsnaam.”
“Heb ik dan ooit op toestemming gewacht? Hoe dan ook, het lijkt erop alsof ik weer aangesteld word.”
Bill snoof van ongeloof. “Wie zegt dat?”
“Newbrough.”
“Waar heb je het over?” vroeg Bill en hij klonk steeds meer geagiteerd. “Christus, Riley, je bent toch niet weer naar zijn huis gegaan, of wel soms?”
Rileys gedachten gingen alle kanten op. Er was te veel uit te leggen. Ze moest het simpel houden. “Nee, en hij was dit keer anders,” zei ze. “Het was raar en ik kan er nu niet verder op ingaan. Maar Newbrough heeft me wat nieuwe informatie gegeven. Bill, Reba Frye heeft een pop bij een winkel in Shellysford gekocht. Ik heb bewijs. Ik heb de naam van de winkel.”
“Dat is absurd,” zei Bill. “Onze agenten hebben dat hele gebied uitgeplozen. Ze zijn daar in iedere stad geweest. Volgens mij hebben ze niet eens een poppenwinkel in Shellysford gevonden.”
Riley kreeg er steeds meer moeite mee om haar eigen opwinding in toom te houden. “Dat is omdat daar geen poppenwinkel is,” zei ze. “Het is een kledingwinkel die poppen verkoopt, maar je kunt ze alleen op afspraak zien. Madeline’s Fashions heet het. Ben je nu bij de GAE?”
“Ja, maar...”
“Laat iemand dan die zaak checken. Zoek alles wat je kunt op over iedereen die daar ooit gewerkt heeft. Ik ga er nu meteen naartoe.”
Bills stem was luid en panisch. “Riley, niet doen! Je hebt geen bevoegdheid. Je hebt niet eens een penning. En als je die man vindt? Hij is gevaarlijk. En Walder heeft je pistool afgepakt.”
“Ik heb mijn eigen pistool,” zei Riley.
“Maar je kunt niemand aanhouden.”
Met een grom van vastberadenheid zei Riley: “Ik doe wat ik moet doen, hoe dan ook. Er kan nóg een leven op het spel staan.”
“Ik vind het niets,” zei Bill, en hij klonk nu wat berustender.
Riley hing op en gaf gas.
*
Bill zat in zijn kantoor en staarde versuft naar zijn mobiel. Hij realiseerde zich dat zijn handen trilden. Hij wist niet precies waarom. Woede en frustratie? Of was het vanwege angst voor Riley, voor welke roekeloze actie ze dan ook van plan was?
Hij was nog steeds verward en aangedaan door haar dronken telefoontje van twee avonden geleden. Het was een beetje een cliché dat politiepartners vaak hechter waren dan met hun eigen levenspartners. En Bill wist dat het waar was. Hij voelde zich al een lange tijd hechter met Riley dan met wie dan ook zijn hele leven.
Maar er was in hun beroep geen ruimte voor een romance. Verwikkelingen of twijfels bij het werk konden fatale gevolgen hebben. Hij had de dingen altijd professioneel tussen hen gehouden en had er altijd op vertrouwd dat Riley hetzelfde zou doen. Maar nu had ze dat vertrouwen geschonden.
Nou ja, ze was zich duidelijk bewust van haar fout. Maar wat bedoelde ze met dat ze weer in dienst zou worden genomen? Zouden ze weer gaan samenwerken? Hij wist niet zeker of hij dat wel wilde. Was de dynamiek en de veilige professionele verstandhouding die ze altijd deelden voor altijd verpest?
Maar hij kon zich daar nu geen zorgen om maken. Riley had gevraagd om de werknemers van een winkel na te gaan. Hij had dat verzoek doorgegeven, maar niet aan Carl Walder. Bill klom in de telefoon en belde het toestel van Special Agent Brent Meredith. Meredith had niets met de leiding van deze zaak te maken, maar Bill wist dat hij op hem kon rekenen voor dit klusje.
Hij was van plan om het telefoontje kort en krachtig te houden. Hij moest meteen naar Shellysford rijden en hij hoopte alleen maar dat hij daar arriveerde voordat Riley Paige echt iets stoms zou doen.
Zoals zich laten vermoorden.
Hoofdstuk 32
Rileys hart bonkte van verwachting toen ze in het kleine stadje Shellysford aankwam. Madeline’s Fashions was gemakkelijk te vinden. In de hoofdstraat zag je de zaak meteen en de naam stond op het raam. Shellysford was iets exclusiever dan ze verwacht had. De ogenschijnlijk historische gebouwen werden goed onderhouden en de hoofdstraat grensde aan elegantie. De behoorlijk chic uitziende kledingwinkel paste goed in de welvarende omgeving.
Riley parkeerde bij de stoep voor de winkel, stapte uit de auto en nam de omgeving in zich op. Ze zag meteen dat een van de paspoppen in de etalage een pop vasthield: een prinses in een roze jurk met een glinsterende tiara. De agenten die deze stad doorzocht hadden, zouden dit makkelijk als alleen maar decoratie hebben opgevat. Alleen een klein bordje in de etalage gaf een aanwijzing: Verzamelpoppen op afspraak te zien.
Boven de deur rinkelde een belletje toen Riley naar binnen liep en de vrouw bij de toonbank keek haar richting op. Ze leek van middelbare leeftijd, maar opmerkelijk jeugdig en haar grijzende haren waren vol en gezond.
Riley overwoog haar opties. Zonder penning moest ze voorzichtig zijn. Het was haar weliswaar gelukt om andere winkeliers zonder haar penning aan het praten te krijgen, maar ze wilde deze vrouw absoluut niet laten schrikken.
“Sorry,” zei Riley. “Bent u Madeline?”
De vrouw glimlachte. “Nou, mijn naam is eigenlijk Mildred, maar ik gebruik de naam Madeline. Vind ik leuker. En het klinkt beter voor een naam van een winkel. “Mildred’s Fashion’ zou gewoon niet hetzelfde klinken.” De vrouw grinnikte en knipoogde. “Het zou niet helemaal de klantenkring trekken waar ik me op richt.”
Tot nu toe gaat het goed, dacht Riley. De vrouw was open en spraakzaam.
“Mooie winkel,” zei Riley en ze keek rond. “Maar het lijkt veel werk voor één persoon. Hebt u hulp? U doet dit vast niet allemaal alleen.”
De vrouw haalde haar schouders op. “Het meeste wel,” zei ze. “Soms staat er een tienermeisje achter de kassa terwijl ik klanten help. Maar dit is een rustige dag. Het was niet nodig dat ze vandaag zou komen.”
Terwijl ze nog steeds nadacht over de juiste benadering, liep Riley naar een kledingrek en voelde aan wat koopwaar. “Schitterende kleding,” zei ze. “Niet veel winkels hebben zulke jurken.”
Madeline keek verheugd. “Nee, de kans is klein dat je zoiets ergens anders vindt,” zei ze. “Het is allemaal haute couture, maar ik koop het met korting in zodra een bepaalde stijl voorbij is. Dus naar de maatstaven van de grote stad zou dit de mode van gisteren zijn.” Toen voegde ze er met nog een knipoog en grijns aan toe: “Maar in een kleine stad als Shellysford... nou ja, het kan hier net zo goed de laatste mode zijn.”
Madeline pakte een lila cocktailjurk van het rek. “Deze zou je prachtig staan,” zei ze. “Het past perfect bij je teint, en ik denk ook bij je persoonlijkheid."
Riley dacht van niet. Eigenlijk kon ze zichzelf in geen van de behoorlijk chique kledingstukken in de winkel zien rondlopen. Maar ze was er zeker van dat deze jurk geschikter voor de countryclub zou zijn dan wat ze nu droeg.
“Eigenlijk,” zei Riley, “hoopte ik naar uw poppen te mogen kijken.”
Madeline keek een beetje verrast. “Heb je een afspraak gemaakt?” vroeg ze. “Als je dat wel hebt gedaan, dan ben ik bang dat het mij ontschoten is. En hoe ben je over onze poppenverzameling te weten gekomen?”
Riley haalde het bonnetje uit haar handtas en liet het aan Madeline zien. “Iemand heeft me dit gegeven,” zei Riley.
“O, een verwijzing,” zei Madeline, duidelijk blij. “Nou, dan kan ik natuurlijk een uitzondering maken.”
Ze liep naar de achterkant van de winkel en opende een brede vouwdeur. Riley liep achter haar aan een kleine zwarte kamer in. De planken stonden vol met poppen en een paar stellingen waren gevuld met poppen accessoires.
“Ik ben een paar jaar geleden met deze kleine bijzaak begonnen,” zei Madeline. “Ik had de gelegenheid om de voorraad van een fabrikant die ermee stopte op te kopen. De eigenaar was een neef van me, dus toen ze hun zaak sloten kreeg ik een speciale deal. Ik ben blij dat ik dat voordeeltje aan mijn klanten door kan geven.” Madeline pakte een pop en keek er trots naar. “Zijn ze niet schitterend?” zei ze. “Kleine meisjes zijn er gek op. Hun ouders ook. En deze poppen worden niet meer gemaakt, dus het zijn echte verzamelstukken, ook al zijn ze niet antiek. En kijk eens naar al die kleertjes. Al mijn poppen kunnen al deze outfits dragen.”
Riley bekeek de rijen met poppen. Ze leken veel op elkaar, hoewel hun haarkleuren varieerden. Net als hun kleren, waaronder moderne jurken, prinsessenjurken en historische kostuums. Tussen de accessoires zag Riley poppenmeubels passend bij iedere stijl. De prijzen van de poppen lagen allemaal boven de honderd dollar.
“Ik hoop dat je begrijpt waarom ik dit gedeelte niet openbaar heb,” legde Madeline uit. “De meesten van mijn klanten die binnen komen lopen, zijn niet op zoek naar poppen. En tussen jou en mij,” voegde ze toe, nu fluisterend, “veel van deze kleinere artikelen zijn vreselijk makkelijk te stelen. Dus ik ben voorzichtig aan wie ik dit allemaal laat zien.” Terwijl ze een poppenjurk schikte vroeg Madeline: “Trouwens, hoe heet je? Ik ken graag de namen van al mijn klanten.”
“Riley Paige.”
Toen kneep Madeline met een nieuwsgierige glimlach haar ogen fijn. “En wie was de klant die je verwezen heeft?” vroeg ze.
“Reba Frye,” zei Riley.
Madelines gezicht betrok. “O jee,” zei ze. “De dochter van de senator. Ik weet nog dat ze hier kwam. En ik heb het gehoord, over...” Ze werd even stil. “O jee,” zei ze toen weer en ze schudde verdrietig haar hoofd. Toen keek ze Riley behoedzaam aan. “Vertel me nu niet dat je een verslaggever bent,” zei ze. “Als dat wel zo is, moet ik je vragen om weg te gaan. Het zou verschrikkelijk slechte publiciteit voor mijn winkel zijn.”
“Nee, ik ben een FBI-agent,” zei Riley. “En de waarheid is, ik ben hier om de moord op Reba Frye te onderzoeken. Ik heb haar vader, senator Newbrough, pas geleden ontmoet. Hij heeft me dit bonnetje gegeven. Daarom ben ik hier.”
Madeline zag er steeds minder op haar gemak uit. “Wil je mij je penning laten zien?” vroeg ze.
Riley hield een zucht tegen. Ze moest zich op een of andere manier hier doorheen zien te bluffen. Ze moest minstens een beetje liegen. “Ik heb nu geen dienst,” zei ze. “We hebben onze penningen niet bij ons als we geen dienst hebben. Standaardprocedure. Ik kom hier gewoon in mijn eigen tijd, om zoveel mogelijk te weten te komen.”
Madeline knikte meelevend. Ze leek haar te geloven, of in elk geval niet níét te geloven. Riley probeerde haar opluchting niet te laten zien.
“Wat kan ik doen om te helpen?” vroeg Madeline.
“Vertel me gewoon alles wat u weet van die dag. Wie kwam er nog meer om te werken? Hoeveel klanten kwamen er binnen?”
Madeline hield haar hand uit. “Mag ik het bonnetje zien? Voor de datum, bedoel ik.”
Riley gaf haar het bonnetje.
“O ja, ik herinner me het weer,” zei Madeline toen ze ernaar keek. “Dat was een gekke dag, een paar weken geleden.”
Rileys aandacht verscherpte. “Gek?” vroeg Riley. “Hoezo?”
Madeline fronste terwijl ze eraan terugdacht. “Er kwam een verzamelaar,” zei ze. “Hij kocht twintig poppen tegelijk. Ik was verbaasd dat hij het geld had. Hij zag er helemaal niet rijk uit. Het was gewoon een nogal verdrietig uitziende oudere man. Ik heb een speciale prijs voor hem gerekend. Het was een behoorlijke puinhoop toen mijn winkelmeisje en ik alle koopwaar bij elkaar optelden. We zijn dat soort hoeveelheden niet gewend. Het was toen even een beetje rommelig allemaal.”
Riley sloeg alle informatie op in haar geheugen. “Was Reba Frye tegelijk met deze verzamelaar in de winkel?” vroeg ze.
Madeline knikte. “Jazeker,” zei ze. “Nu dat je het zegt, ze was hier toen.”
“Houdt u gegevens van uw klanten bij?” vroeg Riley. “Met contactgegevens?”
“Ja, dat doe ik inderdaad,” zei Madeline.
“Ik heb de naam en het adres van die man nodig,” zei Riley. “Het is erg belangrijk.”
Madelines uitdrukking werd nog waakzamer. “Je zei dat de senator je dit bonnetje gegeven had?” vroeg ze.
“Hoe kon ik er anders aan komen?” vroeg Riley.
Madeline knikte. “Ik ben ervan overtuigd dat het waar is, maar toch...”
Ze zweeg even, worstelde met haar beslissing. “O, het spijt me,” flapte ze er toen uit, “maar dat kan ik niet... ik bedoel, jou naar de gegevens laten kijken. Je hebt niet eens je identificatie bij je, en mijn klanten verdienen hun privacy. Nee echt, senator of geen senator, ik kan je er niet zonder bevelschrift naar laten kijken. Het spijt me, maar ik kan daar niet achter staan. Ik hoop dat je het begrijpt.”
Riley haalde diep adem terwijl ze de situatie probeerde in te schatten. Ze twijfelde er niet aan dat Bill hier zo snel als hij kon zou zijn. Maar hoe lang zou dat nog duren? En zou de vrouw dan nog steeds op een bevelschrift aandringen? Hoeveel extra tijd zou dat kosten? Voor zover Riley wist, kon op dit moment iemands leven aan een zijden draadje hangen.
“Ik begrijp het,” zei Riley. “Maar mag ik dan hier even rondkijken? Misschien vind ik wat aanwijzingen.”
Madeline knikte. “Natuurlijk,” zei ze. “Neem zoveel tijd als je wilt.”
In Rileys hoofd vormde er zich snel een afleidingstactiek. Ze begon tussen de poppen de snuffelen, terwijl Madeline wat van de accessoires opruimde. Riley reikte omhoog naar een hoge plank, alsof ze een pop probeerde te pakken. In plaats daarvan stootte ze een hele rij poppen van de plank.
“O!” zei Riley. “Het spijt me zo!”
Ze ging op de meest onhandige manier die ze kon naar achteren. Ze botste tegen een stelling met accessoires en gooide die omver. “O, het spijt me zo erg!” zei Riley weer.
“Het geeft niet,” zei Madeline met duidelijke irritatie in haar stem. “Ik... Ik zal het wel even opruimen.”
Madeline begon de spulletjes op te rapen die overal verspreid lagen. Riley ging snel de ruimte uit en liep naar de toonbank. Terwijl ze gluurde of Madeline niet naar haar keek, dook Riley erachter. Ze zag al snel op een plank onder de kassa een grootboek liggen.
Haar vingers trilden en Riley bladerde door het boek. Ze vond al snel de datum, de naam van de man en zijn adres. Ze had geen tijd om het op te schrijven, dus ze nam het goed in zich op.
Ze kwam net achter de toonbank vandaan toen Madeline van de achterkamer terugkwam. Madeline zag er nu oprecht achterdochtig uit. “Je kunt nu maar beter weggaan,” zei ze. “Als je met een bevelschrift terugkomt, kan ik je helpen. Ik wil echt wel de senator en zijn familie op elke mogelijke manier helpen. Ik vind het vreselijk wat ze nu moeten doorstaan. Maar nu... Nou ja, ik denk dat je moet gaan.”
Riley ging recht op de voordeur af. “Ik... Ik begrijp het,” stamelde ze. “Het spijt me vreselijk.”
Ze rende naar haar auto en stapte in. Ze pakte haar mobiel en belde het nummer van Bill. “Bill, ik heb een naam!” schreeuwde ze bijna toen hij opnam. “Zijn naam is Gerald Cosgrove. En ik heb zijn adres.”
Zorgvuldig noemde Riley het adres uit haar geheugen aan Bill op.
“Ik ben er maar een paar minuten vandaan,” zei Bill. “Ik geef zijn naam en adres aan het Bureau door en kijk met wat voor informatie ze komen. Ik bel je zo terug.”
Bill hing op. Riley wachtte nerveus en ongeduldig. Ze keek naar de winkel en zag dat een wantrouwig uitziende Madeline bij het raam staan. Riley kon het Madeline niet kwalijk nemen. Haar gedrag van zonet was meer dan een beetje vreemd.
Rileys mobiel trilde. Ze nam op.
“Bingo,” zei Bill. “Die man is een geregistreerde zedendelinquent. Het adres dat je me hebt gegeven is niet ver. Jij bent waarschijnlijk iets dichterbij dan ik.”
“Ik rij er meteen naartoe,” zei Riley en ze trapte het gas in.
“Jezusmina Riley, ga daar nou niet alleen naartoe!” blafte hij. “Wacht buiten op me. Ik ben er zo snel mogelijk. Hoor je me?”
Riley hing op en reed weg. Nee, ze kon niet wachten.
*
Nog geen vijftien minuten later kwam Riley bij een stoffige, afgelegen kavel aan. In het midden stond een armoedig uitziende stacaravan. Riley parkeerde haar auto en stapte uit.
Op de weg, voor de kavel, stond een oude auto geparkeerd, maar Riley zag geen enkel teken van de pick-up die de getuige na de ontvoering van Cindy MacKinnon beschreven had. Natuurlijk zou Cosgrove die net zo goed ergens anders kunnen hebben staan. Of misschien had hij hem gedumpt, uit angst dat hij getraceerd zou worden.
Riley huiverde toen ze een aantal schuurtjes met vergrendelde deuren aan de achterkant van de kavel zag staan. Hield hij daar de vrouwen vast? Had hij er nu een gevangen gezet, om haar te martelen en straks te vermoorden?
Riley keek om zich heen en nam de omgeving in zich op. De kavel lag niet helemaal afgezonderd. Een stukje verderop stonden een paar huizen en stacaravans. Maar toch, het leek aannemelijk dat niemand dichtbij genoeg woonde om in een van die schuurtjes een vrouw te horen schreeuwen.
Riley trok haar pistool en liep naar de stacaravan toe. Die stond op een vaste fundering en het zag eruit alsof hij daar al jaren stond. Iemand er had een tijd geleden een bloembed voor geplant, om het er meer als een normaal huis uit te laten zien. Maar nu was het bloembled overwoekerd met onkruid.