Kitabı oku: «Moord met een hoger doel», sayfa 16

Yazı tipi:

HOOFDSTUK VIJFENDERTIG

Edwin Pesh had een druk weekend. De Hogere Geest had hem niet met rust willen laten. De hele zaterdagnacht was hij wakker gebleven. De stem in zijn hoofd had voortdurend meer geëist en ook zijn eigen verantwoordelijkheden begonnen hun tol te eisen.

Moe en uitgeput zat hij, omgeven door katten, in een van de kamers op de eerste verdieping. Katten in alle mogelijke variëteiten en groottes zaten te spinnen en probeerden op zijn schoot te springen. In deze kamer alleen al zaten er zeker een stuk of tien. Sommige staarden uit het raam. Andere lagen in een hoekje of op het bed te slapen of waren uit een van de vele schaaltjes op de vloer aan het eten.

Wanda Voles... De Hogere Geest had hem haar naam verschillende keren toegefluisterd, zo vaak dat Edwin wist wat hem te doen stond. Ga ervoor, dacht hij. Zorg voor de katten, ga een eindje met de honden wandelen, ga dan terug naar Bentley en neem Wanda Voles te pakken.

Nee! schreeuwde zijn geest.

Ja! schreeuwde hij terug.

Beneden hoorde hij een van de honden blaffen. Meteen begonnen ook alle andere honden oorverdovend te blaffen.

Gealarmeerd sprong Edwin overeind en hij keek door het raam.

De tuin was leeg.

Aan de zijkant van het huis liep iemand gebukt achter zijn minibusje.

Politie, dacht hij.

Opeens verdween de aanvankelijke paniek en Edwin bereidde zich voor om te handelen als trouwe volgeling van de Hogere Geest; diep in zijn binnenste voelde hij zijn goddelijke aanwezigheid.

Hij sloot zijn ogen, haalde diep adem, spreidde zijn armen uit en hield zijn handen stevig tegen elkaar boven zijn hoofd. Driemaal na elkaar boog hij door zijn knieën, opende zijn ogen en voelde het innerlijke vuur.

Hij beeldde zich in dat de Hogere Geest bezit van hem had genomen; het goddelijke wezen zat nu in zijn lichaam en had controle over al zijn gedachten en handelingen.

Met mijn hele hart aanvaard ik u, zwoor hij.

Edwin had nooit van fysieke inspanning gehouden. Maar door de aanwezigheid van de Hogere Geest voerde hij nu enkele sprongen en spieroefeningen uit om zich voor te bereiden op een eventuele aanval.

Na jaren thuis oefenen, en nu als belichaming van de Hogere Geest, was hij ervan overtuigd dat hij elke vijand zou kunnen verslaan.

Ze bedreigen ons hogere doel! brulde de Hogere Geest in Edwins gedachten. We moeten vermijden dat ze onze plannen dwarsbomen. Ga, mijn zoon. Ga... en jaag.

* * *

Uit het huis kwam geblaf. Er zaten zeker twee of drie honden in het huis. Een ervan was een grote pitbull die voor het raam op de begane grond op en neer bleef springen.

Shit, dacht ze. Doe iets.

Nog steeds gebukt liep Avery de tuin in.

De honden begonnen harder te blaffen.

De kelderdeur was blauw geschilderd. Ze probeerde de deur te openen. Op slot. Het huis had ook een veranda met een achterdeur. Voorzichtig liep ze de veranda op en gluurde door het raam. Meteen kwam de pitbull naar het raam gerend. Het blaffen werd gemener. Ze zag nog twee kleinere honden: een mopshond en iets wat leek op een minipoedel. Ze zag ook een heleboel katten.

De achterdeur was gesloten.

Met haar wapen sloeg ze een van de ramen naast het sleutelgat stuk.

Het glas versplinterde.

Meteen probeerde de pitbull haar door de opening aan te vallen. Avery kwam overeind en luisterde geconcentreerd naar de bewegingen van de drie honden. Toen de kust veilig leek, stak ze haar hand naar binnen en probeerde de deur te openen.

Gehurkt stond ze tegen de houten deur geleund en reikte naar de deurknop. In haar andere hand hield ze haar wapen. Aandachtig luisterde ze naar de honden: de pitbull sprong blaffend op en neer, bleef eventjes stilstaan op de vloer en herhaalde daarna het hele proces. Net toen hij weer ging opspringen, opende Avey de deur.

De hond rende naar buiten. Met een lichte schop duwde ze hem van de trappen. De andere twee honden verschenen en sprongen tegen Avery op. Met de deurknop nog steeds in haar hand draaide ze zich vliegensvlug om, sprong naar binnen en sloot de deur achter zich.

De honden blaften nog steeds, maar ze had er geen last meer van.

Avery was binnen.

Een kat streek spinnend langs haar been.

Naast haar bevond zich de keuken. Links zag ze een kleine eetkamer en recht voor haar een woonkamer met nog twee katten. Op de vensterbank in de keuken stonden enkele makkelijk te onderhouden planten: cactussen en tropische hangplanten.

Met haar wapen in de aanval liep Avery door het huis.

Blijf alert, dacht ze. Hij weet nu waarschijnlijk al dat ik binnen ben.

“Edwin Pesh!” schreeuwde ze. “Politie. Kom tevoorschijn met je handen omhoog. Buiten wachten nog twee agenten,” loog ze. “Versterking is onderweg. Binnen enkele minuten zit het hele huis vol agenten. Edwin Pesh!”

Om de hoek zag ze een trap naar de eerste verdieping. Op de treden zaten nog meer katten.

Avery sloop de treden op, haar wapen recht naar boven gericht. Ze zag een balustrade. Overal liepen katten haar in de weg. Voorzichtig duwde ze ze opzij.

Op nog meer katten na, was de eerste verdieping leeg. Geen enkele afbeelding sierde de muren. Nergens waren foto’s of schilderijen te zien. Het enige wat ze zag waren twee eenvoudig ingerichte slaapkamers vol katten. Elke kast stond open. Ze keek onder de bedden en in elk hoekje van de kamer. Geen Edwin Pesh te bespeuren.

De deur naar de kelder bevond zich in de keuken.

Naast de deur hing een telefoon.

Avery nam de hoorn van de haak en toetste het alarmnummer in.

“Dit is de alarmcentrale,” zei een vrouwenstem. “Hoe kan ik u helpen?”

“Mijn naam is Avery Black, politie van Boston,” zei ze en ze gaf haar badgenummer door. “Ik bevind me in het huis van een mogelijke seriemoordenaar en ik heb versterking nodig.”

“Dank voor uw oproep, rechercheur Black. Kunt u mij...”

Avery liet de hoorn hangen.

Het was donker in het trapgat naar de kelder. Avery ontdekte een lichtschakelaar aan de rechterkant en knipte die aan. Onder aan de trap zat nog een deur. Voorzichtig daalde ze de trap af. De wanden waren bekleed met hout.

Onder aan de trap opende ze de tweede deur.

Een tweede gang, loodrecht op de deuropening. Enkele kale peertjes aan het plafond verlichtten de ruimte. Ze ging linksaf en moest meteen weer links een scherpe bocht maken die uitkwam op een veel langere gang.

Elke vierkante centimeter van de muren in de gang was bedekt met foto’s, honderden foto’s. De foto’s volgden een horizontale lijn. Ze bestudeerde de volgorde van de foto’s, van de eerste tot de laatste. Ze leken een verhaal te vertellen. Op de eerste foto zat een zwarte kat op de rand van een hek. Op de volgende foto lag de kat dood op de grond. De daaropvolgende foto toonde een gedeeltelijk opengesneden kat waarvan de ingewanden zichtbaar waren. Op elke foto die volgde was de kat in een volgend stadium van opzetting te zien.

Aan beide uiteinden van de muur zat een deur.

Het is net een doolhof, dacht ze.

“Edwin Pesh!” schreeuwde ze. “Dit is de politie. Kom tevoorschijn! Hou je handen waar ik ze kan zien en kom in de gang.”

Ze luisterde of hij tevoorschijn kwam.

Niets, ze hoorde enkel in de verte de honden blaffen en zag de roodharige kat die haar tot in de kelder was gevolgd.

De eerste deur links stond open. De kamer was in duisternis gehuld. Avery klikte haar zaklantaarn aan en hield die in dezelfde lijn als haar wapen. Ze ging de kamer in. Tegen de achterste muur stonden verschillende soorten potten, rijen glazen potten gevuld met stoffen in verschillende kleuren. Links van haar stond een metalen tafel met medische apparatuur en vloeistoffen en materiaal om lichamen te balsemen.

Godallemachtig.

Een kat streek langs haar been.

Geschrokken richtte Avery haar wapen en vuurde bijna.

“Jezus,” fluisterde ze.

Even sloot ze haar ogen.

Achter zich hoorde ze het gekraak van een plankenvloer. Op het ogenblik dat ze zich oprichtte en zich wilde omdraaien voelde ze opeens een scherpe pijn in haar hals en hoorde iemand de rennen in de gang.

Shit!

Ze voelde haar armen en benen slap worden.

Niet zo, dacht ze. Zo kan ik niet aan mijn einde komen.

Gesterkt door de gedachte dat dit brouwsel elk ogenblik haar krachten volledig kon wegnemen probeerde Avery te schreeuwen. Maar ze kon enkel een zwak, nauwelijks hoorbaar geluid uitbrengen en struikelde de hal in. Onderweg stootte ze verschillende keren tegen de muren. Ingelijste foto’s vielen van de muur in scherven op de grond. Elke deur die ze voorbijkwam stond open. Het licht van de zaklantaarn schoot heen en weer.

Blindelings vuurde ze haar wapen af.

Als in een droom nam ze schemerig de beelden waar: vaag zag ze een kamer die door de tralies en de strooien vloer op een cel leek, in een ander kamer stonden opgezette katten en honden.

Toen ze bij de laatste deur kwam zakte Avery door haar knieën.

De zaklantaarn viel uit haar hand.

Met de weinige kracht die haar nog restte, draaide ze aan de deurknop en duwde de deur open.

In het zwakke licht van haar zaklamp zag ze Edwin Pesh staan.

Avery lag nu op haar buik. Ze hield haar wapen in de aanslag en bereidde zichzelf voor om te schieten. Plotseling, zo licht als een veertje, sprong Edwin van de ene naar de andere kant van de kamer, steeds maar weer, lenig als een kat. Ze kon onmogelijk raak schieten.

Duizelig. Avery voelde zich duizelig en verward. Het wapen was te zwaar geworden voor haar, veel te zwaar om het op te richten. Ze probeerde het wapen dicht bij de grond te houden. Haar wang raakte de harde, koude vloer, maar ze hield haar ogen nog steeds op Edwin Pesh gericht.

Edwin hurkte neer, en zijn ogen waren gelig in het licht van de zaklamp.

Avery voelde dat ze het bewustzijn ging verliezen.

Edwin richtte zich op en stapte naar haar toe. “Ssst,” fluisterde hij.

Niet op deze manier, dacht Avery.

Het kostte haar een grote inspanning, maar steunend met haar pols op de koude vloer richtte ze de loop van haar wapen op Edwins liezen en schoot drie keer. Bang! Bang! Bang!

Haar wapen viel uit haar hand.

Voor zich zag ze Edwins voeten. Hij stond te wankelen op zijn benen. Opeens zakte hij in elkaar.

Daar lag hij, naast haar, ineengezakt, met zijn gezicht op slechts enkele centimeters van het hare. Ze lagen naast elkaar, beiden roerloos, beiden stervend en elkaar aanstarend.

Zijn blik hield de hare vast. In de dromerige waas van een of ander middel dat hij haar had gegeven, leken zijn ogen ongelooflijk groot, als donkere poelen. Een glimlach speelde op zijn lippen.

“Meer,” fluisterde hij. “Méér.”

Iets anders zei hij niet en hij bewoog niet meer. Zijn lippen verstarden in een vreemde glimlach en zijn wijd opengesperde ogen brandden tot in haar ziel.

In gedachten hoorde Avery: meer, méér!

In de hal hoorde ze een mannenstem.

“Avery?”

Ze voelde een hand in haar hals zoeken naar een hartslag. Iemand vloekte en vaag herkende ze een verwrongen stem: “Praat tegen me, Black. Hoor je me? Probeer het nog even vol te houden. Er is hulp onderweg.”

Maar ze voelde zich verzwakken.

Ze hoorde weer zijn stem, dit keer in paniek.

“Verdomme, Black, waag het niet om nu te sterven!”

HOOFDSTUK ZESENDERTIG

Avery werd wakker in een ziekenhuisbed. Ze was behoorlijk in de war en haar keel voelde droog en pijnlijk aan. Haar hele lichaam deed pijn, het was alsof haar bloed was weggevloeid en vervangen was door een sterke, giftige vloeistof. Via een infuus kreeg ze medicatie toegediend en ergens in de kamer hoorde ze een hartmonitor piepen.

De kamer was gevuld met ballonnen en bloemen.

Op een stoel naast haar bed zat Ramirez ineengedoken te slapen. Hij zag er net zo relaxed en tot in de puntjes verzorgd uit als op de eerste dag dat ze elkaar hadden ontmoet. Hij droeg een glanzend blauw pak en zijn stralend witte overhemd liet zijn gebronsde gezicht en golvende, zwarte haren bijzonder goed tot hun recht komen.

Een verpleegster kwam de kamer binnen. “Je bent wakker,” stelde ze verbaasd vast.

Avery probeerde iets te zeggen.

“Probeer nog maar niet te praten,” zei de verpleegster. “Ik haal zo meteen de dokter erbij. Je hebt vast wel honger. Ik zal eens kijken wat ik voor je kan vinden.”

Ramirez werd wakker en geeuwde. “Black,” lachte hij, “welkom terug in het land van de levenden.”

Met pijn in haar keel en een hese stem vroeg Avery: “Hoe?”

“Drie dagen,” zei hij. “Je ligt hier al drie dagen. Ach man, was me dat een toestand. Je ligt in het stedelijk ziekenhuis van Watertown. Gaat het? Wil je nog wat rusten? Of wil je dat ik wat met je praat?”

Avery had zich in haar hele leven nog nooit zo kwetsbaar gevoeld. Ze lag niet alleen in een ziekenhuisbed, maar kon zich amper bewegen en spreken kon ze ook al niet.

Ze knikte en sloot haar ogen. “Praten...”

“Je bent me er wel eentje, Avery Black. Gelukkig was je slim genoeg om mij en het alarmnummer te bellen toen je in het huis zat. Als je dat niet had gedaan, was je er misschien niet meer geweest. Maar dat is voor later. Je hebt hem goed te grazen genomen,” zei hij. Hij lachte. Drie schoten, alle drie raak. Een in zijn lies, een door zijn hart en de laatste in zijn gezicht. Hij is dood. Geen meisjes meer voor hem. Je mag van geluk spreken dat je nog leeft.” Hij floot. “Weet je dat? Hij heeft je volgespoten met heel gevaarlijk spul. Het verlamt gedurende zes uur het lichaam en vreet langzaam alle inwendige organen weg tot je uiteindelijk sterft. De dokters hadden zoiets nog nooit gezien, maar op basis van de stoffen in de injectienaald die hij had gebruikt, hebben ze antistoffen kunnen samenstellen. Toch is je toestand een tijdje heel kritiek geweest.”

Ze wierp een blik op alle bloemen en ballonnen.

“Je hebt heel wat bezoek gekregen,” zei hij. “De hoofdinspecteur was hier, Connelly en zelfs Finley. Het kostte hen helemaal geen moeite, ze kwamen je graag bezoeken. Ze zijn mij allemaal naar het huis gevolgd.”

Ze keek hem aan.

Hij grijnsde. “Jij bent misschien wel gek,” zei hij, “maar ik niet. Na je telefoontje heb ik meteen Connelly opgebeld. Ik had versterking nodig.”

Avery keek hem lang en nieuwsgierig aan. Zijn donkerbruine ogen, die anders zo speels en ondeugend stonden, keken haar nu warm en bezorgd aan, alsof hij nog meer wilde doen voor haar.

“Jij?” vroeg ze.

Hij begon te blozen. “Nou ja,” mompelde hij aarzelend en het leek alsof hij moeite had zijn zin af te maken. “Ik zit hier inderdaad al een tijdje. Ik wilde er gewoon zeker van zijn dat mijn partner er weer bovenop zou komen. Trouwens,” zei hij schouderophalend, “ik moet nog steeds rusten met die wond, nietwaar? Ik dacht: waar kan ik beter rusten dan in een ziekenhuis? En eigenlijk voelde ik me ook wat eenzaam, zo alleen in mijn flat, weet je wel? Hoe dan ook, ik ben ontzettend blij dat je weer wakker bent,” zei hij. Hij had het moeilijk om haar aan te kijken. “Ik ga nu maar. De dokter heeft gezegd dat je veel rust nodig hebt.”

“Nee,” fluisterde ze. Zachtjes stak ze hem haar hand toe.

Ramirez greep haar vingers en hield ze stevig vast.

HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG

Toen het nieuws zich verspreidde dat Avery leefde en aan de beterende hand was, nam ook het aantal bezoekers toe. In de loop van de namiddag kreeg ze bezoek van Finley, samen met hoofdinspecteur O’Malley en Connelly die met gebogen hoofd bij de deur stond te wachten.

“Gestoorde klootzak,” zei O’Malley. “Naast die medische kamer had hij een hele tuin in zijn kelder. Die kerel kweekte elk soort hallucinerende plant die iemand zich maar kan voorstellen. Had ook gegevens liggen van enkele dealers, dus we kunnen meteen ook dat hele handeltje oprollen. Prima werk, Avery.”

“We hebben ook wat meer informatie over de lichamen gevonden,” voegde Connelly eraan toe. “Hij zou de Drievuldigheid uit de Romeinse mythologie aanbeden hebben. Zij waren volgelingen van de godin Venus. Deze drie jonge meisjes aanbaden schoonheid. We denken dat hij ze daarom in de dood zo levensecht afbeeldde. Hij had ook een paar tekeningen in huis liggen.”

Finley was bijzonder geïnteresseerd in de berg geschenken op de vensterbank. “Verdorie,” zei hij, “de burgemeester heeft je bloemen gestuurd? Ik heb nog nooit iets gekregen van de burgemeester. Ik ben er zeker van dat als je mij om versterking had gebeld, de burgemeester mij ook bloemen zou gestuurd hebben. Stomme Ramirez,” zei hij. “Ik was je partner. Ik.”

O’Malley keek Avery bezorgd aan. “We zullen het over je gebrek aan protocol hebben als je er weer helemaal bovenop bent,” zei hij. “Nu moet je vooral rusten en zorgen dat je snel beter wordt.”

* * *

Wat later die avond kwam Randy Johnson om Avery een bezoekje te brengen. De kwieke, kleine medewerkster van de forensische dienst had haar haren in een uitbundig afrokapsel opgestoken. Ze droeg een jurk met rode stippen en had bloemen en een krant bij zich. Avery had net gegeten en voelde zich al uitgeput.

“Hoi, meid!” zei Randy. “Hoorde dat je wakker was.”

Avery probeerde te glimlachen.

“Probeer maar niet te praten. Probeer nu nog maar niet te praten,” zei Randy bezorgd. “Ik weet dat je al een drukke dag hebt gehad. Ik kwam alleen even langs om met mijn eigen ogen te zien dat mijn meid weer springlevend was.” Ze sperde haar ogen wijd open. “En ik breng je wat roddels!” Ze ging naast Avery zitten. “Eerst en vooral denk ik dat Dylan Connelly je wel ziet zitten. En dit is geen grap. Hij kwam een paar keer bij me langs om te zien hoever ik stond met mijn onderzoek en twee keer heeft hij naar jou gevraagd. De eerste keer was het van: “Hoi, heb je Black al bezocht?” Nogal losjes en zo. En vandaag was de tweede keer. Hij vroeg: “Hoe gaat het met Black?” Het was de eerste keer dat hij me aansprak over iets wat niks met een zaak te maken had. Ik meen het echt! Als je wilt, duikt hij meteen met jou tussen de lakens.”

Avery schonk haar een afkeurende blik.

“Ja, je hebt gelijk. Hij is niets voor jou,” zei ze, “Maar Ramirez, dat is echt een droomkerel. Ga maar achter hem aan, meid. Hij heeft je leven gered!” Ze lachte, maar langzaam vervaagde haar lach. “Kunnen we het alsjeblieft over de moordenaar hebben?” voegde ze eraan toe. “Is het nog te vroeg?”

Avery stak haar duim omhoog.

“Zesendertig katten,” zuchtte Randy met ongeloof in haar stem. “Zesendertig! Wie heeft er nu in hemelsnaam zesendertig katten? En drie honden? En weet je wat nog gekker is? Het waren allemaal vrouwtjes. Niet een enkele kater te vinden in het huis. En dan al die foto’s aan de muren in de kelder? Ik weet niet of je je dat nog herinnert, maar hij had een hoop afgrijselijke foto’s van al die katten en die honden en van de meisjes die hij had vermoord. Elke foto toonde een specifieke fase in het proces van opzetten, weet je wel? Alle meisjes. Die zieke idioot had een eigen meidenclubje. Volgens Connelly heeft het iets te maken met de Romeinse mythologie en Aphrodite en al die vrouwen, maar ik denk dat hij gewoon knettergek was.”

Avery probeerde iets te zeggen. Ze schraapte haar keel en concentreerde zich op één woord. “Familie?”

“Of hij familieleden had?” vroeg Randy als bevestiging. “Is dat wat je wilt weten? Zeker. Die kerel die zichzelf door het hoofd heeft geschoten was zijn oom. Ik dacht dat je dat wel wist. Het hele verhaal staat in deze krant,” zei ze. “De oom heeft de moordenaar zo’n jaar geleden aangeworven. De moordenaar ontmoette al deze meisjes op een carrièrebeurs. Hij leerde hen beter kennen toen ze bij hem op kantoor kwamen.” Ze legde de krant op Avery’s borst.

Als titel stond er te lezen: “Universiteitsmoordenaar opgepakt” met ernaast een foto van de plaats delict. De ondertitel luidde: “Agent en ex-advocaat in kritieke toestand.” Eronder stond een artikel over hoe ze de plaats delict had verlaten om in haar eentje de echte moordenaar te gaan vinden.

“Je bent een nationale held!” juichte Randy.

Avery zag zichzelf helemaal niet als een held of iets dergelijks. Ze was nog te versuft om zich lange tijd ergens op te kunnen concentreren en haar lichaam was nog in shock na de verlamming, zodat ze zich moeilijk kon bewegen.

Held. Dat wilde ze helemaal niet zijn. Dat had ze nooit willen zijn. Ze had alleen haar fouten willen goedmaken, deze klootzakken voor altijd achter de tralies willen krijgen.

Ze wilde dingen goedmaken die ze nooit helemaal opgelost kon krijgen.

Haar oogleden werden zwaar en terwijl ze in slaap viel, groeide de vrees dat ze misschien nooit meer zou kunnen lopen.

Yaş sınırı:
16+
Litres'teki yayın tarihi:
10 ekim 2019
Hacim:
251 s. 2 illüstrasyon
ISBN:
9781632919557
İndirme biçimi:
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin PDF
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 4, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin PDF
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin PDF
Ortalama puan 4,3, 3 oylamaya göre
Metin PDF
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 3,4, 10 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 2,5, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 3, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 4,5, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre