Kitabı oku: «Moord met een hoger doel», sayfa 15

Yazı tipi:

HOOFDSTUK DRIEËNDERTIG

Na een kort gesprek met Laura Hunt had Avery het mobiele nummer en het adres van Gentry Villasco. Ze had ook alle namen, adressen en contactgegevens van al zijn medewerkers, voor het geval dat Villasco zelf geen informatie kon of wilde geven.

In totaal had Gentry vier medewerkers, twee vrouwen en twee mannen. De vrouwen woonden in Chelsea en Boston, dus ver de plaats vandaan waar Avery dacht de moordenaar te kunnen vinden. Een van de mannen woonde in South Boston, dus ook buiten het bereik van de vermoedelijke woonplaats van de moordenaar. De laatste medewerker woonde in Watertown: Edwin Pesh. Watertown was een van de plaatsen die Avery op het oog had. Ze omcirkelde zijn naam en sprong in haar auto. Onderweg controleerde Thompson alle gegevens van de medewerkers in de centrale database van de politie. Een van de twee vrouwen had een aantal onbetaalde parkeerboetes op haar naam. De man uit South Boston was een jaar geleden gearresteerd voor openbare dronkenschap en verstoring van de openbare orde. Over de twee anderen was niets te vinden.

Gentry Villasco woonde in een brede straat in Somerville. Zijn huis was vrij klein en smal. Het in Tudorstijl opgetrokken gebouw met twee verdiepingen was witgeschilderd met bruine balken en een bruin dak. Naast de oprit stond een rij bomen. Voor de gesloten garage stond een witte Honda Civic geparkeerd.

Avery en Thompson waren in een hevig discussie verwikkeld.

“Ik bedoel alleen maar dat je toch een beetje moet doen alsof je geïnteresseerd bent.”

“Maar ik bén geïnteresseerd,” zei hij.

“Kijk om je heen,” zei ze. “Als ik met een verdachte aan het praten ben, hou het terrein dan wat in de gaten, glimlach een beetje en doe alsof je aantekeningen maakt. Doe iets, maar sta niet alleen maar naar de lucht te staren.”

“Ik zit al langer bij de politie dan jij.”

“Is dat zo? Nou, dat is moeilijk te geloven. Wanneer was de laatste keer dat je promotie hebt gemaakt?”

Boos klemde Thompson zijn lippen op elkaar en probeerde in de smalle passagiersstoel van de BMW een andere positie aan te nemen.

Toen ze uit de auto stapten en naar de voordeur liepen ging Avery voorop, met de kolossale Thompson achter zich aan, als een bodyguard klaar om elke aanval af te weren.

Ze belde aan.

In de deuropening verscheen een elegante, bescheiden man. Hij deed Avery aan een monnik of aan een andere geestelijke denken. Hij had een door de zon gebruind gezicht met smalle, ietwat glurende ogen. Boven op zijn kruin werd hij al wat kaal en aan de zijkanten had hij kortgeknipt wit haar. Eigenlijk was alles aan hem vrij klein en smal: zijn kin, zijn handen en zijn schouders. Hij droeg een beige broek en hoewel het buiten zo’n dertig graden was had hij over zijn T-shirt een zwarte trui aan.

Hij heeft het juiste postuur, dacht Avery. Een beetje aan de kleine kant, maar als hij een vermomming had gedragen, kon hij evengoed verhoogde schoenen gedragen hebben.

“Hallo,” zei Villasco met de zachtste stem die Avery ooit had gehoord. “Willen jullie binnenkomen?”

Verrast zei Avery: “Weet u dan waarom we hier zijn?”

“Ja,” knikte hij met een triest gezicht, “ik denk dat ik het wel weet.” Hij draaide zich om en ging weer naar binnen.

“Meneer Villasco, waar gaat u heen?” riep Avery. “Meneer Villasco, kunt u eventjes... Hallo, meneer? Ik wil alleen maar iets vragen.”

Avery en Thompson keken elkaar aan.

“Bel versterking,” zei ze en ze trok haar wapen.

Ook Thompson trok zijn wapen. “Ik kom met je mee.”

“Beslist niet,” snauwde ze, terwijl ze naar de oprit wees. “Jij belt nu meteen versterking. Wacht op de anderen. Ik ga liever alleen naar binnen.”

In het huis was het bijzonder koud, maar toch had Avery nergens airconditioners opgemerkt. Ze deed de deur achter zich dicht en ging de woning binnen.

Achter in de grijsblauwe hal was een trap naar de tweede verdieping. Een grijze kat met groene ogen staarde haar vanaf een van de treden aan. Ze liep naar rechts en kwam in een kleine woonkamer terecht. Planten stonden op de vensterbanken en hingen van het plafond naar beneden.

Haar hart bonsde in haar keel.

Ze hield haar wapen laag.

“Meneer Villasco?” riep ze. “Waar bent u?”

“In mijn kantoor,” antwoordde hij.

Langzaam liep ze naar een smalle deur achter in de woonkamer. Bij elke stap controleerde ze of ze niet werd gevolgd. Slechts één keer in haar leven was ze beschoten geweest. Twee kogels hadden haar geraakt: een in haar been en een in haar schouder.

Gentry Villasco zat rechts in de woonkamer aan een lange mahoniehouten werktafel. Op de ene hoek van de tafel stond een groene lamp, op de andere hoek lag een stapel papieren. Hij hield zijn handen in zijn schoot. Aan haar linkerzijde stond onder een raam een smalle groene bank.

“Meneer Villasco,” zei ze, “toon me alstublieft uw handen.”

“Je werkt zo hard,” verzuchtte hij, “je hele leven lang.”

“Meneer Villasco. Ik wil nu echt uw handen zien.”

“Alles voor de familie. Dat weet u wel, toch? Ik deed het alleen voor de familie.”

“Alstublieft... Uw handen.”

“Het leek me het beste.” Hij knikte. “Ik heb mijn leven al geleefd. Waarom zou ik hier nog langer moeten blijven? Twee jaar geleden stierf mijn vrouw aan kanker. Wist u dat? Vreselijke ziekte.”

Avery kwam dichter bij de tafel. “Uw handen!”

“Die meisjes,” zei hij. “Ik wist het, ik wist het. Een vreselijke tragedie. Echt waar. Maar wie zijn wij om te oordelen? Iedereen heeft recht op een bestaan.”

Opeens pakte hij een wapen van zijn schoot en plaatste het onder zijn kin. Het wapen was op zijn minst vijftig jaar oud, een revolver: zilver met een witte handgreep, iets wat men op een rommelmarkt zou kunnen vinden of in een antiekwinkel.

Avery stak haar hand op. “Niet doen!” schreeuwde ze.

Villasco vuurde.

HOOFDSTUK VIERENDERTIG

“Néé!”

Het schot echode door de kamer. Door de knal werd zijn hoofd naar achteren gerukt en het bloed spoot uit zijn achterhoofd op de muur achter hem.

“Shit,” fluisterde Avery.

Met zijn wapen in de aanslag rende Thompson het huis in. “Wat is er gebeurd?” schreeuwde hij. “Verdomme!”

Avery draaide zich om. “Heb je versterking gevraagd?”

“Iedereen is onderweg.”

Als verdoofd stond Avery naar de dode man voor haar neus te staren. Enkele minuten geleden leefde hij nog, dacht ze en haar hart brak in duizend stukken.

* * *

Plastic handschoenen en zakjes werden uit de auto gehaald. Thompson pakte er een paar en kreeg de opdracht het terrein te onderzoeken. Avery nam de begane grond voor haar rekening.

In de woonkamer lagen grijze tapijten en de muren waren grijswit geschilderd. Behalve de woonkamer en Villasco’s kantoor bevond zich tegenover de trap een keuken. De kasten waren gemaakt van donker hout, het aanrecht was blauw en de vloer bestond uit witte tegels. Een kleine deur leidde naar een tuin met een houten omheining. Langs het hek stonden verschillende soorten bloemen in bloei. Op het kleine terras stonden wat tuinmeubelen.

In het huis ontdekte Avery een deur die naar een kelder leidde. Ze liep langs de krakende treden omlaag en kwam terecht in een doodgewone kelder: een cementvloer, houten planken aan de muren en verschillende voorraadkasten. Ze opende een plastic opbergbox en vond een heleboel winterkleding.

Op de begane grond botste ze op Thompson.

“Buiten is niets te vinden,” zei hij. “De garage staat vol met metalen blikken en tuingereedschap.”

Samen liepen ze de trap op naar de eerste verdieping.

Avery ging voorop, haar wapen omlaag gericht. De kat die ze eerder had gezien snelde de bovenste treden op en verdween. Met twee vingers wees ze naar haar ogen en daarna naar links. Thompson knikte, en ging boven aan de trap linksaf. Avery ging de kamer binnen waarin de kat zojuist verdwenen was. De kleine logeerkamer was grijsachtig groen geschilderd. Op de houten vloer stonden drie kattenbakken. Twee katten lagen op het bed: de dikke grijze kat die ze eerder al had gezien en een wit klein katje. De enige kast in de kamer was gevuld met vrouwenkleding en de geur van mottenballen kwam haar tegemoet.

Langs de balustrade liep ze in de richting die Thompson had genomen. In de grootste slaapkamer aan haar rechterkant stond een tweepersoonsbed. Aan de muren hingen spiegels. Het tapijt was wit. Ze opende de spiegeldeuren van een kleerkast en vond kleding en schoenen.

“Hé, Black,” hoorde ze, “kom eens hier.”

De laatste ruimte was meer een soort kast, met een trap die naar de zolder leidde. De ruimte was te klein voor Thompson om naar binnen te kunnen. Hij zat boven aan de trap en haalde van de zolder een voorwerp tevoorschijn. “Er staan er nog meer,” zei hij.

Avery nam het harige standbeeldje vast.

Het was een kat, een zwarte opgezette kat die op een houten plankje was vastgemaakt. Op het plankje stond geen opschrift.

“Is er ook een gestreepte kat?” vroeg ze.

“Hoe weet je dat?”

Thompson gaf haar een tweede opgezette kat. Deze was veel kleiner, een rode kat met zwarte strepen en donkere ogen. Ze gaf het hem terug.

“Stop enkele haren in een zakje,” zei ze.

“Alleen van deze?”

“Ja. De forensische dienst heeft op de eerste twee lichamen haren gevonden van een gestreepte kat.”

In de verte hoorden ze de politiesirenes al. Toen ze het geluid dichterbij hoorden komen, gingen ze weer naar beneden en liepen het gazon op.

Avery had zich opgelucht moeten voelen. Maar in plaats van opgelucht voelde ze zich leeg en onvoldaan. De puzzelstukjes spookten door haar hoofd, er klopte iets niet: de routes die de moordenaar had gevolgd gingen allemaal de noordelijke en de westelijke richting uit van Boston. Hij woont ten noordwesten van Boston, dacht ze. Dit klopt wel. Maar het verklaarde nog altijd niet waarom het blauwe minibusje verder in westelijke richting was gereden vanuit Cambridge. Een tweede huis, dacht ze. Hij moet ergens een tweede huis hebben. Daar verstopt hij het minibusje. De rest leek allemaal te kloppen. Hij kweekte planten. Er waren katten in huis.

Als de haren van de gestreepte kat overeenkwamen met de haren die Randy op de lichamen had gevonden, en als sommige van zijn planten verdovende eigenschappen hadden, dacht Avery, dan was de zaak opgelost.

Thompson kwam achter haar staan.

Ze keek over haar schouder. “Ga eens kijken wat je kunt vinden in zijn kantoor,” zei ze. “Zorg er wel voor dat je het lichaam niet aanraakt. We zijn op zoek naar een tweede huis. En we moeten het blauwe minibusje vinden. Ga op zoek naar rekeningen waaruit kan blijken kan hij ergens huur betaalt of een hypotheek heeft, verzekeringspapieren van een auto, dat soort dingen.”

“Begrepen.”

Villasco’s laatste woorden spookten door haar hoofd.

Ik deed het alleen voor de familie.

Wie zijn wij om te oordelen?

Iedereen heeft recht op een bestaan.

* * *

Avery keek toe terwijl de politiewagens van Somerville en Boston met loeiende sirenes de straat in kwamen rijden en parkeerden waar ze maar konden, en hoe de agenten met getrokken wapens uit de wagens stapten.

Connelly was een van hen.

De ergernis die hij normaal in zijn blik had als hij Avery aankeek was verdwenen, net als het wantrouwen en de onzekerheid. Hij keek haar nu vol bewondering aan en had moeite te geloven dat een vrouw, eens een bekende topadvocaat, die agent was geworden, erin geslaagd was een zaak op te lossen en de rest van de eenheid er als een stelletje slappelingen liet uitzien.

“Wat hebben we tot nu toe?” zei hij.

De politie van Somerville omsingelde het huis en stoof naar binnen.

Avery beleefde het hele gebeuren als in een vage droom. Ze had geen oog voor Connelly of de anderen. In gedachten zat ze mijlenver weg. De puzzel was nog niet opgelost, maar ze had daar geen echte bewijzen voor, alleen haar intuïtie en Gentry Villasco’s laatste woorden. Ik deed het alleen voor de familie. Wie zijn wij om te oordelen? Iedereen heeft recht op een bestaan.

Had Gentry echt al deze meisjes ontvoerd? vroeg Avery zich af. Hij leek zo zacht, ongelukkig bijna, alsof hij ergens mee zat waar hij geen controle over had.

“Avery, gaat het wel goed? Praat met me,” drong Connelly aan.

“Hij is binnen,” zei ze, “Gentry Villasco. Dood. Heeft zichzelf door het hoofd geschoten. Hij zei dat hij het voor zijn familie had gedaan. Thompson zoekt naar papieren die naar een ander huis of het blauwe minibusje kunnen verwijzen.”

“Is hij de man die we zoeken? Avery?”

Iedereen heeft recht op een bestaan.

“Ik moet een telefoontje plegen,” zei ze.

Avery ging een eindje verderop staan en toetste het nummer van Tim McGonagle in. Voicemail. Ze sprak een bericht in.

“Meneer McGonagle,” zei ze, “met Avery Black. Ik zou willen weten of Gentry Villasco familie heeft die ook bij Devante werkt, een neef of zo bijvoorbeeld. Het is heel belangrijk. Bel me alstublieft zo snel mogelijk terug.”

Ze bekeek nog een keer de lijst met medewerkers die voor Villasco werkten. De naam Edwin Pesh was omcirkeld.

Je kunt een plaats delict niet zomaar verlaten, dacht ze. Dit is jóúw plaats delict. Connelly zou het je nooit vergeven. O’Malley zou het je nooit vergeven. Je moet hier alles opvolgen. Verklaringen afnemen en het huis grondiger doorzoeken.

Geduld was nooit haar sterkste punt geweest. Hoewel haar uiterlijke kalmte en sarcastische aard al die jaren heel wat mensen het idee had gegeven dat ze alles onder controle had, was ze innerlijk als een trein die maar door raasde.

Als Villasco je moordenaar is, dan is hij nu dood, dacht ze. Meer kun je niet doen. Het huis wordt helemaal uitgekamd.

Je kunt niet zomaar weggaan, schreeuwde ze in gedachten.

Avery ging terug naar het huis. Thompson en Connelly waren nergens te bespeuren. Alleen de agenten van de politie van Somerville stonden met elkaar te praten. Kinderen en ouders uit de huizen in de buurt kwamen kijken wat er aan de hand was.

Nú, dacht ze, terwijl ze naar haar auto liep.

Niemand hield haar tegen.

Het adres in Watertown van Edwin Pesh lag op zo’n dertig minuten rijden van het huis van Villasco in Somerville. Het is helemaal niet zo ver, dacht ze. Als je niets verdachts ziet, kun je meteen weer rechtsomkeer maken. Zeg gewoon dat je een koffie ging halen of dat je misselijk was geworden.

Avery nam haar tijd. Ze stopte voor elk rood verkeerslicht en hield zich aan alle maximumsnelheden. Ik hoef me helemaal niet te haasten, dacht ze.

Halverwege de rit dacht ze opeens aan Rose, hoe ze overstuur was geweest tijdens hun lunch en hoe slecht ze zich misschien het hele weekend had gevoeld.

Je moet het goed maken met haar, dacht ze bij zichzelf. Wat er ook gebeurt, ze is nog steeds je dochter en ze is niet langer die kleine huilende, poepende en plassende baby. Ze is een vrouw nu, een volwassen persoon en ze heeft een moeder nodig.

Ze toetste haar nummer in.

De voicemail beantwoordde haar oproep.

“Oké, ik ben dom geweest,” sprak Avery in. “Rose, je moeder hier. Eigenlijk verdien ik het niet om mezelf zo te noemen, hè? Ik weet dat ik er niet altijd voor je was. Ik ben er waarschijnlijk zelfs nooit voor je geweest, niet op de manier die jij wilde. Ik ben een vreselijke moeder geweest. Dat is waar, ik weet het. Maar ik was jong en onvolwassen, en een kind grootbrengen is een hele klus. Dat is geen excuus,” verbeterde ze zichzelf meteen. “Ik neem alle schuld op me. Jack was fantastisch, hij deed echt zijn best, vooral met jou. Geef me nog een kans, Rose. Ik vind het vreselijk wat er met ons is gebeurd. Alsjeblieft. Nog een laatste kans. Ik beloof dat ik alles zal goedmaken. Ik begrijp het maar al te goed als je me niet meer aanvaardt als moeder, maar laat het me tenminste toch proberen.”

De voicemail maakte een einde aan haar gesprek.

“Verdorie,” fluisterde Avery.

Net toen ze besliste terug te bellen, reed ze Watertown binnen. Ze was helemaal niet zo goed vertrouwd met Watertown als met Cambridge of Boston. Toen ze moest stoppen voor een rood verkeerslicht, toetste ze het adres van Edwin Pesh in en zag ze op haar schermpje een rode stip verschijnen.

Op vijf minuten hiervandaan.

Twee.

Het huis van Edwin Pesh was behoorlijk vervallen. De grijze verf van de houten wanden was afgebladderd. Een van de blauwe luiken hing maar half aan de muur en het dak lag vol bladeren en afgeknapte takken. In tegenstelling tot de andere huizen in de buurt was het hele huis omgeven door bomen en struiken en in een donkere schaduw gehuld. Het gras was in geen maanden gemaaid en alle bloemen en planten stonden er triest bij of waren dood.

Op de oprit stond een blauw minibusje.

Dit is het, dacht ze. Dit is zijn huis.

Alles kwam terug: haar gesprekken met Randall, de routes vanuit Lederman Park en Cambridge, de ontvoering van Cindy Jenkins en de beelden van de moordenaar die een buiging maakte in de camera’s en in zijn busje stapte om weg te rijden.

Traag reed ze langs het huis. Ze reed het volgende kruispunt op en draaide de straat weer in. In haar achterzak had ze een extra wapen en aan haar riem hing een sterke, draagbare zaklamp. Naast haar lag haar portofoon.

Ga niet alleen naar binnen, dacht ze. Roep versterking op.

Stel dat hij nog een ander slachtoffer bij zich had? Je kunt een verrassingsaanval uitvoeren. Zet niet meteen de hele boel op stelten. Ga alleen het huis binnen. Stil. Snel.

Je hebt hulp nodig! zei ze bij zichzelf.

Even dacht ze eraan Connelly of Thompson op te bellen, of zelfs Finley. Nee, dacht ze, hen niet. Waarom niet? vroeg ze zich af. Je vertrouwt Connelly en Thompson niet en Finley is al helemaal geen optie.

Opeens dacht ze aan het ogenblik waarop ze was afgestudeerd, een van de sprekers, een vrouwelijke agent, had toen gezegd: “Iedereen heeft hulp nodig. Als politieagent sta je er nooit alleen voor. Je maakt deel uit van een team. Reken dan ook op hen.”

Jarenlang had ze er alleen voor gestaan. Nadat haar wereld was ingestort had ze niet kunnen rekenen op vrienden. Tijdens haar eerste jaren bij het korps was bijna iedereen een vijand geweest. Vreemd genoeg had Ramirez haar gesteund. Vanaf de eerste dag was hij eerlijk geweest en had hij in haar geloofd, een echte partner in elke betekenis van het woord. Hij is gewond, dacht ze. Nog altijd buiten dienst. Maar toch.

Ze toetste zijn nummer in.

Al bij de eerste beltoon antwoordde hij. “Waar ben je, Black?” vroeg hij. “Heb gehoord dat O’Malley je van de zaak heeft gehaald. Wat is er in hemelsnaam gebeurd?”

“Waar ben je?” vroeg ze.

“Ik ben thuis. Het ziekenhuis heeft me laten gaan. Ik mag nog een tijdje geen zwaar werk doen, maar ik verveel me te pletter. Zeg me alsjeblieft dat ik je met iets kan helpen.”

“Ik heb de moordenaar gevonden,” zei ze. “Zijn naam is Edwin Pesh. Hij woont in Watertown. Op dit ogenblik sta ik voor zijn huis.”

“Wauw!”

“Hoe vlug kan je hier zijn?”

“Heb je iemand laten weten waar je bent?”

“Jij weet het toch,” zei ze.

“Oké,” mompelde hij, terwijl hij nadacht. “Oké.”

“Noteer dit adres,” zei ze, terwijl ze hem alle details doorgaf.

“Ik ben er over twintig minuten,” antwoordde hij, “misschien zelfs eerder als ik geluk heb met de verkeerslichten. Ga het huis niet binnen zonder mij, begrepen?”

Ze hing op.

Avery stapte uit haar auto en liep als een zondagse wandelaar de straat in.

Haar hart ging flink tekeer.

Eenmaal bij het huis bukte ze zich en liep de oprit op.

Ze hield een hand op de achterklep van het minibusje en keek naar de zijkant van het huis. Er brandde geen licht. Door de ramen op de beneden- en bovenverdieping kon ze een klein beetje van het interieur zien. De kelderramen waren zwart geschilderd.

Haar vingers gleden over de nummerplaat en meteen voelde ze aan de randen een plakkerige substantie. Een valse nummerplaat, dacht ze. Familie. Villasco had dat gezegd. Het donkere huis doemde voor haar op. Achter een van de ramen zat een grijze kat.

Mogelijk verband.

Avery trok haar wapen.

Yaş sınırı:
16+
Litres'teki yayın tarihi:
10 ekim 2019
Hacim:
251 s. 2 illüstrasyon
ISBN:
9781632919557
İndirme biçimi:
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin PDF
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 4,7, 3 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 3,4, 10 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 5, 1 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 2,5, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 3, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 4,5, 2 oylamaya göre
Metin
Ortalama puan 0, 0 oylamaya göre